De Europese Unie krijgt het zwaar te verduren en haar toekomst lijkt hoogst onzeker. Daarom worden er in een select groepje landen steeds meer plannen gemaakt om naar een kern-Europa over te stappen waarbij een beperkt aantal lidstaten zouden doorgaan met de Europese integratie.

Op 18 en 19 februari vindt er een Europese top plaats in Brussel. Als alles volgens plan verloopt, zal een uitgelezen groepje van staats- en regeringsleiders elkaar vooraf ontmoeten. Zij worden in de Duitse pers omschreven als de coalitie van de welwillenden die bereid zijn vluchtelingen uit Turkije op te nemen. In december was er al zo’n minitop in Brussel. Toen spraken onder meer de Duitse bondskanselier Angela Merkel met de premiers uit de Benelux en een vertegenwoordiger van Frankrijk.

Dit groepje staatsleiders wil meer dan alleen een oplossing zoeken voor het vluchtelingenprobleem. Ze denken na over een kern-Europa, een verzameling van een beperkt aantal EU-lidstaten die nauwer samen zullen werken. Daarover wordt voorlopig vooral in Duitsland, Oostenrijk en Nederland nagedacht, maar andere landen lijken binnenkort op de wagen te zullen springen.

De Europese Unie zit in het slop. Ze worstelt niet alleen met de vluchtelingencrisis, ook de penibele financiële situatie in Griekenland borrelt opnieuw op. Daarnaast kunnen de Britten dit jaar met een referendum beslissen of ze in de EU willen blijven en er is de groeiende desinteresse en zelfs anti-EU houding bij de Europese bevolking. Steeds vaker wordt de vraag gesteld of een EU met 28 lidstaten wel een toekomst heeft. Zou een kleinere groep niet efficiënter en daadkrachtiger kunnen optreden? Moeten we al die lidstaten die niet echt in Europa geloven als een blok aan het been meeslepen?

Die vragen worden niet voor het eerst gesteld, al heeft dat in het verleden tot niets geleid. In 1974 schreef de toenmalige Belgische premier Leo Tindemans dat een Europa met twee snelheden mogelijk was, waarbij het kern-Europa een voortrekkersrol zou spelen. Het verschil met toen is dat wanneer een kern-Europa nu ter sprake komt de inzet niet is wie er een voortrekkersrol kan spelen, maar de vraag of de EU kan blijven bestaan.

Maar wie moet er deel uitmaken van het kern-Europa? In 1994 kwamen de Duitse christendemocraten Karl Lamers en Wolfgang Schäuble met een nota over het Europa met twee snelheden. De Europese Unie heette toen nog de Europese Gemeenschap en telde 12 lidstaten. Lamers en Schäuble concludeerden dat niet alle landen hetzelfde wilden en er bovendien een ander tempo op na hielden. Ze stelden een ‘kern-Europa’ voor, een reeks landen die de Europese integratie verregaand wilden verdiepen. Volgens hen moesten daar vijf landen deel van uitmaken: Frankrijk, Duitsland, Nederland, België en Luxemburg. Van het plan kwam niets terecht: de Fransen waren wantrouwig, de Italianen beledigd omdat ze er niet bij hoorden.

Daarna is er altijd discussie geweest of Europa één beleid kon voeren, aangezien de sociale, economische en financiële ontwikkelingen in de lidstaten erg van elkaar verschillen. Velen, zoals de Nederlandse voormalige eurocommissaris Frits Bolkestein, hebben voorgesteld de euro te splitsen in een zeuro en een neuro. In het economisch zwakkere Zuid-Europa zou met de zeuro worden betaald, die op de wisselmarkten onafhankelijk zou zijn van de neuro, de munt van de beter presterende Noord-Europese landen. Waar de grens zou lopen werd nooit duidelijk, maar ze zou wel eens dwars door ons land kunnen snijden. Wallonië zou wel eens meer voordeel kunnen hebben aan een zeuro en Vlaanderen aan een neuro, maar ook van dat plan kwam niets terecht.

Mini-Schengen

Het debat werd opnieuw actueel met de vluchtelingencrisis, volgens veel politici de grootste uitdaging in de geschiedenis van de EU. Lidstaten als Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije zijn immers niet bereid hun deel van de vluchtelingen op te vangen. Bovendien zijn de buitengrenzen van de Schengenzone lek en stromen de vluchtelingen de EU binnen. Daarom is een mini-Schengenzone vooral in Duitsland en Nederland een valabele mogelijkheid geworden: daarbij zullen een kleiner aantal landen de grenzen openhouden en de buitengrenzen streng bewaken. Bij ons was professor Herman Matthijs (UGent en VUB) een van de eersten die na de aanslagen in Parijs in een opiniestuk op Knack.be schreef dat er ‘moet worden nagedacht over een nieuwe mini-Schengen met bijvoorbeeld de Benelux-landen, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en Portugal’.

De eerste politicus met naam en faam die voor een mini-Schengen pleitte, was Jeroen Dijsselbloem. Hij is niet alleen de Nederlandse minister van financiën, maar ook voorzitter van de Eurogroep, waar de lidstaten van de eurozone hun fiscaal en economisch beleid coördineren. Zijn kern-Europa bestaat uit Zweden, Duitsland, Oostenrijk, België en Nederland. ‘We zitten in dezelfde situatie en proberen zo nauw mogelijk samen te werken’, aldus Dijsselbloem. Zijn uitspraken kregen in ons land nauwelijks weerklank, maar alle diplomatieke diensten van de lidstaten schakelden een versnelling hoger.

Een nieuw Europa

Vorige week was er plots overleg tussen de zes stichtende leden van de Europese Unie over de uitdagingen waar de EU voor staat. De samenkomst vond plaats in Rome waar in 1957 het verdrag voor de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap werd ondertekend. Naast de Italiaanse delegatie waren ook de ministers van Buitenlandse Zaken van België, Luxemburg, Nederland, Duitsland en Frankrijk aanwezig. En de komende dagen treffen een aantal landen elkaar op de Oostenrijkse ambassade in Brussel.

Meer dan ooit wordt het idee van een kern-Europa ernstig overwogen. Dat werd onderstreept door enkele uitspraken van Europees Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker. Eind vorig jaar verklaarde hij op de Duitse televisiezender ARD dat het met 28 regeringen en 70 regeringspartijen steeds moeilijker wordt om de eenheid in Europa te bewaren. ‘Soms denk ik dat we ons moeten buigen over een nieuwe architectuur van Europa’, zei Juncker. ‘Ik gebruik niet zo graag het woord kern-Europa, maar de lidstaten moeten (in de nieuwe architectuur) over veel, zo niet alles gezamenlijk beslissen en dat uitvoeren. En wie dat te veel vindt, moet zich maar terugtrekken.’

Hoe dat kern-Europa moet gevormd worden en hoe het zich zal verhouden tot de andere EU-lidstaten is nog onduidelijk. Maar er circuleren al lijstjes met kandidaten voor het nieuwe kern-Europa. Daarop is geen plaats voor de ex-Oostbloklanden en de Baltische staten. Groot-Brittannië, Ierland en Griekenland lijken eveneens de boot te missen. Italië, Spanje en Portugal zijn twijfelachtig, Finland, Denemarken en Zweden kunnen er bijkomen. Oostenrijk zal er wel bij zijn, daar staat Duitsland op. Frankrijk kan men moeilijk links laten liggen en Luxemburg mag er ook bij. Wie altijd genoemd wordt, zijn Duitsland, Nederland en België. Zelfs als het kern-Europa er komt, zijn de onduidelijkheden dus groot; hoeveel en welke landen uiteindelijk deel zullen uitmaken van zo’n kleiner en fijner Europa zal in de toekomst moeten blijken.

DOOR EWALD PIRONET

De euro kan opgesplitst worden in een munt voor sterke en zwakke economieën. Die grens kan wel eens tussen Vlaanderen en Wallonië lopen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content