Mark Martens, de Belg die opduikt in de ‘Monsanto Papers’

Protestactie tegen Monsanto aan het Berlaymontgebouw in Brussel © Reuters
Cédric Vallet
Cédric Vallet Journalist voor Le Vif

Naar aanleiding van processen in de Verenigde Staten werd het Amerikaanse bedrijf Monsanto verplicht om honderdduizenden documenten te publiceren. De naam van de Belg Mark Martens komt er regelmatig in terug. Hij vocht op alle fronten om de mensen te overtuigen van de onschadelijkheid van Roundup, de zeer omstreden onkruidverdelger van Monsanto.

Mark Martens is vermoeid. In een Leuvense brasserie vertelt hij ‘gechoqueerd’ te zijn en verzet hij zich tegen ‘die slechte opvoeringen van de waarheid. Men beweert dat ik wetenschappelijke gegevens manipuleerde voor Monsanto, wat niet waar is.’ De man is bijna 70 en dacht rustig zijn carrière af te sluiten als zelfstandige consultant in Vlaams-Brabant. Dat was buiten de ‘Monsanto Papers’ gerekend die hem een jaar geleden in de schijnwerpers zetten van een proces dat internationaal weerklank vond in de media.

De ‘Monsanto Papers’ zijn duizenden interne documenten van het Amerikaans bedrijf – bekend voor de verkoop van Roundup – die openbaar gemaakt zijn in het kader van procedures, aangespannen in onder andere Californië door honderden landbouwers of hun gezinnen. Die laatsten leggen een verband tussen Roundup en hun kanker. Bovenal zoeken ze een antwoord op de vraag of Monsanto wetenschappelijke gegevens manipuleerde om de schadelijkheid van zijn onkruidverdelger te verbergen.

Het is in die documenten – e-mails, interne nota’s, wetenschappelijke studies – dat de naam Mark Martens verschillende keren opduikt. De Belgische toxicoloog werd in 1989 aangeworven bij Monsanto. In 1994 wordt hij er directeur, voor Europa en Afrika, van de afdeling toxicologie. Een van zijn missies in Europa is de wetenschappelijke argumenten ten gunste van Roundup en glyfosaat te versterken. Een succesvolle missie: in 2002 staat de Europese Unie het gebruik van glyfosaat toe. In november 2017 verlengt de EU de toelating met vijf jaar.

De kwaliteiten van Mark Martens zijn erkend binnen het bedrijf. In 2002 krijgt hij de eretitel ‘fellow’. Hij gaat er prat op de eerste wetenschapper van Monsanto te zijn die dat statuut krijgt. Een intern document van het bedrijf onthuld door de ‘Monsanto Papers’ zet de realisaties van de Belg in de verf. Zijn rol bij de regelgevende autoriteiten wordt erin geprezen: hij ‘ontwikkelde een sterke wetenschappelijke basis om de sleutelregelgevende goedkeuringen te behouden’, ‘zijn prestaties beschermden de Roundupbusiness tegen schadelijke effecten’.

Omwille van zijn invloedrijke rol werd Mark Martens naar de Verenigde Staten ontboden om er onder ede te getuigen in het kader van de processen tegen Monsanto, die nog altijd lopende zijn.

Mark Martens deed bijna Roundup kapseizen

De fellow-titel was een mooie bekroning. En die is niet evident, vooral als je het over genotoxiciteit hebt (beschadiging van het genoom dat kankers kan veroorzaken). Het argument dat glyfosaat niet genotoxisch is – het argument dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) in 2015 en 2017 overtuigde – werd in het begin van de jaren 2000 opgebouwd met de hulp van Mark Martens. In de jaren 1990 neigden vier universitaire studies ernaar te bewijzen dat glyfosaat toxisch is.’ Mark Martens had als missie een externe en gerenommeerde wetenschappelijke expert te vinden om hen in diskrediet te brengen’, verklaart Kathryn Forgie, één van de advocaten van de aanklagers.

De Belg wendt zich tot het Verenigd Koninkrijk en contacteert James Parry, specialist in genotoxiciteit aan de universiteit van Swansea. Die analyseert de vier studies en geeft een verslag aan Monsanto. Hij betwist ze niet, en beveelt integendeel meer proeven aan: ‘De gegevens van de vier studies bieden elementen die neigen te bewijzen dat glyfosaat in staat is genotoxiciteit te produceren, zowel in vitro als in vivo, door een mechanisme van productie van oxidatieve stress.’ Een mechanisme dat sommige ‘groepen van de menselijke bevolking’ kan treffen.

Verbijstering bij Monsanto. Stephen Wratten, één van de verantwoordelijken in de Verenigde Staten, vraagt zich af in een e-mail of James Parry ‘al gewerkt heeft met de industrie voor dit soort projecten’. Op 10 september 1999 wijst William Heysens, hoofd toxicologie en risico-evaluatie, in een collectieve brief op de essentie van het werk. ‘Iemand zoeken die bekend is met het genotoxisch profiel van glyfosaat of Roundup en in staat is wetenschappers en personen belast met de regelgeving te beïnvloeden […]. Op dit ogenblik is Parry niet die persoon. Het zou veel tijd en $$$ vergen om hem dat te laten worden. We moeten iemand anders zoeken want we hebben op dat vlak (genotoxiciteit, nvdr.) niet veel vooruitgang geboekt waardoor we vandaag zeer kwetsbaar zijn.’

Een andere toxicologe van Monsanto in de Verenigde Staten, Donna Farmer, nam Martens lang zijn keuze voor dokter Parry kwalijk.

Martens en Monsanto beweren dat de effecten van oxidatieve stress vastgesteld tijdens verschillende proeven niet rechtstreeks veroorzaakt zijn door glyfosaat maar dat het om onrechtstreekse effecten gaat van omstandigheden eigen aan elke ervaring (te sterke dosissen van glyfosaatzuur of toevoegsels, injectie van glyfosaat of Roundup via de buik wat niet overeenkomt met de reële omstandigheden van inname, enz.). In februari 2001 ontmoeten Mark Martens en Richard Garnett, een ander kaderlid van Monsanto, James Parry in zijn kantoor om hem die versie te ‘verkopen’. Volgens de woorden van de Belg, in een e-mail aan de topmannen van Monsanto, startte de discussie in een ‘gespannen sfeer’ en was er tijd nodig om ‘de situatie te keren’, maar Parry is er voortaan van overtuigd dat ‘glyfosaat niet genotoxisch is’. ‘Ik stuurde hem alle door Monsanto uitgevoerde studies over mutagenese die dat bewijzen’, vertelt Martens. Een versie die nooit bevestigd werd door Parry, die overleed zonder een rapport over het onderwerp na te laten.

In maart 2015 meenden de experten van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (een orgaan van de VN) dat de bewijselementen van genotoxiciteit van glyfosaat ‘sterk’ waren.

Mark Martens, de Belg die opduikt in de 'Monsanto Papers'
© REUTERS

Penetratie in de huid van glyfosaat : de leugen van Monsanto?

In welke mate dringt glyfosaat door in de menselijke huid? Bij het advocatenkantoor Baum Hedlund, dat slachtoffers verdedigt in de collectieve rechtszaak, vat men de situatie als volgt samen: ‘Monsanto beweerde voortdurend dat glyfosaat een veilig product is want het wordt slechts in kleine hoeveelheden opgenomen door de huid en snel na inname verwijderd. Dat verkoopspraatje ontkent de veelbetekende rol van surfactant in de Roundup.’ Surfactanten zijn toevoegsels die het glyfosaat helpen binnendringen in de planten en de naam hebben toxischer te zijn dan glyfosaat. Mark Martens geeft toe: ‘Wanneer Roundup gevolgen heeft voor de menselijke gezondheid zijn die te wijten aan de aanwezigheid van surfactanten. Bij hoge concentratie kan surfactant de ogen irriteren.’

Toch werd gesteld dat het binnendringen van de huid door het glyfosaat vergemakkelijkt wordt door surfactanten. Donna Farmer verklaarde recent aan het Amerikaans gerecht dat ze niet ‘in bezit was van de gegevens’ die toelaten dat te verzekeren. De interne documenten van het bedrijf onthullen nochtans dat zowel de toxicologe als een deel van de kaderleden op de hoogte waren. Zo was er bijvoorbeeld Richard Garnett, die in een e-mail van 2009 toegaf dat de ‘absorptie, distributie, […] en uitscheiding altijd de zwakheid van onze verkoopstaal zijn geweest’. Blootstelling aan de huid is zelfs het ‘grootste risico van blootstelling’ voor de gebruikers, schreef hij een jaar eerder. Een van de personen die daar Monsanto mee van bewust maken is niemand minder dan Mark Martens. In een kladversie van een vertrouwensnota staat dat de interacties die verwacht kunnen worden tussen de huid en het glyfosaat van ‘zwakke intensiteit’ zijn. ‘Surfactanten zijn in staat om de absorptie van glyfosaat in de huid te intensifiëren’, specificeert hij vervolgens.

Die nota is de spil van het proces tegen Monsanto. ‘Want ze bevestigt dat de surfactanten in Roundup ertoe bijdragen dat het menselijk lichaam grotere dosissen absorbeert van een chemisch kankerverwekkend product’, benadrukt men bij Baum Hedlund. Mark Martens antwoordt dat ‘het enkel om een klad ging, een tekst die nog besproken werd’. De verklaring van Donna Farmer komt op hetzelfde neer: ‘Dat document haalt allerlei theorieën door elkaar. Het ging enkel om een voorstel, niet om eindresultaten.’ Overigens ‘heb ik dat document niet geschreven. Mijn naam staat er niet in.’

Wanneer Roundup in normale omstandigheden gebruikt wordt, is het een onschadelijk product. Ik heb er nooit aan getwijfeld.

Mark Martens

Voor de advocaten van de aanklagers bevestigt het document van Mark Martens ‘gecombineerd met nog andere zuiver vertrouwelijke gegevens dat Monsanto ofwel bewust in ontkenning leefde, ofwel gewoonweg loog over het gevaar van Roundup’. Andere informatie uit de ‘Monsanto Papers’ geeft rugwind aan die bewering. In 2001 bestelt het door Mark Martens geleid Europees bureau van Monsanto een studie bij TNO, een in Nederland gebaseerd wetenschappelijk instituut, over de huidpenetratie van glyfosaat, met of zonder surfactanten. De proeven worden op ratten uitgevoerd. Monsanto is misnoegd door de eerste resultaten. Sommige door TNO geproduceerde gegevens strekken ertoe te bewijzen dat glyfosaat, wanneer er surfactanten aan toegevoegd zijn, ‘ tot tien keer meer door de huid geabsorbeerd wordt dan zonder’, merkt Baum Hedlund op.

William Heyden panikeert. In een e-mail van 2 april waarschuwt hij dat die studie ‘het potentieel heeft de evaluaties van het risico van Roundup uit elkaar te doen spatten (met een hogere huidpenetratie dan ooit)’. Tegenover de reacties van Monsanto, die de methodologie en de integriteit van de studie aan de kaak stelt, stelt TNO voor om de testen opnieuw te doen. Maar dat zal niet gebeuren. De studie wordt nochtans in juni 2002 aan de opdrachtgever teruggeven, maar niet doorgestuurd naar de autoriteiten. Mark Martens is het niet vergeten: ‘Het ging om een experimentele studie. We gebruikten kunstmatige formuleringen die niet op de markt bestonden. De test was mislukt. Er waren afwijkingen in het radioactief evenwicht, onaanvaardbare variaties.

Johan van Burgsteden was de technicus belast met de studie voor TNO. De man spreekt zich ‘enkel uit omdat die documenten voortaan openbaar toegankelijk zijn’. Hij is naar eigen zeggen ‘verbaasd dat die studie niet aan de autoriteiten overhandigd werd. De studie werd uitgevoerd met respect voor de GLP-normen (Good Laboratory Practice van de OESO). Dat impliceert een externe verificatie door een kwaliteitscontrole. De resultaten waren vrij mager en werden misschien niet in die hoedanigheid aanvaard door de autoriteiten maar je kan daarom nog niet over een ‘mislukte’ test spreken. In dat soort gevallen zijn het de experten van de autoriteiten die de resultaten interpreteren voor hun risico-evaluaties, en niet Monsanto of het laboratorium. Want zelfs met abnormale variaties zijn de waarden van huidabsorptie interessant.’

In 2004 verliet Mark Martens Monsanto voor de farmaceutische industrie. Daarna is hij als zelfstandig consultant begonnen. Vandaag nog houdt hij staande: ‘Wanneer Roundup in normale omstandigheden gebruikt wordt, is het een onschadelijk product. Ik heb er nooit aan getwijfeld.’

We ontvingen een reactie van Mark Mantens na de publicatie van het artikel van Le Vif met als titel ‘Mark Martens, de Belg die opduikt in de “Monsanto Papers”‘, op 8 mei laatstleden. We gaven hem kan op wederwoord in het kader van dat dossier.’

‘Uit de openbaar gemaakte e-mails van het Amerikaanse gerecht blijkt duidelijk dat ik aan de basis sta van een onderzoeksprogramma dat leidde tot het besluit dat de glyfosaat en de Roundup geen beschadiging van het DNA aanrichten na injectie in de buikholte van een muis. Zelfs in sterke dosis. Die resultaten werden goedgekeurd door professor Parry en gepubliceerd in de wetenschappelijke literatuur.

Het woord “schandaal” wordt nog altijd gebruikt. Er was geen schandaal en er was geen manipulatie van de gegevens. Het gaat om een maaksel van de advocaten van de Amerikaanse aanklagers om de industrie van glyfosaat te vernietigen en eindelijk hun proces tegen Monsanto te winnen.

In uw artikel haalt u “een mechanisme aan dat bepaalde groepen van de menselijke populatie kan raken”. Dat is fout. Professor Parry vroeg om dat effect in de menselijke populatie te bestuderen indien de DNA-beschadiging bevestigd werd in een kwaliteitstest. De testen die Monsanto uitvoerde op vraag van professor Parry toonden aan dat er geen DNA-beschadiging is, zelfs in een dodelijke dosis voor muizen. Een zeer uitgebreide studie van de Amerikaanse autoriteiten toonde trouwens duidelijk aan dat er geen verband bestaat tussen blootstelling aan glyfosaat en het non-hodgkinlymfoom bij de meest blootgestelde bevolkingen (Amerikaanse landbouwers). Monsanto voerde ook een studie uit bij de landbouwers en hun families om de graad van blootstelling te onderzoeken bij de glyfosaatgebruikers in de Verenigde Staten.

Het artikel beweert dat “in maart 2015 de experten van het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (een orgaan van de VN) meenden dat de bewijselementen van genotoxiciteit van glyfosaat ‘sterk’ waren”. Het besluit van het Agentschap was gebaseerd op een zeer zwakke en selectieve gegevensbasis (een twintigtal gepubliceerde studies) terwijl de database van de genotoxicologische studies van glyfosaat en van die formuleringen meer dan honderd studies tellen waarvan de resultaten al beschikbaar waren in de wetenschappelijke literatuur, maar die het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek weigerde in overweging te nemen. Op basis van het geheel van die studies (waarvan de meesten reglementair zijn) besloten de Europese agentschappen EFSA en ECHA dat glyfosaat niet genotoxisch is.

U schrijft dat dit schrijven “de spil is in het proces tegen Monsanto, want het bevestigt dat de surfactanten in de Roundup ertoe bijdragen dat het menselijk lichaam grotere dosissen absorbeert van een chemisch kankerverwekkend product.” Eerst en vooral gaat het niet om een kankerverwekkend product. In vitro studies uitgevoerd op de menselijke huid toonden duidelijk aan dat de glyfosaat in aanwezigheid van een surfactant minder dan 1 procent bedroeg en dat de invloed van de surfactant dus zeer klein was. Nadien hebben studies naar de blootstelling van landbouwers die glyfosaat gebruiken aangetoond dat de interne (bloed-)concentraties van glyfosaat berekend op basis van urineconcentraties ongeveer 10 000 keer lager zijn dan de officiële aanvaarde blootstellingslimieten.’


Dit stuk verscheen origineel in Le Vif/L’Express.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content