Hoe de militaire machtsverhoudingen in de wereld kantelen: ‘Rusland gebruikt Syrië als proeftuin’

© .
Kristof Clerix

Door de moordpoging op de Russische ex-spion Sergei Skripal in het Verenigd Koninkrijk lopen de spanningen tussen Rusland en het Westen verder op. Maar vormt Rusland wel de grootste dreiging? Wat te denken van China? Welke wereldmachten staan anno 2018 militair het sterkst? Knack vroeg het aan Bastian Giegerich en Lucie Beraud-Sudreau van het International Institute for Strategic Studies (IISS) in Londen.

‘Rusland heeft zijn leger het voorbije decennium gemoderniseerd en onder meer nieuwe kernwapens ontwikkeld’, zei secretaris-generaal Jens Stoltenberg van de NAVO vorige week op een persconferentie in Brussel. ‘Maar de NAVO zal Rusland niet spiegelen, tank om tank, raket om raket, of drone om drone. We willen geen nieuwe Koude Oorlog.’

‘We zien opnieuw een wedloop tussen grootmachten’, stelt onderzoeker Bastian Giegerich van het International Institute for Strategic Studies (IISS) in Londen. ‘In die zin dat Rusland, China en de VS zich voorbereiden op een conflict. Dat betekent niet dat oorlog onvermijdelijk is. Maar die nieuwe krachtmeting valt duidelijk af te lezen uit de militaire moderniseringsprogramma’s.’

In zijn jaarlijkse Military Balance publiceert het IISS een overzicht van de militaire hardware in 171 landen. Het is wereldwijd dé belangrijkste open bron over het thema. Giegerich en zijn collega Lucie Beraud-Sudreau werkten mee aan het gereputeerde naslagwerk en waren onlangs in Brussel op uitnodiging van Egmont, het Royal Institute for International Relations.

‘Een tweede ontwikkeling is dat de westerse technologische superioriteit verder erodeert’, betoogt Giegerich. ‘China maakt een inhaalbeweging, voornamelijk wat zijn luchtmacht en marine betreft. De voorbije dertig jaar ging het Westen uit van zijn eigen dominantie. Die komt nu onder druk.’

Je ziet een pak meer dodelijke wapens, in veel meer handen, op veel meer plekken.

De voorbije twee jaar passeerden er opnieuw Russische oorlogsbodems voor de Belgische kust. Is dat spierballenvertoon?

Bastian Giegerich: Dat heeft inderdaad een signaalfunctie. Rusland is trouwens niet alleen, China doet hetzelfde. Je hebt nu Russische en Chinese manoeuvres en oefeningen in de Baltische Zee én in de Middellandse Zee. China komt dus naar hier. Dat alleen al zou je aan het denken moeten zetten. Maar er is meer. China exporteert ook gewapende onbemande toestellen naar het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Westerse krijgsmachten die in die regio’s actief zijn, zien nu bij de tegenpartij veel meer gesofisticeerde wapens. Het plaatje verandert écht. Plots zie je een pak meer dodelijke wapens, in veel meer handen, op veel meer plekken.

Welke wapens heeft China nu wel die het vroeger niet had?

Giegerich: Geleide lucht-luchtraketten (afgevuurd van een gevechtsvliegtuig, nvdr) bijvoorbeeld, met heel geavanceerde radar- en zoeksystemen. Het gaat om technologie waarover maar een klein aantal landen beschikken. China zal binnenkort ook een nieuw wapen in gebruik nemen dat géén westers equivalent heeft, namelijk een lucht-luchtraket met een bereik van 400 kilometer.

Voor wie moet Europa het meest bevreesd zijn? Rusland of China?

Giegerich: Rusland vormt een bedreiging op de korte termijn. Het heeft laten zien dat het een agressieve speler is in onze regio. En zijn militaire capaciteit is zorgwekkend. Op de lange termijn – twintig, dertig jaar – heeft China duidelijk de ambitie om de wereldwijde militaire hegemonie uit te dagen. De Russen én de Chinezen investeren in technologie die de Amerikaanse ballistische raketafweersystemen moet overklassen. Neem de hypersonic glide vehicles, die naar verwachting tegen het midden van de jaren 2020 zullen opduiken. Het gaat om zeer snelle tuigen waartegen je je maar moeilijk kunt verdedigen. Je lanceert ze met een ballistische raket. Zelfs als je er geen kernkop op zou plaatsen, zijn ze zeer destructief, gewoon al vanwege de enorme kinetische energie. Bovendien kunnen radars ze maar moeilijk detecteren.

Hoe sterk is het Russische leger?

Giegerich: De Russen gebruiken Syrië als een proeftuin voor hun technologie, tactiek en strijdkrachten. Daarvan plukken ze nu de vruchten. Dat is een belangrijk verschil met China, dat wel aan peacekeepingmissies deelneemt maar eigenlijk niet echt gevechtservaring heeft.

Russische vliegtuigen worden wel uit het Syrische luchtruim geschoten.

Giegerich: Ze zijn niet onkwetsbaar. We moeten de Russen ook niet groter maken dan ze zijn, maar op een aantal gebieden zoals raketartillerie en elektronische oorlogvoering staan ze sterk. Bovendien maken ze efficiënt gebruik van niet-militaire middelen om politieke invloed uit te oefenen. Denk aan investeringen in de energie-infrastructuur, steun aan politieke bewegingen in Europa en het gebruik van cybertools.

Hoe de militaire machtsverhoudingen in de wereld kantelen: 'Rusland gebruikt Syrië als proeftuin'

Het moderniseringsprogramma van het Russische leger loopt wel vertraging op.

Giegerich: Dat heeft onder meer te maken met de militaire productie: voor raketmotoren en onderdelen van sommige militaire systemen was Rusland aangewezen op Oekraïne. En dan zijn er nog de budgettaire problemen.

Beraud-Sudreau: Van 2010 tot 2015 stegen de Russische militaire uitgaven met liefst vijftig procent. Maar na de invasie van de Krim volgden er westerse sancties tegen Rusland. Bovendien daalden de grondstoffenprijzen, net een van de belangrijkste inkomstenbronnen voor Rusland. Sindsdien heeft de Russische economie het moeilijker en moest het land besparingen doorvoeren, ook op defensie. In 2016 daalde het defensiebudget met tien procent, in 2017 met nog eens negen procent. Al begint de Russische economie zich nu wel weer te herstellen, waardoor het defensiebudget stabiliseert.

Poetin pakte in zijn State of the Union uit met de Zirkon, een nieuw type nucleaire raket. Moeten we ons daar zorgen om maken?

Giegerich: Wat Poetin aankondigde, was een mix van oud nieuws en een aantal systemen in ontwikkeling die nog niet operationeel zijn. Het was veeleer een vooruitblik op de toekomst, en in die zin ook een boodschap voor binnenlands gebruik.

De Chinezen van hun kant kondigden aan dat ze tegen 2050 een ‘world class’ leger willen hebben.

Giegerich: Het is interessant dat China nu bij monde van president Xi Jinping, in zijn speech voor het 19e Partijcongres, duidelijk de ambitie heeft getoond om bij de leidende militaire naties van de wereld te horen. Xi Jinping heeft de controle op het leger aangescherpt. De voorbije jaren heeft China veel geïnvesteerd in modernisering. Alleen al de oorlogsbodems die China in de afgelopen vier jaar heeft gebouwd hebben samen een even grote tonnage als de hele Franse vloot. China investeert ook in kwantumcomputers, het heeft het grootste aantal supercomputers ter wereld. De uitdaging voor de Chinezen bestaat erin de verschillende elementen samen te brengen: technologie, doctrine, opleiding, operationele ervaring, mankracht. Daar zijn ze nog niet in geslaagd.

In welke mate wordt de moderne oorlogvoering beïnvloed door big data en artificiële intelligentie?

Giegerich: De analyse van grote datavolumes wordt al gebruikt voor militaire inlichtingen. Een volgende stap is om algoritmes en artificiële intelligentie in te zetten om satellietbeelden en militaire bewegingen op het terrein te analyseren, bijvoorbeeld. De vraag is of er een moment komt waarop machines de plaats innemen van menselijke beslissingen. Dat is verontrustend vanuit ethisch en moreel perspectief.

Als je zoals België 33 procent van je defensiebudget uitgeeft aan pensioenen, hou je minder geld over om je strijdkrachten te moderniseren.

Zijn er ook landen die heuse robottenlegers ontwikkelen?

Giegerich: Alle grote wereldmachten bestuderen robotica. Maar dat betekent nog niet dat we aan de vooravond staan van een robottenoorlog. Het zal beginnen met onbemande toestellen in de lucht, op het land en in de zee. Robotica kan de aard van gewapende conflicten grondig veranderen. Niet nu meteen, maar het moment zal komen. Zal dat een nadeel zijn voor het Westen? Onze politieke systemen beperken de manier waarop die middelen kunnen worden ingezet. Ik heb het dan over grondwettelijke aspecten, het parlementaire toezicht op operaties en ethische overwegingen. Daar zullen onze tegenstanders misschien minder last van hebben.

De militaire uitgaven zijn in 2017 wereldwijd gedaald. Hoe verklaart u dat?

Beraud-Sudreau: Het gaat om een heel kleine daling van 0,2 procent. Die is voor de helft toe te schrijven aan twee landen: Rusland en Saudi-Arabië. Er zijn signalen dat de wereldwijde militaire uitgaven de komende jaren opnieuw zullen stijgen. Bijna alle Europese landen zijn van plan om meer aan defensie uit te geven. Ook de VS willen in 2018 en in 2019 liefst zeven procent meer aan het leger besteden, terwijl ze nu al het grootste defensiebudget ter wereld hebben.

Opmerkelijk: in 2017 was Europa de snelst groeiende regio qua militaire uitgaven. Het gevolg van druk uit Washington?

Beraud-Sudreau: Drie factoren verklaren die toegenomen defensie-uitgaven in Europa. De economische groei is teruggekeerd. Na de Russische invasie van de Krim zijn landen in Oost-Europa zich meer zorgen beginnen te maken over hun grote buur. En ten slotte heb je inderdaad de druk uit Washington om meer uit te geven aan defensie. Die druk was er ook al onder Obama, maar Donald Trump brengt de boodschap nadrukkelijker over.

In 2014 verbonden de NAVO-lidstaten zich ertoe om tegen 2024 twee procent van hun bbp aan defensie te spenderen.

Beraud-Sudreau: Dat is een politieke doelstelling. Ze geeft niet echt een accuraat beeld van hoe efficiënt het geld besteed wordt.

Giegerich: Ik vrees dat die twee procent een beetje een fetisj is geworden. Ze is niet nuttig als enige maatstaf. Ze zegt enkel iets over de input: hoeveel geld stop je in defensie? Ze zegt niets over de output: wat krijg je ervoor in de plaats? Als je zoals België 33 procent van je defensiebudget uitgeeft aan pensioenen – in plaats van pakweg 15 procent – dan blijft er minder geld over voor onderzoek en ontwikkeling, innovatie en aankopen. Je hebt dus veel minder bewegingsruimte om je strijdkrachten te moderniseren. Dat is een probleem. Het maakt het moeilijker voor België – en landen in een soortgelijke situatie – om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden.

Op de veiligheidsconferentie in München vorige maand waarschuwde NAVO-topman Jens Stoltenberg de Europese Unie ervoor dat ze niet hetzelfde moet gaan doen als wat de NAVO al doet.

Giegerich: Ik was verbaasd over Stoltenbergs negatieve aanpak. Eind jaren negentig, toen de EU met defensiesamenwerking van start ging, klonk dezelfde taal: ‘Beconcurreer de NAVO niet.’ Ik vind dat niet erg behulpzaam. Het lijkt ingegeven door de Amerikaanse bezorgdheid over wat de EU van plan is. De voorbije twee jaar waren de relaties tussen de NAVO en de EU veel constructiever dan Stoltenberg liet uitschijnen.

Hoe de militaire machtsverhoudingen in de wereld kantelen: 'Rusland gebruikt Syrië als proeftuin'

In december zette de Europese Raad PESCO op, een permanente gestructureerde militaire samenwerking met deelname van 25 lidstaten. Heeft dat initiatief potentieel?

Giegerich: Ik denk het wel. De grote belofte van de EU als militaire speler was altijd al de mogelijkheid om militaire én civiele middelen samen te brengen onder één dak. Vandaag is dat nog niet de realiteit. Als PESCO daartoe kan bijdragen, is dat een goede zaak. De meeste EU-lidstaten zijn ook lid van de NAVO. We mogen niet in de val trappen te denken dat er concurrentie is tussen de NAVO en de EU. Het komt erop aan mekaar aan te vullen en samen te werken.

Kan de tandem Merkel-Macron een boost betekenen voor een écht Europees leger?

Giegerich: Bedoelt u volledig geïntegreerde strijdkrachten onder één Europees commando? Daar zijn we nog lang niet. Dat is ook niet nodig. Veel kan al bereikt worden door een betere samenwerking tussen de EU-lidstaten. Frankrijk en Duitsland hebben vorig jaar een gemeenschappelijke ambitie gedefinieerd, met inbegrip van programma’s voor toekomstige gevechtsvliegtuigen. Frankrijk legde daarna nog initiatieven op tafel, meer operationeel gericht. Maar Merkel heeft daar nog niet op geantwoord, omdat het zo lang duurde om in Duitsland een nieuwe regering te vormen.

België kiest binnenkort een opvolger voor de F-16. De F-35, de Eurofighter Typhoon en de Rafale zijn kandidaat. Wat is uw advies voor onze minister van Defensie?

Giegerich: De minister moet zich de vraag stellen of België in de nucleaire business wil blijven. Wil België een vliegtuig met zowel conventionele als nucleaire capaciteiten?

In dat geval blijft enkel de F-35 over?

Giegerich: Je kunt ook de Typhoon laten certificeren voor een nucleaire rol. Dat zou wel een paar jaar duren en niet goedkoop zijn. Als België zelf die nucleaire capaciteit wil garanderen, dan is de F-35 de logische optie.

Je zou ook België en Nederland nauw kunnen laten samenwerken. Nederland hééft al de F-35 voor die nucleaire rol. België zou dan kunnen kiezen voor de Eurofighter. Je zou dan het werk en de verantwoordelijkheden kunnen verdelen. Het is natuurlijk een politieke vraag of je dat wil. En dan is er nog het kostenplaatje. De F-35 is duur, ook in onderhoud. Maar hij levert technische prestaties die de andere kandidaten niet halen.

Frankrijk wil met zijn Rafale de formele procedures overslaan. Vindt u dat opmerkelijk?

Giegerich: Ik ken de Belgische wetgeving niet en weet dus niet wat is toegelaten. Elders in de wereld zou het ongebruikelijk zijn, maar het is wel al voorgevallen. Voor België hangt de beslissing samen met de vraag wélke capaciteit het wil. Noorwegen heeft beslist om al zijn F-16’s door F-35’s te vervangen. Eén op één. Een enorm dure manier om je vloot te vervangen. Maar het betekent ook dat Noorwegen een heel moderne luchtmacht zal hebben. De Noren beschikken natuurlijk over financiële middelen die andere landen niet hebben.

Dit artikel verschijnt woensdag 21/3 in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content