Het verbijsterende verhaal van een gestolen Matisse

Ludo Bekkers
Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Aan wie behoort het door de nazi’s gestolen schilderij ‘Robe bleue dans un fauteuil ocre’ van Henri Matisse toe?

In het voorjaar van 2012 was er in het Centre Pompidou in Parijs een tentoonstelling te zien gewijd aan de Franse schilder Henri Matisse (1869-1954). Een van de bezoekster was de bekende anchorwoman van TF1 en RTL Anne Sinclair, ex van Dominique Strauss Kahn. Ze ging aan het schilderij “Robe bleue dans un fauteuil ocre” voorbij zonder te vermoeden dat het om een werk ging dat ooit had behoord tot haar grootvader Paul Rosenberg, één van de meest bekende vooroorlogse kunsthandelaren in Frankrijk.

Die toonde het werk al in 1938 in zijn parijse galerie, rue de la Boétie. Aangezien hij een jood was bracht hij uit voorzorg in februari 1940 een aantal schilderijen (o.m. Matisse, Picasso, Braque) in veiligheid in een safe van de Banque nationale pour le commerce et l’industrie in Libourne (Gironde). Bij de inval van de Duitse troepen trok Rosenberg en zijn gezin naar New York zonder de kunstwerken mee te nemen omdat hij ze in veiligheid waande.

Niets was minder waar want, door een verklikking, braken de nazi’s de safe open in 1941 en namen de kunstwerken mee. Een maand later werden ze al geïnventariseerd door de directeur van de Academie van Bordeaux die ze ook, uit zogenaamde burgerzin, schatte aan belachelijk lage prijzen.

Emanuelle Polack, specialiste in de kunstmarkt tijdens de bezetting, presenteerde op een colloquium een bijdrage over een ander werk van Matisse dat ook van Rosenberg geroofd werd. Wanneer zij bij haar opzoekingen de catalogus van de expo in Centre Pompidou doorbladert valt ze op “Robe bleue dans un fauteuil ocre” en knippert er een rood licht. Wat zij dan nog niet weet is dat ook het Amerikaanse ALR (Art Loss Register), dat tot taak heeft om door de Nazi’s gestolen kunstwerken uit joodse collecties op te sporen, eveneens weet heeft van het schilderij en zijn geschiedenis.

Anne Sinclair, die een boek schreef over het leven en de galerie van haar grootvader, heeft het over zijn pogingen om, na 1945, de gestolen kunstwerken terug te vinden. Het bewuste werk van Matisse komt in het boek niet voor en ze weet ook niet dat het zich in Noorwegen bevindt in het Henie Onstad Kunstsenter (HOK) in de buurt van Oslo, een stichting van de reder Niels Onstad (1909-1978) en zijn derde echtgenote Sonja Henie (1912-1969), de schatrijke en destijds wereldberoemde kunstschaatsster. Onstad kocht het schilderij bij de Parijse galerie Henri Bénézit zonder de geschiedenis van het tableau te kennen.

Die geschiedenis is gecompliceerd. Nadat het schilderij uit de brandkast van de bank was gehaald door de ERR (Eisatzstab Reichsleiter Rosenberg), curieuze naamscoïncidentie, werd het door deze organisatie geïnventariseerd en op een fiche genoteerd als “Frau am Kamin”. Via een foto die toen aan het dossier toegevoegd werd in 1941 kon de ALR het inventarisnummer terugvinden met daarbij de notitie PR25Or waarbij PR staat voor Paul Rosenberg. De meeste geroofde kunstwerken werden gestockeerd in het Jeu de Paumes en van daar uit verhandeld op de Parijse kunstmarkt die blijkbaar nooit zo actief was als tijdens de bezetting.

Ze werden soms ook geruild, via de kunsthandel, voor andere werken (van niet joodse eigenaars) die de voorkeur hadden van Hermann Goering, notoire side-kick van Hitler en zogenaamde kunstliefhebber. Die transacties werden gevoerd door de Duitse kunsthandelaar Gustav Rochlitz die bij zijn arrestatie in 1945 vertelde dat het bewuste schilderij via hem verkocht werd aan de parijse galerie Pétridès die wel moet vermoed hebben dat het schilderij niet “zuiver” was. Het moet doorverkocht geweest zijn aan de galerie Henri Bénézit want volgens het HOK (de stichting Onstad-Henie) heeft Niels Onstad het daar gekocht eind jaren veertig of begin vijftig. Helaas zijn de archieven van galerie Bénézit vernietigd en zouden die van Pétridès misschien uitsluitsel kunnen geven. Pittig detail : in de jaren vijftig verbleef Onstad in New York met het werk aan de muur van zijn woning terwijl op dat ogenblik ook Paul Rosenberg in de Big Apple woonde.

En wat nu. De restitutie van het werk is nog niet aan de orde ondanks twee gesprekken, in 2012, tussen de advocaten van het HOK en die van de Rosenberg erfgenamen. Het museum heeft al wel voorgesteld om onder het schilderij een label te plaatsen met de vermelding dat het eigendom was van Paul Rosenberg. Dat vonden de erfgenamen van de kunsthandelaar maar niets zodat de onderhandelingen verder gaan.

Wanneer het boek van Anne Sinclair een nieuwe editie zou kennen zou ze er dus enkele pittige lijntjes kunnen aan toevoegen. Maar, zegt ze in Le Monde, ik vind het hele verhaal verbijsterend, bijna een roman. Schilderijen komen na zestig jaar weer te voorschijn, zoals verloren herinneringen die terug aan het oppervlak verschijnen. En het is ook raar, die schilderijen waren gekend, gearchiveerd, gefotografeerd en gedurende zo’n lange tijd heeft niemand zich daarbij vragen gesteld. Vreemd toch.

Ludo Bekkers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content