Vechten tegen windmolens

PROTEST Ook na Trumps beslissing om de bouw van de Dakota Access-pijpleiding voort te zetten, houden de Standing Rock Sioux stand. © © Reuters Image

Terwijl de meeste oliebedrijven de klimaat-verandering erkennen en zelfs in duurzame energie investeren, klampt Donald Trump zich in zijn America First Energy Plan vast aan fossiele brandstoffen. De vraag is: in wiens belang? Een analyse door Knack-medewerker Tine Hens.

Op 26 mei 2016 gaf presidentskandidaat Donald J. Trump een toespraak in Bismarck, North Dakota. ‘Jullie zijn de stoottroepen van een nieuwe energierevolutie’, zo begroette hij zijn juichende publiek. ‘Sorry, landbouwers, maar dit wordt een speech over energie.’

Waarom uitgerekend dat onderwerp op die plek? North Dakota is traditioneel een dunbevolkte boerenstaat; mensen leven er van wat de grond opbrengt. Maar acht jaar geleden vond de Grote Verandering er plaats: in het Bakken-bekken, in het noorden, werden schaliegas en olie ontdekt. Terwijl de economische crisis toesloeg in de rest van het land, werd North Dakota van een graan- en suikerbietenschuur plots een oliestaat die in de statistieken alleen Texas moest laten voorgaan. De dorpen barstten uit hun voegen van mensen die droomden van de deal van hun leven. Het geld spoot uit de grond. Of beter: het werd uit stenen gespleten. Want Bakken kan alleen ontgonnen worden door fracking. Olie en gas zitten er vastgekoekt in steenlagen. Daarom was ook moeilijk in te schatten hoe groot de voorraad was. Maar net als vroeger, toen olie het smeermiddel van eindeloze economische groei was, leden de bazen van boorbedrijven aan overschatting: ‘Het is voor altijd’, klonk het. Ze meenden oprecht dat ze dé oneindige oliebron hadden ontdekt.

Een eenvoudige rekensom verwijst die overtuiging naar het rijk der fabelen: als je in een jaar wereldwijd evenveel aardolie verbruikt als er in een miljoen jaar gevormd wordt, raakt je voorraad uitgeput. Ook in North Dakota hebben de feiten het geloof verdrongen. De bronnen droogden dan wel niet op, maar de olieprijs zakte in. Behalve ecologisch was het ook economisch niet langer verantwoord om de olie op te pompen. Op het hoogtepunt van het oliefeest, in 2014, knikten 192 pompen er ritmisch op en neer. Een jaar later waren dat er 94. Toen Trump zijn speech gaf nog 30. De tijdelijke arbeiders waren alweer verhuisd. Bij hen die het meeste geprofiteerd hadden van de boom, kwam nostalgie in de plaats van optimisme. 2008? Dat was in 2016 al ‘de goede oude tijd’.

Aan die tijd vol onschuld en grootse idealen haalt Donald Trump graag herinneringen op. Niet voor niets maakte hij in het Bismarck Event Center duidelijk hoe hij over energie denkt. Hij deed er drie kwartier over, maar zijn visie bevatte vier kernbegrippen: energieonafhankelijkheid, overvloedige fossiele brandstoffen, goedkope fossiele brandstoffen en winstgevende fossiele brandstoffen. Die combinatie zou miljoenen jobs opleveren, biljoenen dollars opbrengen en Amerika weer groot maken, beloofde hij. De enige hinderpalen waren de ‘belachelijke’ milieuregels van het Environmental Protection Agency (EPA) en het Climate Action Plan van president Obama, dat Amerika volgens hem straatarm maakte.

Voor minder goede verstaanders onderstreepte hij het nog eens, die dag in mei: ‘Ook Donald Trump houdt van de natuur.’ Twee dingen zijn daarbij essentieel, stelde hij, en hij stak eerst zijn duim en dan zijn wijsvinger omhoog: ‘Schone lucht en schoon water. That’s all we need, folks.’ Zo eenvoudig was het.

Of toch niet?

Een maand voor Trump zijn aanhang toezwaaide in Bismarck was er in North Dakota nog iets anders gebeurd. Amper 65 kilometer stroomafwaarts langs de Missouri had Ladonna Brave Bull Allard in haar achtertuin een kamp van spiritueel verzet opgericht. De historica en activiste van de Standing Rock Sioux protesteerde met andere stamgenoten tegen de geplande aanleg van het deel van de Dakota Access Pipeline dat langs hun woongebied zou lopen. De 1886 kilometer lange, ondergrondse pijpleiding moet de olie uit het Bakken-veld vervoeren naar de olieopslagtanks in Pakota, vanwaar hij verdeeld wordt naar raffinaderijen aan de kust of het binnenland. Omdat de leiding zowel onder de Mississippi als de Missouri duikt, vreesden de Sioux voor lekken die hun drinkwater zouden vervuilen.

En dat was niet het enige. Als historica kende Brave Bull Allard iedere steen in of rond het reservaat. De graafwerken zouden de heilige grond waarin hun voorouders begraven lagen verstoren. Het was een aanslag op hun geschiedenis, op hun levensaders.

Trump kende het project. Hij had er persoonlijk in geïnvesteerd. Zowel in de uitbater, Energy Transfer Partners (ETP), als in Phillips 66, het oliebedrijf dat 25 procent van de aandelen van ETP in handen heeft. ETP had, zoals wel meer olie- en gasbedrijven, op zijn beurt dan weer gul geschonken aan Trumps campagne: 103.000 dollar. Had Trump het over de grote infrastructuurwerken die miljoenen jobs zouden opleveren, dan sprak hij niet alleen over bruggen, scholen en snelwegen, maar ook – en vooral – over een uitgebreid netwerk van oliepijpleidingen. Bovendien weten zakenmannen waar en wanneer ze elkaar maar beter te vriend houden. De presidentskandidaat stond in het krijt bij zijn financiers.

In mei 2016 kon niemand zich inbeelden dat het gebedskamp van de indianen in de zomer zou uitgroeien tot een protestplek waar een massa mensen te hoop liep. Niemand had verwacht dat Barack Obama zou doen wat hij met die andere omstreden pijpleiding, de Keystone XL, had gedaan: enkele weken voor de presidentsverkiezingen van 8 november trok hij de bestaande vergunning in. Het was de eerste keer sinds lang dat de inheemse bevolking van de Verenigde Staten samen voor haar idealen had gestreden. Slag één haalden ze binnen: ze dwongen de ingenieurs hun plannen te herdenken.

Het onverzoenbare verzoenen

Trumps speech in North Dakota verscheen op 20 januari 2017, de dag van zijn inauguratie, op de website van het Witte Huis als het America First Energy Plan. Als het Climate Action Plan en overbodige initiatieven worden geannuleerd en vervelende milieuregels geschrapt, zo klinkt het, dan zullen de lonen de komende 7 jaar stijgen met in totaal 30 miljard dollar. Bovendien, stelt het plan, ligt er nog voor minstens 50 biljoen dollar aan fossiele reserves onder door North Dakota beheerd land. En behoort dat land niet aan het volk toe, of het nu om beschermde gebieden gaat of niet? Verder wil de VS voluit inzetten op ‘schone steenkool’.

Hoe zal die steenkool, die nu nog verantwoordelijk is voor het gros van de uitstoot van broeikasgassen, gezuiverd worden? Daar gaat het plan niet op in. Schone steenkoolcentrales zijn in theorie centrales die de uitstoot opvangen. In de praktijk staat die technologie nog niet op punt. Ze is bovendien veel duurder dan windmolens of zonnepanelen.

Trumps energieplan botst op ecologische en economische grenzen: hoe combineer je lage prijzen met hoge winsten? Wil je echt alles uit de grond halen terwijl in de rest van de wereld almaar luider weerklinkt dat we veel olie in de grond zullen moeten laten? Het plan overschat ook de moraliteit van het bedrijfsleven. Donald Trump, de man die erop prat ging zo weinig mogelijk belastingen te betalen, gaat ervan uit dat alle Amerikaanse bedrijven netjes belastingen zullen betalen, zodat de overheid scholen en wegen kan bouwen. Hij veronderstelt dat de winst eerlijk verdeeld zal worden tussen aandeelhouders en werknemers. En dat je steenkoolontginning, schone lucht en schoon water met elkaar kunt verzoenen.

Zonder regels lijkt dat alles moeilijk denkbaar, maar van al die regels wil Trump net af. Vorige week nog hief het Congres het moratorium op dat Barack Obama had ingesteld op kwiklozingen door mijnbedrijven. Dat Scott Pruitt de nieuwe baas van het EPA moet worden, het agentschap dat hij zo snel mogelijk wilde zien verdwijnen, is evenmin een verrassing.

De VS energieonafhankelijk maken: daar heeft iedere Amerikaanse president tot nu toe over gefantaseerd. Maar met olie, gas en steenkool alleen zal dat niet lukken. Het is ondertussen vijftig jaar geleden dat de Amerikanen bijna evenveel olie produceerden als ze consumeerden. In 2014, op het hoogtepunt van de schalie-explosie, joegen de Amerikanen er per dag 7 miljoen vaten meer door dan ze nationaal oppompten. Als Trump zijn landgenoten energieonafhankelijk wil maken, zal hij daarom fors moeten inzetten op energiebesparing. Want ondanks de belofte van een oceaan aan olie onder federaal land, worden er weinig nieuwe, lucratieve olievelden ontdekt.

De meeste olie bestaat in theorie: hij is te duur om te ontginnen. Er is een regel waar ieder energieplan, ook dat van Trump, mee staat of valt: energie opwekken kost energie. In de jonge jaren van de president had je amper 1 vat olie nodig om 100 vaten op te pompen; bij de onconventionele olie van vandaag brengt 1 vat er nog 30 op. Wind- en zonne-energie hebben dezelfde verhouding. De schone steenkool die Trump promoot, komt in die tabellen niet eens voor. Als de Amerikaanse kolenboeren al weigeren te investeren in het zuiveren van afvalwater, waarom zouden ze dan geld willen betalen voor de dure CO2- afvangtechnologie, waarvan nog niet bewezen is dat ze werkt?

De Amerikaanse kolenmijnen zijn overigens niet dichtgegaan omdat er plots massaal windturbines gebouwd werden, maar omdat alle investeerders zich op schaliegas stortten. Als Trump steenkool weer in de markt wil duwen, zal hij die sector fors moeten subsidiëren. En niet alleen de steenkoolsector. Want wanneer gaan overvloed, lage prijzen en hoge winsten samen? Niet als je de vrije markt laat spelen, wel als je een soort planeconomie installeert en een economische bubbel creëert, zoals in het Venezuela van Hugo Chávez, waar de overheid geld pompte in de fossiele sector.

Ook dat vermeldt Trumps plan niet: het meeste overheidsgeld gaat niet naar de windmolens die hij ‘een dure manier’ noemt ‘om boomknuffelaars zichzelf goed te laten voelen’, maar naar de sector van de fossiele brandstoffen. Het IMF berekende dat er wereldwijd per minuut 10 miljoen dollar overheidsgeld naar olie, gas en steenkool vloeit. Zelf spendeert die sector een deel van dat geld, bij wijze van wederdienst, aan gelobby. Rond ieder lid van het Amerikaanse congres zoemen minstens drie lobbyisten met banden met de olie-industrie. Eén bedrijf zoemt harder dan alle andere: ExxonMobil. Zijn strategie kun je samenvatten als: ‘Opboren wat je kunt.’ Dat is precies wat het America First Energy Plan voorstelt. En er zijn nog meerdere punten waarop de strategieën van Exxon en Trump gelijklopen: allebei negeren ze de klimaatverandering, onderschatten ze het potentieel van hernieuwbare energie en overschatten ze dat van de olievoorraden.

ExxonMobil first

Neem de klimaatverandering. In juli 2015 stuurde een voormalig klimaatwetenschapper die voor Exxon werkte een mail naar de universiteit van Ohio. Dertig jaar had Lenny Bernstein voor Exxon de verbanden bestudeerd tussen de ontginning en verbranding van fossiele brandstoffen en de toename van CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer. Ooit had hij die correlatie ‘overdreven en wetenschappelijk onzeker’ genoemd, maar nu kon hij niet langer zwijgen. Hij schreef dat Exxon als eerste bedrijf in de industrie op de hoogte was van de menselijke invloed op de klimaatverandering: in 1981 wist de bedrijfsleiding wat ze moest weten. Dat was acht jaar voordat de natuurkundige James Hansen in de Amerikaanse Senaat getuigde over de risico’s van klimaatverandering en het onderwerp definitief op de agenda zette.

Ondertussen sluisde Exxon zo veel mogelijk geld door naar wetenschappers en allerhande denktanks en instituten die mist spoten over oorzaken en effecten van de klimaatverandering. Onder andere het Competitive Enterprise Institute van Myron Ebell, de man die voor Donald Trump de ‘hervorming’ van het EPA heeft uitgetekend en die vorige week in Brussel op boegeroep is onthaald, kreeg geld toegestopt. Ook het Institute for Energy Research, waar Trump het gros van zijn cijfermateriaal voor zijn energieplan haalde, stond op de fondsenlijst van Exxon.

Terwijl Shell investeert in hernieuwbare energie en laadstations voor elektrische auto’s en Total miljarden steekt in waterstoftechnologie, zweert Exxon bij fossiele brandstoffen. Het bedrijf blijft de wereldkaart afspeuren naar nieuwe oliesporen en gasbellen. Zo wilde Exxon-ceo Rex Tillerson in het zicht van zijn pensioen, voor er sprake was van een afbouwbaan als Trumps minister van Buitenlandse Zaken, nog twee keer groots toeslaan. In Texas investeerde hij in de schaliegasproductie, maar hij kwam te laat en betaalde te veel voor wat die zogenaamde schaliegasrevolutie uiteindelijk zou zijn. Ondertussen haalde hij de banden aan met de Russische staatsoliemaatschappij Rosneft. BP had eerder al geprobeerd de hand te leggen op het naar schatting grootste veld voor schalieolie ter wereld: Siberië. Maar de Britten hadden zich teruggetrokken, vooral omdat ze niet zeker waren of het sop de kool wel waard was. Met de lage olieprijzen zou het BP veel meer kosten om dat veld te ontginnen dan het ooit zou opbrengen. ExxonMobil hapte wel toe.

Het was 2011. Het had de deal van Tillersons leven kunnen zijn, maar drie jaar later bezetten Russische troepen de Krim. De VS reageerde met economische sancties: de Russische oliereserves van Exxon werden bevroren kapitaal. Amper een dag na Tillersons beëdiging in het Huis van Afgevaardigden werd een voorstel ingediend om een van de anticorruptieregels te schrappen: Amerikaanse bedrijven zouden niet langer verplicht zijn om betalingen aan buitenlandse regeringen openbaar te maken. Tegen die regel had Exxon altijd al gelobbyd.

Had het anders kunnen lopen voor het multinationale oliebedrijf? Misschien wel. In de jaren zeventig, op het hoogtepunt van de oliecrisis, deden Exxon- wetenschappers baanbrekend onderzoek in de ontwikkeling van de lithiumbatterij. Maar de bedrijfsleiding trok de fondsen weg uit wat ze een ‘overbodig luxeproject’ noemde. Vandaag zijn de meeste energiespecialisten het erover eens dat net in de ontwikkeling van opslagcapaciteit de toekomst ligt. De combinatie van goedkope zonne-energie en elektrische mobiliteit wordt algemeen gezien als de rechtmatige opvolger van het olietijdperk. Met het energieplan van Donald Trump dreigt zowel Exxon als de VS die revolutie te zullen missen.

Wind oogsten

Toch klopte het wat Trump in Bismarck zei: de nieuwe energierevolutie zal in North Dakota beginnen. Met wat er in de grond zit, heeft ze niets te maken. Met wat er door de straten, over de velden en langs de hoofden van de mensen waait wél: de wind van de Great Plains. Altijd is hij er, en nu is hij ook de nieuwe grondstof die de landbouwers in North Dakota gretig oogsten.

Met twaalf zijn ze ondertussen. Ze luisteren naar namen als Bison Wind, Prairie Wind, Thunder Spirit en Rugby Wind en ze zijn vooral huge. Terwijl de jaknikkers in de olievelden stilvielen, werden overal in North Dakota windparken opgericht. ‘Wind farms’, zoals ze in de VS heten. In 2014 was er al voor 1886 megawatt aan capaciteit geïnstalleerd. En dat was nog maar het begin. Hij moet ze gezien hebben, Trump, toen hij in mei 2016 naar Bismarck reed, de masten en wieken van de windmolens aan de kant van de weg. Amper twintig kilometer ten noordwesten van de stad waar hij zou spreken, werd een terrein vrijgemaakt voor de nieuwste energiecentrale van de staat: het Oliver III Wind Energy Center.

Eind januari publiceerde het Amerikaanse ministerie van Energie het 2017 U.S. Energy and Employment Report. Daaruit blijkt dat in 2016 4,5 miljoen Amerikanen in de sector van de hernieuwbare energie werkten. Dat is een stijging met 20 procent. Nog eens 1 miljoen zijn actief in het energiezuinig maken van woningen – niet onbelangrijk: daarbij gaat het om goedbetaalde jobs voor laaggeschoolde werknemers. De hernieuwbare-energiesector levert zo per geïnvesteerde dollar meer werk op dan die van de fossiele brandstoffen. Ondertussen wordt zowel zon als wind almaar competitiever. Tussen 2010 en 2015 daalden de kosten van zonnepanelen met 72 procent; ondertussen verdubbelde de capaciteit van windenergie in de VS. Bovendien blijkt hernieuwbare energie in staat om een verdeeld land te verbinden: de helft van de capaciteit aan hernieuwbare energie werd geïnstalleerd in Republikeinse staten. Voor aanhangers van de Tea Party is het zelfs een manier om eilanden buiten hun staat te creëren. Door zich los te koppelen van het elektriciteitsnet, creëren ze een vorm van onafhankelijkheid.

Op 24 januari tekende Donald Trump een uitvoeringsbesluit om de bouw van de Keystone XL- en Dakota Access-pijpleidingen weer op de rails te zetten. De reactie van de Sioux aan de oever van de Missouri was even resoluut: ze houden stand. Met dat verschil tegenover 2016: wie stroomopwaarts kijkt, ziet aan de horizon een kleine vijftig windmolens verrijzen. Als je energieonafhankelijk wilt zijn en jobs wilt creëren – allemaal beloftes van Trump – dan ligt het antwoord voor het grijpen. Die schone lucht en dat schoon water krijg je er gratis bij.

Eén bedrijf lobbyt harder dan alle andere: ExxonMobil. Zijn strategie kun je samenvatten als: ‘Opboren wat je kunt.’

Olie- en gasbedrijf ETP schonk 103.000 dollar aan Trumps campagne. De presidentskandidaat stond in het krijt.

Zon en wind worden almaar competitiever. Tussen 2010 en 2015 daalden de kosten van zonnepanelen met 72 procent in de VS, terwijl de capaciteit van windenergie verdubbelde.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content