Geen harde scheiding, maar Britse regering wil af van ‘rechtstreekse’ inspraak Europees Hof van Justitie

© BelgaImage

Premier Theresa May heeft steeds gezegd dat het einde van het Britse EU-lidmaatschap ook het volledige einde van de inspraak van het Europees Hof zou betekenen, maar lijkt daarvan terug te komen.

De Britse regering heeft haar visie gepresenteerd op de manier waarop na de brexit juridische geschillen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie uitgeklaard moeten worden. Londen wil een einde maken aan de ‘rechtstreekse’ inspraak van het Europees Hof van Justitie in het Britse recht, maar lijkt niet meer voor de harde scheiding te gaan die premier Theresa May altijd heeft verdedigd.

May heeft steeds gezegd dat het einde van het Britse EU-lidmaatschap ook het volledige einde van de inspraak van het Europees Hof zou betekenen – ‘Brexit betekent brexit’, herhaalde ze keer op keer. Nu haar regering de langverwachte ‘position paper’ heeft voorgesteld waarin ze uiteenzet hoe ze juridische geschillen dan wél wil oplossen, lijkt ze daarvan terug te komen.

Londen wil een ‘nauwe, coöperatieve relatie’ met het Hof in Luxemburg behouden, maar wel zijn ‘rechtstreekse inspraak’ beëindigen. Er zou een nieuw resolutiemechanisme ontworpen moeten worden, zoals de EU die nu al heeft voor de toepassing van akkoorden met andere derde landen. In het document worden onder meer het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA) en het associatieakkoord tussen Europa en Moldavië genoemd als inspiratiebronnen.

De Europese Unie heeft zich steeds onverzettelijk getoond wat betreft de volledige opheffing van de inspraak van het Hof. Om ook na de brexit in 2019 de rechten te vrijwaren van de Europese burgers die nu al in het Verenigd Koninkrijk leven, kan enkel het Hof in aanmerking komen, is de redenering. Om daaraan tegemoet te komen, tonen de Britten zich nu flexibel. Ze zullen nog steeds ‘met een half oog’ de uitspraken van het Europees Hof volgen, zei minister van Justitie Dominic Raab.

In de Financial Times geeft Andrew Hood, een advocaat die nog voor de regering heeft gewerkt, een voorbeeld van waar de Britse houding in de praktijk op neerkomt. ‘Als we zonder problemen willen blijven exporteren, zullen onze producten moeten beantwoorden aan de standaarden die bepaald worden door de EU en waar het Hof toezicht op houdt.’ De Britse regering neemt met andere woorden een pragmatische houding aan.

Wat ook opvallend is, is dat Londen in de transitieperiode tussen de brexit op 29 maart 2019 en de inwerkingtreding van een verhoopt handelsakkoord met de EU wel nog de rechtstreekse jurisdictie van het Europees Hof van Justitie wil erkennen.

Volgende week vindt in Brussel de derde onderhandelingsronde over de brexit plaats

Partner Content