Europa’s verloren decennium

Jonathan Holslag (°1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

Het vertrouwen in de Europese Unie is nog niet hersteld, stelt JONATHAN HOLSLAG vast. De verkiezingen in Frankrijk en Duitsland volgend jaar zijn in dat opzicht cruciaal.

Na het uitbreken van de crisis van de eurozone hoorden we steevast dat Europa sterker uit de problemen zou komen, de Europese instellingen meer slagkracht zouden krijgen en de integratie zou verdiepen. Europa had al zo veel deiningen overleefd en dit keer zou dat niet anders zijn. Mijn standpunt was toen dat de crisis van de eurozone slechts het topje van de ijsberg vormde en dat we vooral bezorgd moesten zijn om de geleidelijke erosie van onze economische concurrentiekracht, het verval van de welvaartsstaat en de ongeziene politieke legitimiteitscrisis die daar het gevolg van is. Helaas lijkt die inschatting bewaarheid te worden.

Er zijn natuurlijk indrukwekkende maatregelen getroffen om de eurozone te beschermen. Zoals de buffer van 500 miljard euro van het stabiliteitsmechanisme, het verscherpte toezicht op banken en natuurlijk de meer dan 1000 miljard euro die de Europese Centrale Bank via geldverruiming in onze markten heeft gepompt. De financiële mechanismen zijn nog nooit zo krachtig geweest en de totale ontwrichting van de muntunie is voorlopig afgewend. Maar de economische onzekerheid is allerminst verdwenen. De productie groeit nog steeds erg traag en het reële beschikbare inkomen nog trager. En de EU telt nog altijd drie miljoen werklozen méér dan in 2009. De geldverruiming en het goedkope kapitaal hebben bedrijven in de maakindustrie amper aangemoedigd om te investeren.

Belangrijke vaststelling is dat over heel Europa het vooral de publieke sector blijft die banen schept. In de private sector zijn er nog steeds ruim vijf miljoen banen minder, in de publieke sector werden er twee miljoen bij gecreëerd, vooral in de gezondheidszorg. Maar als de economie niet snel groeit, betekent dat onvermijdelijk meer belastingen en meer overheidsschuld. Een tweede belangrijk probleem is dat er nog steeds een gigantische kloof bestaat tussen de leden van de eurozone. Duitsland en Nederland boekten vorig jaar een overschot op hun lopende rekening dat groter was dan acht procent van hun bruto binnenlands product. Dat is werkelijk enorm, zelfs in vergelijking met exportlanden als China. De sterke landen binnen de eurozone blijven dus buitensporig profiteren.

In menig opzicht dreigt dit een verloren decennium voor Europa te worden. Er werd hervormd, maar onvoldoende om de economie een duw te geven en al helemaal onvoldoende om het vertrouwen in de Europese Unie de herstellen. Nog steeds zestig procent van de Europeanen heeft geen vertrouwen in de Europese Instellingen. Het grote drama is dat lidstaten die relatief snel groeiden, vooral dan in Oost- en Centraal Europa, een voor één populisten en eurosceptici aan de macht brachten: Orban in Hongarije, Kaczynski in Polen, Rumen Radev in Bulgarije.

Het komende jaar wordt in dat opzicht cruciaal. De grote vraag blijft of het Britse parlement de brexit bekrachtigt of bijvoorbeeld een nieuw referendum organiseert. Technisch is dat laatste mogelijk, maar de meeste Britse politici met wie ik sprak, gaan uit van een brexit. Dan is er Italië met een belangrijk referendum in december. Eerste minister Matteo Renzi wil met dat referendum de besluitvorming versnellen en de invloed van de senaat beperken, maar het wordt krap. Bij verlies zal de regering haar hervormingsplannen mogen opbergen, vergroten de kansen van de Vijfsterrenbeweging van Beppe Grillo en zullen er nieuwe vraagtekens geplaatst worden bij de toekomst van het land in de eurozone.

Cruciaal worden volgend jaar de verkiezingen in Frankrijk en Duitsland. De kans is groot dat Angela Merkel bondskanselier blijft, weliswaar met een verzwakte positie door de opmars van de eurosceptische AfD, en dat de sociaaldemocratische Alain Juppé president wordt in Frankrijk. In dat geval blijft er minstens tussen Parijs en Berlijn ruimte om de samenwerking te verdiepen en kopen we als het ware enkele jaren tijd om op een krachtige manier de bezorgdheden van de Europeanen aan te pakken: door een assertieve handelspolitiek bijvoorbeeld, een efficiënt migratiebeleid, een energie-unie en de verdieping van de samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie. Dat is zowat het enige lichtpuntje voor Europa, maar intussen zijn de traditionele gangmakers van de Europese integratie, België en Nederland, weer terughoudender geworden. Het Nederlandse voorzitterschap blonk uit in kleurloosheid en bij ons toont de N-VA zich een bijzonder koele minnaar van verdere Europese eenmaking. Geen enkel land wil nog vechten voor Europa en steeds meer landen beginnen na te denken over een plan-B.

In het oosten zijn er Orban, Kaczynski en Radev. Er is de brexit. En het referendum van Renzi.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content