Steven Van Hecke

Euroscepticisme is geen wezenlijk probleem voor de EU

Steven Van Hecke Hoofddocent Politieke Wetenschappen aan de KU Leuven en KU Leuven Kulak

Euroscepticisme is al een oud fenomeen, het is uitermate divers maar wezenlijk vormt het geen ‘probleem’ voor de Europese Unie, schrijven Steven Van Hecke en Wouter Wolfs van de KU Leuven.

Het ‘minder, minder, minder’-spreekkoor van de PVV in Nederland, de afwezigheid van Geert Wilders op de verkiezingsmeeting van het Vlaams Belang en het recente succes van het Front National bij lokale verkiezingen in Frankrijk hebben opnieuw de aandacht gevestigd op het mogelijk samengaan van extreemrechtse formaties in het Europees Parlement. Niet toevallig gaf Wilders zijn toespraak op een lezenaar met het bordje ‘en nu 22 mei’. Dat was geenszins een tikfout – de Nederlanders trekken niet op 25 mei maar enkele dagen eerder naar de stembus om hun Europese vertegenwoordigers te kiezen – maar een duidelijke verwijzing dat de ‘overwinningen’ in Den Haag en Almere maar een opstapje zijn voor de Europese verkiezingen. Dan kan immers gans Nederland voor Wilders stemmen. Ook Marine Le Pen liet in haar overwinningsspeech al verstaan dat de volgende horde om de macht in Parijs te veroveren over Brussel en Straatsburg loopt. Peilingen wijzen trouwens uit dat beide partijen wel eens de grootste kunnen worden.

Euroscepticisme is vaak net het product van toegenomen democratisering

Wat deze partijen op Europees vlak met elkaar verbindt, is niet zozeer een extreemrechts discours (Le Pen nam bijvoorbeeld afstand van Wilders’ ‘minder Marokkanen’) maar hun afkeer voor de Europese Unie. Toegegeven, samen een fractie vormen in het Europees Parlement heeft allerlei financiële en praktische voordelen maar een minimum aan ideologische eensgezindheid is nodig. Daar kan Europa dus voor zorgen. Deze partijen pleiten immers allemaal voor een ‘exit’ uit de EU. Volgens Wilders zal Nederland daar wel bij varen en Vlaams Belang en het Front National claimen min of meer hetzelfde voor Vlaanderen respectievelijk Frankrijk.

Hun Europese standpunten zijn misschien ‘extreem’, een monopoliepositie in het nieuwe Europese Parlement kunnen ze vergeten. Er zijn namelijk nóg Eurosceptici in aantocht, zoals de Alternative für Deutschland die niet tegen EU-lidmaatschap zijn maar wel tegen de eurozone. Andere eurosceptici vinden Europa te neoliberaal, hebben kritiek op het immigratiebeleid of koesteren een afkeer voor alles wat met ‘Brussel’ te maken heeft. Een bont allegaartje dus, zowel ter linker- als ter rechterzijde. Eurosceptici zetelen trouwens al sinds 1979 – de eerste rechtstreekse verkiezing – in het Parlement. Ze horen er dus gewoon bij, al is de verwachting inderdaad dat hun aantal fors zal toenemen.

Euroscepticisme is trouwens niet beperkt tot het Parlement, laat staan dat de verkiezingen dit groeiend fenomeen hebben uitgevonden. Ook landen worden wel eens als ‘Eurosceptisch’ bestempeld. Denk bijvoorbeeld aan het Verenigd Koninkrijk of Denemarken. Soms is het ook dominant binnen één segment van de samenleving en is het een tijdelijk fenomeen. Zo liep de Belgische politieke klasse in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw allesbehalve warm voor het Europese integratieproject. Op Paul Henri Spaak na vreesde zowat iedereen voor een nieuwe Duits-Franse dominantie van de kleine landen. Legendarisch is de anekdote dat Minister van buitenlandse zaken Paul Van Zeeland zich verzette toen men bij de keuze voor een nieuwe Europese hoofdstad uitkwam bij … Brussel.

Dat verzet doet vandaag de wenkbrauwen fronsen maar is overigens volstrekt legitiem. Niemand is ooit verplicht om voorstander te zijn van méér Europese integratie, de wijze waarop de EU wordt bestuurd of de manier waarop in Brussel beslissingen worden genomen. Het is een democratisch systeem dat allesbehalve perfect werkt maar wel interne kritiek toelaat, in tegenstelling tot Rusland bijvoorbeeld.

Meer nog, het Euroscepticisme is vaak het product van toegenomen democratisering. Van zodra Europa ook een politiek project werd, kregen de Eurosceptici de wind in de zeilen. Dat is ook logisch: dissidentie hoort inherent bij een democratie. Europa mag trouwens niet klagen. Het aantal Eurosceptici blijft min of meer beperkt, ook na een mogelijke overwinning bij de Europese verkiezingen van mei. Van een scenario waarbij de grootste fractie ijvert voor de afschaffing van het politiek systeem (zoals de N-VA in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers), is geen sprake.

Maar dit mag de voorstanders van méér integratie (of een ander Europa) niet beletten de Eurosceptici van antwoord te dienen. Meer nog, de EU is pas echt de naam ‘democratie’ waard als naast het feit dat de aanwezigheid van Eurosceptici de normaalste zaal van de wereld is, er zich ook een echt debat ontspint over argumenten pro en contra Europese samenwerking. Per slot van rekening dienen daar de komende verkiezingen voor.

Steven Van Hecke en Wouter Wolfs, als docent respectievelijk wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Instituut voor de Overheid van de KU Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content