Erik De Bom (KU Leuven)

Europa mag kiezer niet links laten liggen

Erik De Bom (KU Leuven) Postdoctoraal onderzoeker aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven) en als senior onderzoeker verbonden aan het Leuvens Centrum voor Global Governance Studies.

Europa grijpt zozeer in in het leven van elke EU-onderdaan dat de EU-burger niet onverschillig kan en mag blijven.

Inmiddels is er al meermaals gewezen op het belang van de komende Europese verkiezingen. Europa grijpt zozeer in in het leven van elke EU-onderdaan dat de EU-burger niet onverschillig kan en mag blijven. Hij moet zich uitspreken over de richting waarin hij Europa wil zien evolueren. De keuzes die gemaakt moeten worden zijn niet van een technische aard dat ze door een handjevol specialisten en technocraten boven de hoofden van de burgers neutraal kunnen worden beslecht. Maar dat is net het beeld dat bij een overgoot deel van de bevolking leeft: alles wordt bedisseld in achterkamertjes waar niemand enige zeggenschap en inspraak heeft.

Juist om die reden mag de EU haar burgers ook niet links laten liggen. Ze riskeert zelf mee verantwoordelijk te zijn voor een electoraat dat volledig onverschillig wordt voor het Europese niveau. De betrokkenheid van de burger dreigt nihil te worden. En dat is mogelijk nog erger dan dat politici de woede zouden moeten vrezen van ontevreden burgers. Want in dat geval gaat de Unie haar burgers te harte en bekommeren die zich net uit woede om het gevoerde beleid in de hoop daarmee iets te kunnen veranderen. Onverschillige burgers hebben alle hoop op beterschap laten varen en plooien zich terug op de vertrouwde nationale leefwereld. Ironisch genoeg zal deze nationale politiek geen antwoord kunnen bieden op tal van problemen, omdat die haar macht en mogelijkheden te boven gaan.

Belang van de EU

Juist om die reden hebben politici er alle belang bij de waarde van de EU aan hun kiezers duidelijk te maken. En dat is geen kleine opdracht. Om te beginnen moeten ze mee helpen enkele hardnekkige vooroordelen over de EU de wereld uit te helpen. Bijvoorbeeld dat het een geldverslindende bureaucratie is die enkel in stand dient te worden gehouden voor een geprivilegieerde elite. In werkelijkheid bedraagt de begroting van de EU amper 1% van de nationale BBP’s en is het aantal ambtenaren van haar administratie kleiner dan dat van steden als Parijs of zelfs Wenen. Het bedrag dat jaarlijks aan die bureaucratie wordt besteedt, bedraagt 6% van dat totaalbedrag oftewel 0,06% van het gezamelijke BBP van de lidstaten. Dit betekent geenszins dat er geen controle over deze uitgaven moet gebeuren, maar het maakt duidelijk dat er – absoluut gesproken – nog een reusachtig bedrag overblijft voor door de EU ondersteunde projecten.

Aangezien Europa direct en indirect op zoveel terreinen ingrijpt in het dagelijkse leven, is het de taak van politici de rol van de EU te verduidelijken en zelf een Europees standpunt in te nemen. In plaats van te redeneren op nationaal niveau moeten ze keuzes durven te maken in het Europees belang en daarvoor ook uit te komen. Het ontbreken van een Europese publieke sfeer maakt het misschien moeilijk hierover te beraadslagen, maar niet onmogelijk. Wat belet nationale politici en nationale media te berichten over het standpunt van andere EU-lidstaten en zo thema gebonden brede coalities te vormen over de landsgrenzen?

Europese politici

Het vorige punt raakt ook aan een ander heikel thema. Politici zullen de borst nat moeten maken om de ingewikkelde Europese structuur te vereenvoudigen en vooral te ‘Europeaniseren’. Hoewel het Europees Parlement met het Verdrag van Lissabon een grotere inspraak heeft gekregen, is haar initiatiefrecht zeer beperkt tot onbestaande. Het zwaartepunt ligt onmiskenbaar bij de Raad waar nationale politici samenkomen om in intergouvernementeel verband zoveel mogelijk de eigen nationale belangen veilig te stellen. Toegegeven, deze politici zijn democratisch verkozen. Maar ze zijn dat op nationaal niveau en in het kader van nationale standpunten. Zij worden niet afgevaardigd door hun nationale kiezers, omdat ze het best geplaatst zouden zijn om de Europese belangen te behartigen.

Het zwaartepunt moet verschuiven naar de supranationale organen van de EU, zoals de Commissie en het Parlement. De Raad moet aan invloed inboeten. Het kloppende hart van de EU moet in de eerste plaats het Parlement zijn. Dat moet het wetgevend initiatief krijgen en de plaats zijn waar EU-brede beslissingen worden genomen bij meerderheidstemming door Europese politici die juist omwille van hun Europese standpunten verkozen (moeten) zijn. Zo krijgen burgers meer greep op het Europese beleid en kunnen ze hun verkozenen rechtstreeks afrekenen. Dan kunnen politici zich niet meer verschuilen achter de Raad en Brussel de schuld geven: ‘we weten dat de beslissingen nodig maar onpopulair zijn, dus laten we Brussel maar met vinger wijzen.’ Als het Parlement de lakens uitdeelt, moeten politici zich inspannen om het gevoerde beleid uit te leggen en te verdedigen. Dan kunnen ze geen noodzakelijke maar pijnlijke maatregelen nemen op de kap van Europa. Als de burgers de EU ter harte moeten nemen, dan is het evenzeer de plicht van de EU om haar burgers serieus te nemen.

Erik De Bom verricht postdoctoraal onderzoek aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven). Hij is tevens als senior onderzoeker verbonden aan het Leuvens Centrum voor Global Governance Studies.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content