Eerste interview met Fukushima Fifty

© NISA/EPA

“Ik kreeg om 11 uur ’s avonds thuis een telefoontje,” zegt brandweerman Kazuhiko Fukudome. “Ik moest me met mijn mannen melden in de kerncentrale van Fukushima. Geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht om de levensgevaarlijke opdracht te weigeren.”

Kazuhiko Fukudome is één van de Fukushima Fifty, de helden die hun leven wagen om Japan te behoeden voor een nog grotere kernramp, de mannen die zichzelf zombies noemen, de levende doden die de kernreactor te lijf gaan, gekleed in een wegwerp overall en een stoffen mondmaskertje. De Britse zondagskrant The Sunday Telegraph slaagde er als eerste in om een lang gesprek te hebben met enkele van de Fukushima Fifty. De anonieme superhelden krijgen in het gesprek het gezicht van echte mensen, mannen met een naam en een familie, doodsbang voor hun eigen lot en voor dat van hun geliefden die straks zonder hen achterblijven.

“Toen alles had gefaald, stuurden ze ons” “Het was pikdonker,” vertelt Kazuhiko Fukudome, de commandant van een reddingsbrigade van de brandweer van Tokio. Hij leidde zijn mannen naar reactor nummer drie, waar een meltdown was begonnen. “Het was midden in de nacht. We konden alleen iets zien bij het licht van onze hoofdlampen. We zagen rook en as uit de reactor komen. Alles wat ze geprobeerd hadden om een meltdown te voorkomen, had gefaald. Toen stuurden ze ons naar binnen om zeewater op te pompen. We werken niet eens voor de overheid, maar voor de stad Tokio. Zo wanhopig waren ze. Ze hadden echt geen opties meer.”

De brandweermannen slaagden erin om het zeewater tot bij de kern van de reactor te krijgen. “Ik wist dat er straling was,” zegt Fukudome, “maar ik wist nooit hoeveel. We waren 26 uur aan het werk, daarna gingen we naar een rustplaats. Daar werd de straling op onze kleren gemeten: veel straling, dus die kleren werden in beslag genomen. Ik werd gewassen en geschrobd en opnieuw gemeten. Nog straling, maar niet zoveel meer. Ze lieten me gaan. Het klinkt misschien gek, maar ik denk dat de gevolgen wel zullen meevallen. Ik kreeg veel straling op mijn kleren maar weinig op mijn lichaam.”

Op dit ogenblik wordt nog altijd gewerkt aan het herstellen van de elektriciteitsaanvoer die nodig is om de koelinstallaties voor de reactoren in werking te stellen. Elektricien Tamura zegt dat hij en zijn collega’s in de centrale op de vloer slapen. “We zijn 24 uur op 24 van dienst. We werken een uur en dan moeten we twee uur rusten, om niet te lang blootgesteld te worden aan de straling.”

“We weten dat de wereld naar ons kijkt” Groepsleider Nobuhide Suzuki zegt dat zijn team erg nerveus is. “Het is zwaar daarbinnen, maar we moeten gewoon doorwerken, er is geen keuze. We dragen een enorm gewicht op onze schouders, maar we weten dat heel de wereld naar ons kijkt. Dat geeft kracht, we zijn niet alleen.” Een collega van Suzuki getuigt over zijn angst. “Het is verschrikkelijk, ik ben doodsbang. Maar het werk moet nu eenmaal gedaan worden.”

Geen enkele reddingswerker heeft zijn familie gezien sinds ze in de centrale aan het werk zijn. “Ik zou echt mijn vrouw en mijn ouders willen zien,” zegt Tamura. “Ik heb hen een mailtje gestuurd en ze mailden terug om te zeggen dat ze erg bezorgd zijn.”

Nobuhide Suzuki zegt dat hij zijn familie één keer heeft kunnen bellen. “Mijn kinderen zeiden dat ze met me meeleefden. Mijn vrouw kon niets uitbrengen. Ze was te erg overstuur.”

(EE)

Volg Knack op Facebook

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content