Saïd El Khadraoui (SP.A)

Drie grote uitdagingen voor Europa: democratische legitimiteit, duurzame economie en een sociaal Europa

Saïd El Khadraoui (SP.A) Gemeenteraadslid voor SP.A in Leuven

Saïd El Khadraoui ziet drie grote uitdagingen voor Europa: de democratische legitimiteit van het Europese project versterken, de omslag naar een koolstofarme en duurzame economie maken én eindelijk werk maken van het sociale Europa waar we zo naar snakken.

We leven in woelige tijden. In Europa, maar ook daarbuiten roeren mensen zich. Zelfs in de emerging countries is het geen rozengeur en maneschijn, zo blijkt uit de spanningen die her en der zichtbaar worden door massabetogingen en rellen in landen als Turkije en Brazilië. Ondertussen zijn er steeds meer aanwijzingen dat ook China haar zeepbel heeft en in de problemen kan komen. Daar zijn telkens wel andere oorzaken voor, maar fundamenteel worstelen ze allen met de uitdaging om de pijlsnelle groei van de afgelopen jaren om te zetten in duurzame economische en sociale ontwikkeling. Bij onze zuiderburen heeft de zogenaamde Arabische Lente al voor veel ontgoochelingen gezorgd en blijkt eens te meer dat een echte democratie meer is dan naar de stembus te kunnen trekken.

Deze context is niet onbelangrijk om te kunnen inschatten waar Europa zal staan in 2050. Het besef zou moeten doordringen dat we met onze 500 miljoen inwoners slechts 7 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen. Dat aandeel zal onvermijdelijk dalen wanneer volgens voorspellingen van de Verenigde Naties de wereldbevolking in 2050 zal groeien tot 9,6 miljard mensen. Het mag in ieder geval duidelijk zijn: als we nog iets te zeggen willen hebben over hoe de grote uitdagingen van morgen (klimaat, migratie, het economische model waarbinnen handel wordt gedreven, oorlog en vrede) worden aangepakt, dan zullen we de handen in elkaar moeten slaan en steeds meer met één stem moeten spreken.

Toezichthouders

Die verwevenheid met de rest van de wereld is pijnlijk tot uiting gekomen bij de implosie van het financieel- en bankensysteem die geleid heeft tot de crisis die Europa treft. Bijna ongemerkt heeft de financiële sector een enorme metamorfose en schaalvergroting ondergaan sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw. Naast banken met steeds groter wordende zakendivisies vermenigvuldigde het aantal pensioenfondsen, hefboomfondsen en verzekeringsinstellingen dat actief werd in de financiering van de economie.

Via de ontwikkeling van complexe, gestructureerde financiële producten, die naar eigen zeggen door de bankiers zelf niet altijd goed begrepen werden, verdwenen onderliggende risico’s uit het zicht van de radar. De beoordeling van wat goed en slecht is, werd geprivatiseerd en kwam in toenemende mate in handen van ratingagentschappen die aan niemand verantwoording moesten afleggen. Voeg daar nog de ontwikkeling aan toe van high frequentie-trading die dankzij nieuwe hardware zorgde voor een duizelingwekkende snelheid in transacties, en het excessief verloningsbeleid bij jonge traders, gericht op korte termijnwinsten, en je bekomt een explosieve cocktail. De toezichthouders, die per land apart georganiseerd werden, hadden het allemaal niet zien aankomen.

2.000 miljard euro voor de banken

De staten, en dus de belastingbetalers, hebben zwaar in de buidel getast om het bankensysteem recht te houden. Op een merkwaardige manier is de aandacht in Europa verlegd naar het onverkort terugdringen van de overheidstekorten met zware saneringsoperaties. In veel gevallen had dat ook de ontmanteling van publieke dienstverlening en sociale voorzieningen als gevolg. Ondertussen piekt de jongerenwerkloosheid tot 60 procent in landen zoals Griekenland en Spanje en dreigt daarmee een verloren generatie te ontstaan. We vernemen dat de lidstaten nu bereid zijn de komende jaren 8 miljard euro ter beschikking te stellen om het jeugdwerkloosheidscijfer naar beneden te halen. Dat bedrag is minder dan 1 procent van het al schamele Europese budget voor de komende 7 jaar en een aalmoes vergeleken met de bijna 2.000 miljard euro die de afgelopen jaren in de Europese banken werd geïnjecteerd.

Er is nochtans geld, zo blijkt uit lekken en studies. Crisissen leveren namelijk altijd ook winnaars op. Tot 26.000 miljard euro bevindt zich in exotische belastingparadijzen, volgens de Offshore Leaks. De overheden in Europa missen jaarlijks maar liefst 1000 miljard euro inkomsten door belastingfraude en -ontwijking. Rijke Grieken vormen nu, na de onvermijdelijke Russische oligarchen en Arabische sjeiks, de grootste groep buitenlandse investeerders in vastgoed in het peperdure Londen.

Crisissen hebben ook hun voordelen

Crisissen hebben ook hun voordelen. De schokken zijn zo hevig dat noodzakelijke veranderingen mogelijk worden. Dat brengt mij tot een interessante paradox die deze periode kenmerkt. De populariteit van Europa en haar instellingen kent een scherpe daling en het wantrouwen tegenover machthebbers – op alle niveaus overigens – groeit zienderogen. Europa krijgt de schuld. Tegelijkertijd wordt een Europese bankenunie uitgetekend, met sterkere toezichts- en interventiemechanismen op Europees niveau, worden er afspraken gemaakt om fiscale gegevens automatisch uit te wisselen en staan lidstaten met begrotingsproblemen onder curatele van de Europese Commissie via een versterkt begrotingstoezicht. Met andere woorden, oplossingen worden niet meer op nationaal niveau, maar meer en meer op Europees niveau uitgedokterd.

Drie grote uitdagingen

Ik zie drie grote uitdagingen waarvoor we de komende decennia adequate oplossingen moeten uitwerken opdat Europa tegen 2050 die performante, duurzame economie en die sociale samenleving kan worden die we als sociaaldemocraten beogen: de democratische legitimiteit van het Europese project versterken, de omslag naar een koolstofarme en duurzame economie maken én eindelijk werk maken van het sociale Europa waar we zo naar snakken.

De betrokkenheid van mensen vergroten bij Europa is geen sinecure. Een noodzakelijke voorwaarde om een Europese democratische ruimte te scheppen, is dat de politiek meer ge-europeaniseerd wordt en dat Europa meer gepolitiseerd wordt. Het kan namelijk niet genoeg benadrukt worden dat Europa verschillende wegen kan bewandelen, dat er steeds opnieuw politieke keuzes worden gemaakt en dat er altijd alternatieven mogelijk zijn. De dooddoener “er is geen keuze”, vaak verdedigd door een zogenaamd neutrale bureaucratie, is de grootste bondgenoot van het populisme. Fundamentele meningsverschillen moeten meer zichtbaar worden door sterkere Europese partijen en betere communicatietechnieken. Er moet ook meer transparantie tot stand komen over de standpunten die regeringsleden namens hun land innemen op Europese vergaderingen. Zij zouden hier systematisch verantwoording over moeten afleggen in de nationale parlementen. Zo verkleint de kans dat politici van nationale lidstaten zich kunnen verschuilen achter Europese beslissingen waar ze nochtans zelf aan hebben meegeschreven.

De tweede uitdaging was tot voor de crisis uitbrak een Europese topprioriteit, maar is sindsdien wat in de verdrukking geraakt. De omvorming tot een koolstofarme en duurzame economie is nochtans een absolute must om onze klimaatdoelstellingen te halen, maar ook om de kwaliteit van het leven in Europa te verbeteren en via innovatie onze buitenlandse concurrentie een stap voor te blijven. Oplossingen moeten strengere normen, prijsprikkels, slimme infrastructuurinvesteringen en technologische innovatie omvatten. Dat vraagt om een mentaliteitswijziging, maar ook om het maken van de juiste keuzes. Zowel voor ambitieuze onderzoeksprogramma’s als voor de uitbouw van een echt Europees transport- en energienetwerk zijn meer Europese middelen nodig dan voorzien zijn de komende jaren. Een structurele verhoging van het Europese budget met meer eigen middelen en dus minder afhankelijkheid van de lidstaten, is essentieel om de nodige impulsen te kunnen geven. Los van het eigen Europese budget zou een geïntegreerd en Europees gecoördineerd relance-initiatief ons kunnen helpen de omschakeling naar een duurzamere economie te versnellen én ons helpen om sneller uit de crisis te geraken.

Dat brengt mij tot de derde grote uitdaging, namelijk Europa socialer maken. Het duidelijker definiëren en uitbouwen van een sociaal Europa is misschien wel de moeilijkste oefening waar we voor staan. Het is ook een noodzakelijk voorwaarde om de steun voor het Europees project te heroveren. Naast een analyse van de excessive macro-economic imbalances zouden ook de excessive social imbalances in kaart moeten worden gebracht door de Europese Commissie, zoals Frank Vandenbroucke terecht bepleit. Dat wil concreet zeggen dat we wel nog moeten streven naar een begrotingsevenwicht op middellange termijn, maar dat het behalen van sociale doelstellingen, zoals de vermindering van armoede, het versterken van de onderwijsprestaties of de stijging van de tewerkstellingsgraad met evenveel vuur moeten verdedigd worden en afgedwongen worden als de vermindering van de loonkost, de begrotingstekorten en overheidsschulden. Tegelijkertijd zou de democratische controle op heel het proces versterkt moeten worden door een betere samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees parlement.

Vanzelfsprekend moet dit aangevuld worden met Europese wetgeving die meer ambitieuze minimumnormen vastlegt, bijvoorbeeld in de vorm van een Europees minimumloon, en met een betere samenwerking tussen sociale inspectiediensten. Nog belangrijker wellicht is de strijd tegen fiscale fraude en belastingontwijking. Zelfs als dat maar gedeeltelijk lukt, zullen overheden opnieuw wat ruimte krijgen om te investeren in sociaal beleid.

Nieuw sociaal pact

De crisis waarin Europa zich bevindt, is zo ernstig en de uitdagingen zijn zo groot dat ook een nieuw sociaal pact tussen werkgevers en werknemers zich opdringt. Na de Tweede Wereldoorlog is men er op nationaal niveau in geslaagd een consensus te vinden die heeft geleid tot de sociale welvaartstaat en een langdurige periode van economische groei heeft ingeleid. Vandaag zou een nieuw pact, deze keer niet op nationaal niveau maar Europees, een nieuw ambitieus kader moeten scheppen dat het Europese sociale model 2.0 vastlegt voor de komende decennia. Dat impliceert in eerste instantie dat sociale dialoog op Europees niveau, en voor veel meer sectoren dan vandaag het geval is, zou worden opgestart en aangemoedigd.

Om succesvol te zijn en de harten van de Europeanen te heroveren, is het noodzakelijk voor de Europese Unie om haar democratische legitimiteit te versterken, haar economie sterker en duurzamer te maken, en haar sociale cohesie te vergroten. We bevinden ons in een periode waarin grondige veranderingen gebeuren. Vandaag worden de randvoorwaarden gedefinieerd voor het beleid de komende decennia. We moeten die kans met beide handen grijpen en aan een beter Europa bouwen, aan een betere toekomst.

Deze tekst is een ingekorte versie van het essay van Saïd El Khadraoui. Het boek Europa 2050. Visies voor een betere toekomst is uitgegegeven bij Houtekiet, 192 blz, 19,90 euro. Het boek wordt vandaag in Leuven voorgesteld.

Met bijdragen van ondermeer Europees parlementsvoorzitter Martin Schulz, Europese Commissarissen Neelie Kroes en Siim Kalas, voormalig Italiaans premier Massimo d’Alema, PS-voorzitter Paul Magnette, Frank Vandenbroucke, directeur-generaal klimaatactie van de Europese Commissie Jos Delbeke, theatermaker Stijn Devillé, directeur van deBuren Dorian Van der Brempt, stand up comedian Joost Vandecasteele en veel meer…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content