Donald Rumsfeld: Irakfiasco was de schuld van anderen, niet van mij

Donald Rumsfeld in 2011 © REUTERS
Rudi Rotthier

Donald Rumsfeld, Amerikaans minister van Defensie ten tijde van de Irakinvasie, vindt dat anderen de schuld dragen voor het debacle in Irak. Hij vond, zegt hij nu, de introductie van democratie in Irak een zorgbarende, onrealistische aangelegenheid.

Dat zei Donald Rumsfeld in een gesprek met de Britse krant The Times, en het leverde hem een vlammende terechtwijzing op van journalist Bob Woodward, die Rumsfeld uitvoerig interviewde tijdens de oorlog. Zijn huidige uitspraken zijn in “complete tegenspraak” met wat hij toen vertelde, aldus Woodward.

Rumsfeld, nu 82, was een flamboyante minister van Defensie. Hij had er een handje van weg om zijn eigen verantwoordelijkheid te minimaliseren. “Stuff happens”, zei hij toen er in Irak kort na de Amerikaanse invasie op grote schaal werd geplunderd, en er op grote schaal Iraakse kunstschatten verdwenen. “Dingen gebeuren. Vrije mensen maken fouten”.

‘Invasie light’

Hij was indertijd degene die vond dat men Irak met een relatief beperkte troepenmacht kon bezetten – een “invasie light”, goedkoop, met 145.000 soldaten. Een van zijn topgeneraals, die het er niet mee eens was, werd aan de kant geschoven. Dat er minder troepen waren, maakte de plunderingen mogelijk. De onderbezetting was een van de redenen waarom de burgeroorlog zo bloedig werd, en 100.000 Iraakse en 4.400 Amerikaanse levens kostte. In dollars gerekend was de oorlog evenmin goedkoop. President George W. Bush zou hem uiteindelijk tot ontslag dwingen omdat die ‘light’-aanpak niet werkte.

Rumsfeld was een van degenen die zei te geloven dat Saddam Hoessein over massavernietigingswapens beschikte – wapens die naderhand niet bleken te bestaan.

In zijn vier jaar geleden verschenen memoires, Know and Unknown, schreef Rumsfeld nog dat de invasie van Irak de wereld “veiliger” had gemaakt.

Tegenwoordig, met de opkomst van IS, kan hij dat niet meer met zoveel zekerheid volhouden.

‘Onrealistisch’

In het interview met The Times minimaliseert hij zijn eigen bijdrage. “Ik ben niet een van degenen die denkt dat onze specifieke vorm van democratie de juiste is voor andere landen in elke fase van hun geschiedenis. Het idee dat we in Irak een democratie op poten konden zetten leek me onrealistisch. Ik maakte me zorgen toen ik er voor het eerst over hoorde”.

Een democratie was eerder wat Bush wilde, liet hij verstaan.

Het interview verscheen vrijdag al. Bob Woodward, de drijvende kracht achter de Watergate-onthullingen en sindsdien voor The Washington Post en in talloze boeken chroniqueur van presidenten en oorlogen, steigerde toen hij het las. Hij heeft vier boeken geschreven over de Irakoorlog en de regering Bush en heeft in die periode herhaaldelijk met Rumsfeld gesproken. “Als je Rumsfelds memoires bekijkt, en zijn bilan, en de dingen die hij me maanden na de feiten vertelde tijdens urenlange interviews – dit is gewoon een totale tegenspraak”, aldus Woodward tijdens het MSNBC-programma Morning Joe.

Woodward deed Rumsfeld memoires volgens The Huffington Post eerder in een recensie af als “een grote schoonmaakoperatie, een brutale poging om de schuld bij anderen te leggen -president Bush inbegrepen – de geschiedenis te verdraaien, feiten te negeren of simpelweg te vermijden onderwerpen aan te snijden die niet weggeretoucheerd kunnen worden”.

Hij was juist wel een van degenen die van Irak een democratie wilden maken, aldus Woodward, hij beschouwde zich indertijd als een van de architecten van de Irakoorlog. Hij was een van de degenen die net voor de invasie “aan Bush zei: dit zal enkele weken vergen. We zijn nu 12 jaar verder”, aldus Woodward, “en we zijn er nog altijd niet mee klaar”.

Memo uit 2002

In de uitzending van Morning Joe verwees Woodward naar een memo dat Rumsfeld in juli 2002, ruim een half jaar voor de invasie, had geschreven en waarin hij zijn plan voor het introduceren van democratie in Irak uit de doeken deed. “In Irak zijn er vele ongewenste oppositiekrachten – een communistische beweging, soennitische fundamentalisten en radicale sjiieten – alle met steun in delen van het land en bij sommige instellingen. De oppositiegroepen die onze voorkeur wegdragen te organiseren in een echt politiek-militaire macht is essentieel om de andere groepen de pas af te snijden, om een politiek vacuüm te vermijden en om een chaotische post-Saddam grabbelton te vermijden”.

Zeven weken na de invasie zei hij in een toespraak: “Als Irak, met zijn omvang, zijn mogelijkheden, zijn grondstoffen en geschiedenis, het pad inslaat van de representatieve democratie, is het denkbaar dat het een model wordt, en bewijst dat een gematigde moslimstaat succesrijk kan zijn in de strijd tegen het extremisme dat heden ten dage te zien valt in de moslimwereld.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content