Frankrijk verliest steeds meer van zijn prestige en macht in Afrika, stelt JONATHAN HOLSLAG vast. Maar de toegenomen invloed van China kan slecht nieuws betekenen voor dat continent.

Als één Europees land weet hoe het zijn economische belangen moet doordrukken in de wereld, is het Frankrijk. Maar onlangs woonde ik een vergadering in de vergulde zalen van het Quai d’Orsay in Parijs bij en onder de kroonluchters van de grote zaal, uitten de diplomaten hun bezorgdheid over de Franse aanwezigheid in Afrika. ‘Als het zo doorgaat, kunnen we binnenkort inpakken!’ klonk het.

De Fransen zijn bekommerd om hun tanende invloed in Afrika. Een half uur lang werd ons uitgelegd hoe Franse troepen probeerden de stabiliteit op het continent te handhaven, in de frontlijn vochten tegen de terroristen van Boko Haram, op zee patrouilleerden op zoek naar piraten en onbemande vliegtuigen inzetten tegen wapensmokkelaars in de Sahara. Wat de Fransen hoog zit, is dat zij ondanks hun economische problemen nog steeds miljoenen investeren in militaire interventies, terwijl andere grootmachten het ene megacontract na het andere binnenhalen. ‘Maar economisch aanwezig zijn, brengt verantwoordelijkheden met zich mee’, luidde het.

Parijs zou wel eens op zijn wenken bediend kunnen worden. De Amerikanen zijn al lange tijd aanwezig met elitetroepen in verschillende Afrikaanse landen en hebben zelfs een speciaal commando voor het continent: AFRICOM. Japan houdt sinds 2011 een basis open in Djibouti, van waaruit het met marineschepen en patrouillevliegtuigen de Rode Zee en de wateren rond Somalië in de gaten houdt. India draagt bij aan verschillende vredesmissies van de Verenigde Naties en heeft militaire partnerschappen met landen als Kenia, Tanzania en Madagaskar. Maar natuurlijk wordt vooral China in de gaten gehouden. Rond de tafel vonden diplomaten van verschillende lidstaten het moeilijk om in te schatten wat Peking op lange termijn van plan is.

De vorige maanden zette China alvast een belangrijke stap. Het ministerie van Defensie begon met het bouwen van een militaire basis in Djibouti. Nationalistische overheidsdagbladen verklaarden meteen dat het steunpunt minstens even groot zal zijn als Camp Lemonnier dat door de Amerikanen gebruikt wordt. De basis moet de Chinese marine bevoorraden in de Indische Oceaan en de Middellandse Zee, ondersteuning bieden bij operaties met onbemande vliegtuigen, Afrikaanse soldaten opleiden en de vergaring van inlichtingen coördineren. In 2008, toen China voor het eerst oorlogsschepen ontplooide in de Indische Oceaan, schreef ik dat het land eigenlijk gewoon zoals Amerika wil worden en op termijn op een onafhankelijke manier zijn overzeese belangen wil verdedigen.

Dat pakt natuurlijk slecht uit voor het prestige van de Fransen. Na flink terrein te hebben verloren op grote Chinese bedrijven, zal het spoedig ook overschaduwd worden door het Chinese Volksbevrijdingsleger. ‘De Fransen lijden aan Djibouti-blues’, merkte een Duitser smalend op. ‘Ze zullen ermee moeten leren leven dat de Chinezen groter, beter en zichtbaarder zullen zijn in hun traditionele jachtterrein.’ Toch staat er meer op het spel dan Franse nostalgie, want niemand weet hoe de Chinezen hun militaire macht in Afrika zullen gebruiken.

Tot voor kort ontbrak het hen gewoon aan de middelen. Het leger had noch de vliegtuigen, noch de schepen voor operaties in Afrika, zodat arbeiders met gehuurde vliegtuigen moesten worden geëvacueerd telkens er een conflict uitbrak. Dat zal nu veranderen. Veel Chinese experten beargumenteerden al dat hun land zich het principe van niet-tussenkomst niet meer kan veroorloven. China heeft op het Afrikaanse continent pijpleidingen en ruim een miljoen arbeiders te beveiligen . President Xi Jinping bevestigde dat het verdedigen van de overzeese belangen een absolute prioriteit wordt.

De grootste uitdaging is vooral hoe het tussen de grote spelers in Afrika verder moet. Terwijl de Afrikaanse Unie alle steun om de vrede te handhaven kan gebruiken, gaat het de grootmachten vooral om hun eigen aanwezigheid. Wapens worden opnieuw als pasmunt gebruikt om zwakke regimes de toegang tot grondstoffen te ontfutselen. Hoe meer wapens regimes ontvangen, hoe meer onderdrukking, hoe meer kans op onrust op de lange termijn en op conflicterende reacties van de nieuwe hoofdrolspelers. Frankrijk moet misschien niet klagen omdat het in het verleden hetzelfde heeft gedaan, maar dat is nu net de kwestie: Afrika is niet bepaald gebaat bij een terugkeer naar dat verleden.

Jonathan Holslag (1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

China heeft op het Afrikaanse continent pijpleidingen en ruim een miljoen arbeiders te beveiligen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content