‘De Chinezen zijn meesters in het diplomatieke spel’

Jonathan Holslag neemt de ‘knuffeloorlog’ tussen China en India onder de loep. ‘Lao Tze wist al dat een goede strategie de zwakke plekken doordrenkt tot ze poreus zijn.’

Misschien moeten we dit begrip maar eens toevoegen aan de Van Dale: knuffeloorlog. Al enkele maanden zijn China en India in de ban van die vreemdsoortige oorlogvoering in betwist grensgebied in de Himalaya.

De twee ruziën al sinds hun onafhankelijkheid over die grens. In 1962 kwam het zelfs tot een kortstondige oorlog, en nu zit het er dus weer bovenarms op. Beide landen leggen wegen aan, bouwen wachtposten en drijven de patrouilles op, ondanks onderhandelingen om het geschil te beëindigen.

Dat bovenarms valt trouwens letterlijk te nemen. De Indiase media zonden beelden uit van Chinese en Indiase grenswachters die elkaar als het ware al knuffelend probeerden weg te drijven. De Indiase Premier Narendra Modi was woedend. Maar net als je denkt dat het uit de hand gaat lopen, nodigt de Chinese president Modi’s veiligheidsadviseur uit voor de thee. Meesters zijn het, de Chinezen, in het diplomatieke spel.

De meest doeltreffende tactiek van China is die van economische vermurwing.

Peking en Delhi betwisten twee grote zones. Een eerste tactiek van de Chinezen bestaat erin om afwisselend de druk op te voeren en zo een escalatie te vermijden.

Een tweede tactiek is de Indiërs onrechtstreeks in de tang te nemen, door spelletjes te spelen met visaprocedures, maar ook en vooral door iets verder van de grens een verpletterende militaire macht op te bouwen. Het signaal daarvan is niet mis te verstaan: als India te ver gaat, kan China krachtig reageren.

Derde tactiek: dossiers aan elkaar koppelen. De Chinezen versterken hun onderhandelingspositie door centraal overzicht te bewaren over diverse kwesties. Zo houden ze Delhi aan het lijntje telkens wanneer het probeert om lid te worden van de Nuclear Suppliers Group, of sluiten ze op uitgekiende tijdstippen akkoorden met India’s buurlanden Nepal, Pakistan of Bangladesh.

De meest doeltreffende tactiek is die van economische vermurwing. De Chinezen weten goed dat Modi, wil hij de volgende verkiezingen winnen, tientallen miljarden dollars nodig heeft om zijn spoorwegen, energievoorzieningen en havens in orde te brengen. De Chinezen hebben dat geld en zijn gretig om hun goederen en diensten te slijten. India is een gedroomde afzetmarkt voor vele Chinese bedrijven die het nog lastig hebben op de West-Europese of Amerikaanse markt. En dus maakt Peking het aan Modi’s partij subtiel duidelijk dat het mee wil werken, tenminste als India niet te veel heibel maakt over de Chinese machtsopbouw in Tibet. Het zet Indiase deelstaten ook tegen elkaar op bij het aantrekken van Chinese investeringen en eist impliciet dat hun vertegenwoordigers in het nationale parlement zich niet te kritisch opstellen.

En zo gaat dat overal. ‘Smart power’, noemt men dat. In de Zuid- en Oost-Chinese Zee wordt oorlog gevoerd zonder te vechten. Eerst wordt de civiele aanwezigheid opgedreven, dan worden de landen rondom tegen elkaar uitgespeeld en bouwt China zijn economische invloed op door leningen, terwijl het zonder verpozen een formidabele marine ontwikkelt die binnen pakweg tien jaar zo sterk wordt dat de meeste buurlanden gewoon geen weerstand meer kunnen bieden.

Tijdens de vroegere dynastieën werd die strategie vergeleken met die van een zijderups, die het blad beetje bij beetje van de buitenranden tot de kern verteert. Of met de beroemde metafoor van Lao Tze, die beweerde dat een goede strategie zich gedraagt als water en de zwakke plekken doordrenkt tot ze geheel poreus zijn.

Natuurlijk laat ook China steken vallen, maar al bij al verloopt het buitenlands beleid bijzonder gecoördineerd. President Xi heeft met kleine leidinggevende groepen de teugels strak in handen. Voor hem bestaat er maar één doel: van China de grootste economie maken en dan volgt de rest vanzelf wel, de politieke invloed, de militaire macht en de status.

In de Zuid- en Oost-Chinese Zee wordt oorlog gevoerd zonder te vechten.

Vaak heb ik gedacht dat de Chinezen zich aan het vergalopperen waren, dat ze arrogant werden, maar telkens wisten zij zich ofwel te herpakken, ofwel kleine toegiften te doen, ofwel het offensief gewoon te verleggen. Zeker in een wereld waar de Amerikanen het laten afweten, levert dat China winst op.

Ook de Europese Unie wordt van het kastje naar de muur gespeeld. De oostelijke lidstaten, landen als Griekenland en grote Duitse multinationals rijden nu al deels voor de rekening van Peking. Ik vind het verschrikkelijk om te observeren hoe de Europeanen zich daardoor laten verzwakken.

Je moet het ze evenwel nageven: op het gebied van diplomatie is China zeer doeltreffend geworden. Aan ons om daarop te reageren en te tonen dat ook democratieën in staat zijn een krachtig buitenlands beleid te voeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content