Dag van de Kinderarbeid: ‘Eet desnoods zand met je kinderen, maar je stuurt hen niet weg’

Kinderen in Benin. © Jan De Deken

De strijd tegen kinderarbeid is er een op verschillende fronten, zegt journalist Jan De Deken, die naar het Afrikaanse Benin reisde en met slachtoffers sprak. ‘Waar ze als slaven werken, loert seksueel misbruik vaak om de hoek.’

Op 12 juni, de Internationale Dag tegen de Kinderarbeid, gaan 168 miljoen kinderen gewoon aan het werk. 5,5 miljoen van hen worden tot arbeid gedwongen. Interview met reporter Jan De Deken, die met voormalige kindslaven sprak in het West-Afrikaanse Benin.

Kinderhandel, bestaat dat nog altijd?

Jan De Deken: ‘Ja, en het is een wereldwijd probleem. Slachtoffers komen, vooral in Europa, vaak in de prostitutie terecht. In Afrika, Azië en het Midden Oosten belanden ze ook in arbeidsintensieve en gevaarlijke sectoren. Kinderen vanaf vijf jaar oud werken er in de mijnen en de bouw, op het veld en de markt en in het huishouden.

Het aantal minderjarige slachtoffers neemt proportioneel zelfs toe. Volgens het United Nations Office on Drugs and Crime was in 2011 een derde van de slachtoffers van mensenhandel minderjarig, tegenover dertien procent in 2004. Het Midden Oosten en Afrika spannen de kroon. Daar zijn 62 procent van de slachtoffers jonger dan achttien jaar.’

Waarom is kinderslavernij uitgerekend in Benin een probleem?

Jan De Deken: ‘Het is één van de armste landen ter wereld. De helft van de bevolking moet het doen met minder dan een dollar per dag. Tegelijk is het geboortecijfer er met vijf kinderen per vrouw erg hoog. Hoewel legaal werken pas kan vanaf veertien jaar, is één op vier Beninse kinderen uit noodzaak al voor die leeftijd buiten de familiale omgeving aan de slag. Tien procent van hen valt ten prooi aan mensenhandel.

Ook traditie speelt een rol. Le confiage is een nog steeds sterk ingeburgerde praktijk in Benin. Ouders sturen hun kinderen naar rijkere familieleden om hen onderwijs en een betere toekomst te gunnen. Maar traditionele solidariteit ruimde plaats voor geldgewin. Kinderen worden, door familie of vreemden, als slaaf ingezet en krijgen geen schoolbanken te zien.

Tenslotte heeft Benin de pech om naast buurland Nigeria te liggen, waar grote vraag is naar kinderarbeid. De corridor Abidjan-Lagos, van Ivoorkust naar Nigeria, is één van de belangrijkste moderne slavenroutes van Afrika. Samen met de ngo Plan België reisde ik langs die route. We bezochten zwaar geaffecteerde dorpen van de Togolese tot de Nigeriaanse grens. Het zijn straatarme gemeenschappen, waar mensen in lemen hutten leven zonder stromend water, elektriciteit of toegang tot degelijk onderwijs. Ze zijn een makkelijk slachtoffer voor mensenhandelaars die hun kind een gouden toekomst beloven.’

Kan je dat bestrijden?

Jan De Deken: ‘Ja, maar het is een strijd op vele fronten tegelijk. De grenzen zijn poreus, de staatsstructuren niet al te solide. Plan België zet samen met lokale ngo’s daarom vooral in op sensibilisering in de gemeenschappen. Informatiefilmpjes, sprekers en lokale comités tegen kinderhandel moeten ouders ertoe aanzetten hun jongsten niet langer blindelings te laten vertrekken. “Als je arm bent, eet je desnoods zand met je kinderen. Maar je stuurt hen niet weg”, hoorde ik hen er enkele keren een populair Benins liedje nazingen. Omdat zand in West-Afrika niet beter smaakt dan bij ons, proberen die ngo’s vrouwen ook economisch zelfredzamer te maken, bijvoorbeeld door microkredieten te verstrekken.’

Jan De Deken: ‘Twee derde van de slachtoffers van mensenhandel wereldwijd zijn vrouwen en meisjes. Waar ze als slaven werken, loert seksueel misbruik vaak om de hoek. Een meisje dat ik interviewde werd op haar tiende door een groep mannen verkracht. De vrouw waarvoor ze werkte, zei dat ze er maar beter aan kon wennen, want dat zou ze haar verdere leven doen. Gelukkig wist ze kort daarop te ontsnappen.’

Lees de reportage op woensdag 17 juni in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content