Bij een FARC-rebel in de gevangenis: ‘Hier kom je gezond binnen om in een doodskist te vertrekken’

Gevangenen in La Picota, de overbevolkte gevangenis in de Colombiaanse hoofdstad Bogota. © ERA
Ernesto Rodriguez Amari
Ernesto Rodriguez Amari Journalist en politicoloog

Voor dit deel van onze reeks over de FARC trokken we naar de overbevolkte gevangenis La Picota. We spraken er met FARC-rebel Carlos: ‘De wet is eenvoudig: binnen de patio kan alles, maar alles blijft ook binnen de patio. Wie iets lekt, sterft.’

‘Het is beter om je leven te geven in de strijd dan gefolterd te worden door de Colombiaanse overheid,’ opent Carlos, een 33-jarige guerrillero van de FARC. Net zoals andere rebellen in de gevangenis droomt hij van een vrij leven in een land zonder oorlog. Hij studeerde filosofie en economie aan de universiteit van Cali. Op 8 juni 2011 werd hij gearresteerd toen hij de universiteit verliet. Ondertussen verblijft hij al 5 jaar in de gevangenis La Picota, in het gezelschap van drugstrafikanten, paramilitairen en rebellen.

‘Deze maand alleen al zijn er zeven gevangenen gestorven. Hier komen gezonde mannen binnen om een paar jaar later de gevangenis te verlaten in een doodskist’ jammert hij. De gevangenis kampt met ernstige problemen van overbevolking. La Picota is een enorm complex met plaats voor 2.900 gevangenen, maar er zitten er rond de 8.000. In een cel verblijven er vijf mensen. In La Picota-termen is dat een luxe-suite. Om een bed in een cel te bemachtigen, moeten de gevangen veel geld betalen. Het hoogste bed van de stapelbedden is het duurste. Deze slaapplaatsen worden ook verhuurd als liefdesnest. De meeste gevangenen slapen in de gangen op de grond. Er zijn veel te weinig toiletten en douches waardoor de hygiëne te wensen overlaat. Wie ziek is, heeft zeer weinig kans om een dokter te zien. ‘Er komen hier gevangenen binnen met open wonden. Ze worden niet verzorgd en krijgen niet eens pijnstillers.’

‘Het is beter om je leven te geven in de strijd dan gefolterd te worden door de Colombiaanse overheid,’

‘Als je in deze gevangenis wil overleven, moet je het systeem kennen. Ik ken mensen die hier na twee weken zelfmoord pleegden. Ze konden de druk niet aan’, gaat Carlos verder. ‘Je moet hier voor alles betalen: eten, medicatie, slaapplaats, zelfs je toiletpapier’. De gevangenis is opgedeeld in patio’s die bewaakt worden door de politie. Het is de gewoonte dat de patio’s worden doorverkocht aan een cacique, een term die vroeger voor de stamhoofden van de Indianen gebruikt werd. Die cacique is in de meeste gevallen een zware crimineel. Hij mag zich de leider van de patio noemen en bepaalt er de regels. Wie daar problemen mee heeft, wordt koelbloedig vermoord.

Binnen de patio is er enorm veel corruptie. In ruil voor geld laten de cipiers en de politie ongeveer alles toe. Cipiers zorgen er zelfs voor dat drugs, alcohol en wapens vlot binnen de muren van de gevangenis geraken. De traditie wil dat op zondag prostitués op bezoek komen. En dat wordt bijna professioneel geregeld, gelijkaardig aan het systeem waarmee auto’s worden toegelaten in hoofdstad Bogota: de ene week vrouwen met een even getal als laatste cijfer op hun identiteitskaart, de andere week die met een oneven getal. ‘De wet is eenvoudig: binnen de patio kan alles, maar alles blijft ook binnen de patio. Wie iets naar buiten lekt, sterft.’

In de gevangenis moet je niet alleen voor je comfort betalen, maar ook voor je rechten, gaat Carlos verder. ‘Wanneer je straf eindigt, moet je eerst een som geld aan de cipiers betalen zodat zij jouw documenten doorgeven aan de rechter. Zolang je hen niet betaalt, moet je in de gevangenis blijven’. Om ervoor te zorgen dat gevangen niet klagen bij hun bezoekende familie, plaatsen cipiers de klagers over naar afgelegen gevangenissen: ‘Als je wil dat je familie af en toe op bezoek kan komen, kan je best niets vertellen.’

Nog erger is de situatie van vrouwen in de gevangenis. Carlos weet van een aantal FARC-kompanen dat zij geconfronteerd worden met zwaar psychologisch en seksueel misbruik. Vrouwelijke gevangenen worden bij controles niet alleen gefouilleerd, maar moeten zich helemaal uitkleden. Een ritueel waarbij ze niet alleen vernederd worden, maar vaak ook aangerand. Van de regel dat vrouwen die fouilles moeten uitvoeren, trekken de mannelijke cipiers zich weinig aan.

‘Dat enkel vrouwen u003cemu003efouillesu003c/emu003e mogen doen bij vrouwelijke gevangenen: daar trekken de mannelijke cipiers zich weinig aan’

En wie het helemaal moet ongelden, zegt Carlos, zijn de rebellen. ‘Onder het presidentschap van Uribe, steunde de overheid de paramilitairen in de gevangenis’, meent Carlos. Met paramilitairen bedoelt hij Colombiaanse burgers die de wapens opnamen om op eigen houtje hun land te verdedigen. Officieel was de overheid hiertegen, en dus pakten ze er wel eens op. Maar officieus werd samengewerkt tegen de FARC. Zo ook in de gevangenis, zegt Carlos: ‘Cipiers lieten hen wapens en granaten binnensmokkelen.’

In die Uribe-periode stierven er veel guerrillero’s in gevangenissen, zowel van FARC als van het veel kleinere Nationaal Bevrijdingsleger (ELN). In de eerste jaren dat Juan Manuel Santos president was, noemde hij alle guerrillero’s ook nog terroristen. In het vredesakkoord staat nu dat FARC-rebellen als politieke gevangenen en oorlogsgevangenen zullen behandeld worden. Volgens Carlos is er voorlopig echter nog niets veranderd: ‘Iedereen heeft het over die Nobelprijs voor de Vrede, maar mijn situatie is hier nog geen haar verbeterd’.

Partner Content