Belofte maakt schuld: Amerikaanse verkiezingsbeloftes doorheen de tijd

© Reuters

Verkiezingsbeloftes: in het heetst van de strijd pakt elke ambitieuze presidentskandidaat er graag mee uit. De inzet is de stem van de kiezer, de haalbaarheid van die beloftes een zorg voor later.

Gek genoeg doorzien vele kiezers de dynamiek van dit politieke spel. Ze laten zich graag verleiden door het opbod aan beloftes, maar beseffen tegelijkertijd dat een president niet alles zal realiseren van wat hij tijdens zijn campagne belooft. De wereld is immers onvoorspelbaar, de toekomstige president kan niet op voorhand weten welke gebeurtenissen zijn presidentschap zullen beheersen. Bovendien loopt een president altijd het risico dat hij in het Congres geconfronteerd wordt met onwillige afgevaardigden en senatoren. Verschillende presidenten zagen op die manier hun plannen gedwarsboomd. Zonder steun in het Congres kunnen zelfs realistische en voorzichtige voornemens niet ten volle worden gerealiseerd.

Dat neemt niet weg dat presidenten die zich niet aan hun beloftes houden, soms daarop worden afgerekend. Gebroken verkiezingsbeloftes vormen natuurlijk een uitgelezen kans voor politieke tegenstanders. De geviseerde presidenten worden in het beste geval beschuldigd van onkunde, in het slechtste geval van kiezersbedrog. Sommigen slagen erin de kritiek te herleiden tot een voetnoot in de geschiedenisboeken, anderen eindigen met een blijvende smet op hun – voor de rest soms fraaie – presidentschap. Een overzicht.

Zonder steun in het Congres kunnen zelfs realistische en voorzichtige voornemens niet ten volle worden gerealiseerd

Woodrow Wilson

‘He kept us out of war.’Wilson portretteren als een president van gebroken beloftes zou de man oneer aandoen. In zijn eerste ambtstermijn van 1913 tot 1916 realiseerde hij een groot deel van zijn programma. Hij kon als president trouwens meer wetten door het Congres loodsen dan eender wie van zijn voorgangers.

Terwijl Wilson zich concentreerde op binnenlandse problemen, brak in Europa de Eerste Wereldoorlog uit. Wilson reageerde met een neutraliteitsverklaring, wat op dat moment een logische keuze was. Amerika telde immigranten uit zowat alle Europese landen, ook uit Duitsland. Het zou dus erg moeilijk zijn om het land eendrachtig achter een van de strijdende partijen te scharen.

Naarmate de oorlog aansleepte, werd het lastig om die neutraliteit aan te houden. Wilson besefte dat en zette al tijdens zijn eerste ambtstermijn stappen om te investeren in de marine. In 1916 was hij kandidaat voor een tweede termijn. Een beetje tot zijn eigen verrassing ging hij de campagne in als ‘de man die de Verenigde Staten uit de oorlog hield’. Wilson, zelf was daar niet onverdeeld gelukkig mee. Genuanceerd academicus als hij was, zou hij daar liever ‘maar zeg nooit “nooit”‘ aan toegevoegd hebben. Wilson won de verkiezingen, met een hele krappe meerderheid.

Kort na zijn herverkiezing deden zich op het oorlogstoneel een aantal belangrijke ontwikkelingen voor. De Amerikanen ontvingen informatie dat Duitsland Mexico probeerde aan te zetten tot een oorlog tegen de Verenigde Staten. Bovendien gingen de Duitsers over tot een onbeperkte duikbootoorlog, ook tegen neutrale schepen onderweg naar geallieerde landen. Neutraliteit was geen optie meer. Op 4 maart 1917 begon Wilson aan zijn tweede ambtstermijn. Een maand later vroeg hij aan het Congres om Duitsland de oorlog te verklaren. Die oorlogsverklaring kwam er op 6 april 1917.

In zijn tweede presidentscampagne werd Wilson tot zijn eigen verrassing uitgeroepen tot de man die de Verenigde Staten uit de oorlog hield. Zelf was hij daar niet echt gelukkig mee omdat hij toen al wist dat dit wellicht niet zou lukken.
In zijn tweede presidentscampagne werd Wilson tot zijn eigen verrassing uitgeroepen tot de man die de Verenigde Staten uit de oorlog hield. Zelf was hij daar niet echt gelukkig mee omdat hij toen al wist dat dit wellicht niet zou lukken.

Herbert Hoover

‘A chicken for every pot.’ De Republikein Herbert Hoover begon in 1928 aan zijn verkiezingscampagne onder een gunstig gesternte. Het waren de Roaring Twenties: de economie draaide op volle toeren, een steeds groter deel van de Amerikanen genoot materiële welstand. De introductie van betaalbare auto’s en elektrische huishoudtoestellen gaf de middenklasse toegang tot een nieuwe wereld van materieel comfort.

Aangezien de vorige twee presidenten Republikeinen waren geweest, schreef die partij de economische voorspoed op haar palmares. Hoovers voorganger Calvin Coolidge had beslist zich niet voor een tweede termijn verkiesbaar te stellen, hoewel hij een populaire president was. Hoover kon zich dus opwerpen als de erfgenaam van een succesvol beleid. Dat de aanpak van Coolidge behoorlijk minimaal was geweest, deed er niet toe – of droeg misschien net bij tot het Republikeinse succes.

Maar ook Hoovers palmares oogde indrukwekkend. Hij had een carrière als mijnbouwingenieur achter de rug en had tijdens de Eerste Wereldoorlog de internationale voedselhulp voor ‘poor little Belgium’ op indrukwekkende wijze gecoördineerd. De partij lanceerde de optimistische slogan ‘a chicken for every pot. Vote for Hoover’. Hoover won gemakkelijk van zijn Democratische tegenkandidaat Al Smith. Het volk had vertrouwen in de toekomst en in de nieuwe president.

Even later stuikte de beurs van Wall Street ineen. De beurskrach van 24 oktober 1929 luidde een periode van financiële rampspoed en economisch verval in. De oppositie probeerde hier uiteraard garen bij te spinnen. Ze rakelde de Republikeinse verkiezingsbelofte op en citeerde die met enige dichterlijke vrijheid als ‘A chicken in every pot and a car in every garage’. In plaats van kippen en auto’s had Hoovers beleid werkloosheid en armoede opgeleverd, schamperden ze. Dat Hoover zich nooit in die bewoordingen had uitgesproken, maakte niet veel meer uit. Na één ambtstermijn moest hij de duimen leggen voor de Democraat Franklin Delano Roosevelt.

Lyndon Baines Johnson

De beurskrach van 24 oktober 1929 luidde een periode van financiële rampspoed en economisch verval in. De oppositie probeerde hier uiteraard garen bij te spinnen.

‘We are not about to send American boys 9 or 10.000 miles away from home to do what Asian boys ought to be doing for themselves.’ Na de moord op John F. Kennedy op 22 november 1963 nam vicepresident Lyndon Baines Johnson automatisch het presidentiële roer over. LBJ was een ervaren politicus en begon als een wervelwind aan zijn presidentschap. Hij wilde natuurlijk meer zijn dan een overgangspresident en begon alles in gereedheid te brengen voor de verkiezingen van 1964. Daarin moest hij het opnemen tegen de zeer conservatieve Republikeinse kandidaat Barry Goldwater.

De verkiezingscampagne van 1964 speelde zich af tegen de achtergrond van een verslechterende toestand in Vietnam. Onder Kennedy waren de Amerikanen Vietnam binnengerold. Hoewel er officieel geen sprake was van een militaire interventie, had Kennedy zo’n 16.000 ‘militaire adviseurs’ naar Zuid-Vietnam gestuurd. Johnson, die het Vietnamdossier van zijn voorganger erfde, wierp zich tijdens de verkiezingscampagne op als vredesduif. Zijn ambities lagen op het binnenlandse vlak. Hij lanceerde ambitieuze plannen om de armoede en rassendiscriminatie te bestrijden en bundelde die onder de naam ‘Great Society’.

Gevraagd naar zijn toekomstplannen in Vietnam, antwoordde hij: ‘We sturen onze jongens niet op missie om 9000 of 10.000 mijl van huis een klus te klaren die de Aziaten zelf moeten oplossen.’ Zijn toehoorders interpreteerden dat als een belofte om de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam niet verder op te voeren.

Johnson boekte in november 1964 een spectaculaire verkiezingsoverwinning. Bovendien haalden de Democraten een stevige meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en in de Senaat. Een comfortabele startpositie, waar Johnson in de eerste twee jaar van zijn presidentschap handig van wist te profiteren.

George H.W. Bush tijdens zijn aanvaardingsspeech als presidentskandidaat op de Republikeinse Conventie in 1988. Hij verkondigde er nadrukkelijk dat hij de belastingen niet zou verhogen: 'Read my lips: no more taxes.'
George H.W. Bush tijdens zijn aanvaardingsspeech als presidentskandidaat op de Republikeinse Conventie in 1988. Hij verkondigde er nadrukkelijk dat hij de belastingen niet zou verhogen: ‘Read my lips: no more taxes.’

Om zijn Great Society te realiseren joeg hij een stroom aan wetgevende programma’s door het Congres. Ondanks de Democratische meerderheid was dat niet altijd een evidentie, want bij de invoering van antiracismewetten boden conservatieve Democraten uit de zuidelijke staten weerwerk. Verder zette hij Medicare op, een ziekteverzekering voor ouderen. Er kwam een subsidiesysteem voor lagere en middelbare scholen, milieuwetgeving … Johnson kon in de eerste jaren van zijn presidentschap wel degelijk heel wat verkiezingsbeloftes realiseren. Sommige politieke analisten noemen hem inzake binnenlandse politiek zelfs de meest succesvolle naoorlogse president.

Vietnam wierp echter een steeds donkerder schaduw over Johnsons beleidsperiode. Al in het voorjaar van 1965 begonnen de Amerikanen met grootscheepse bombardementen. Niet veel later werden de eerste echte troepen gestuurd en hun aantallen werden systematisch opgedreven. In januari 1968 waren er een half miljoen Amerikaanse soldaten in Zuid-Vietnam.

Terwijl de Verenigde Staten steeds dieper wegzakten in het Aziatische moeras, kreeg de president het verwijt dat hij zijn kiezers misleid had. Johnson zelf beweerde dat hij nooit had beloofd om geen Amerikaanse soldaten naar Vietnam te sturen. Hoewel zijn sussende campagnetaal extra cynisch overkomt in het besef dat zijn adviseurs toen al plannen uittekenden voor bombardementen op Noord-Vietnam, heeft hij strikt genomen waarschijnlijk gelijk. Johnson had in zijn verkiezingscampagne immers meermaals benadrukt dat de Verenigde Staten niet zouden verzaken aan hun engagementen tegenover bondgenoot Zuid-Vietnam. Gelet op de context wees dat niet bepaald op een pacifistisch programma. Maar wegens het contrast met zijn ronduit oorlogszuchtige opponent Barry Goldwater werd hij tijdens de campagne als vredesapostel afgeschilderd.

Ondertussen ging de situatie in Vietnam van kwaad naar erger. De kosten van de oorlog liepen zo hoog op dat Johnson zijn echte stokpaardje – de Great Society – niet volledig kon realiseren. Pers en bevolking keerden zich massaal tegen de president. Tijdens protestmarsen scandeerden betogers: ‘Hey LBJ, how many kids did you kill today?’ Gedesillusioneerd kondigde hij in maart 1968 aan dat hij zich geen kandidaat zou stellen voor een nieuwe ambtstermijn.

Hoewel er officieel geen sprake was van een militaire interventie, had Kennedy zo’n 16.000 ‘militaire adviseurs’ naar Zuid-Vietnam gestuurd

George H.W. Bush

‘Read my lips. No new taxes.’ In 1988 haalde George H.W. Bush, vandaag beter bekend als Bush senior, de nominatie voor de Republikeinen binnen. In zijn aanvaardingsspeech als presidentskandidaat op de Republikeinse Conventie sprak hij een zinnetje uit dat hem later zouden achtervolgen: ‘Let op mijn woorden. Geen nieuwe belastingen.’ In één beweging waarschuwde hij de Congresleden dat ze een duidelijk ‘no’ mochten verwachten als ze hem onder druk zouden zetten om toch de belastingen te verhogen. Hij herhaalde de woorden zelfs driemaal vanwege de lekkere cadans.

Bush was niet meteen een kandidaat die zekerheid bood op een glansrijke overwinning. De Texaan was enerzijds degelijk, trouw en had organisatietalent, maar anderzijds ook saai en kleurloos. Veel ideeën had hij niet; zijn uitspraak op de Republikeinse Conventie was wellicht zijn meest concrete verkiezingsbelofte. Bush kwam uit tegen de Democraat Michael Dukakis, gelukkig voor de Republikeinen iemand die evenmin erg charismatisch was. Het Bushteam schilderde Dukakis af als een onvaderlandslievende radicaal linkse politicus, wat in Amerika zogoed als gelijkstond met grove laster.

Bush won de verkiezingen en erfde van zijn voorganger Ronald Reagan grote tekorten op de federale begroting. Toen ook de economie begon te slabakken, werd dat problematisch. Besparingen waren nodig, maar het Congres, met een Democratische meerderheid, wilde daar enkel in meegaan als er ook een belastingverhoging kwam. Het Congres zette de president onder druk en de president zei ‘yes’.

Republikeinen en belastingen vormden toen al geen goed huwelijk. Conservatieven binnen zijn partij zagen de belastingverhoging als verraad. Aangezien Bush zo weinig andere herinneringswaardige uitspraken deed, bleef de gebroken ‘no new taxes’-belofte aan hem kleven. In de aanloop naar de verkiezingen van 1992 rekende de rechtervleugel van zijn eigen partij hem er graag op af. Toch was hij niet echt onpopulair. De nette Bush had zich op moreel vlak niet gecompromitteerd en op buitenlands vlak had hij best wat successen geboekt. Hij moest in de verkiezingsstrijd echter de duimen leggen voor Bill Clinton.

Barack Obama

‘As president, I will close Guantanamo’. Barack Obama herhaalde tijdens zijn eerste verkiezingscampagne meermaals dat hij als president Guantanamo zou sluiten. Vlak na zijn aantreden in januari 2009 leek hij daar ook effectief een prioriteit van te maken. Al in zijn eerste werkweek ondertekende hij een besluit om de gevangenis binnen het jaar te sluiten. Hoewel die deadline meermaals uitgesteld werd, bleef Obama bij zijn voornemen om de sluiting voor het einde van zijn ambtstermijn rond te krijgen.

Toen Donald Trump vier jaar geleden werd verkozen tot president, kwam dat voor velen als een verrassing. Trump profileerde zich als de antimigratiekandidaat. Hij pleitte al vroeg voor een muur tussen de VS en Mexico en kort nadat hij president werd voerde hij een inreisverbod in voor moslims uit een reeks landen. Ondertussen is Trump begonnen aan de bouw van zijn grensmuur, maar wel zonder de door hem beloofde Mexicaanse financiering.

(Door Jonas Raats)

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Knack Historia: Amerika en zijn presidenten.

Partner Content