Belg in glyfosaatschandaal: ‘Transparantie Monsanto is als boemerang in het gezicht teruggekomen’

Monsanto's Roundup © REUTERS
Eva Kestemont
Eva Kestemont Journalist en auteur van van 'Verbeterd recept' (Ertsberg)

Honderden openbaar gemaakte mails van Monsanto-medewerkers doen de discussie rond glyfosaat opnieuw oplaaien, tot ongenoegen van toxicoloog Mark Martens. Ook zijn naam duikt regelmatig op in de correspondentie. “De beoordeling van glyfosaat heeft nu niets te maken met het onderzoek, maar alles met politiek.”

Het gebeurt niet vaak dat onderzoekers van glyfosaat ingaan op de vraag om een interview, maar de voormalige directeur Toxicologie van Monsanto beantwoordt de uitnodiging tot een gesprek happig. Vandaag vertegenwoordigt hij de 22 Europese bedrijven die glyfosaat bevattende producten verkopen. Daaronder hoort ook nog steeds het bekende Monsanto.

Wat was uw rol juist bij Monsanto?

MARTENS: “Ik werkte voor Monsanto als toxicoloog verantwoordelijk voor heel Europa, Afrika en het Midden-Oosten. Mijn taak was om de laboratoria te selecteren waar onderzoeken zouden gebeuren en deze te monitoren. Dat houdt in dat ik verantwoordelijk was voor de invulling en naleving van het protocol: wat wordt bijvoorbeeld de hoeveelheid van de te onderzoeken stof die de onderzoekers zullen toedienen aan testdieren en kan de studie nog doorgaan als bijvoorbeeld door stroomuitval de temperatuur van de testruimte is veranderd? “

“Daarnaast controleerde ik studies op fouten of onvolledigheden en voerde indien nodig nog redactionele aanpassingen door, maar ik beïnvloedde nooit de inhoud of conclusie van het onderzoek.”

Heel wat mensen willen graag weten hoe glyfosaatonderzoek in zijn werk gaat.

“Mensen horen dat ook te weten.”

Legt u dan eens uit, hoe begint een bedrijf als Monsanto aan een onderzoek?

“Wanneer een bedrijf een molecule met bepaalde eigenschappen zoals bijvoorbeeld het bestrijden van schimmels heeft ontwikkeld, moet het die stof, voordat dat op de markt kan komen, laten goedkeuren. Het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor de risico-evaluatie van pesticiden is in de EU het EFSA (European Food Safety Authority, red.). De Europese wetgeving voor agroproducten is erg streng en daar kan niet van afgeweken worden. Om een nieuwe actieve stof te laten goedkeuren, moeten bedrijven heel wat toxicologische testen uitvoeren waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn – maar die dus wel volgens internationaal vastgelegde procedures moeten gebeuren – en waar ze zelf voor betalen.

Vroeger hadden heel wat agrobedrijven eigen testlaboratoria, maar vandaag worden de onderzoeken meer en meer uitbesteed aan Contract Research Organizations (CRO). Dat zijn enorme laboratoria die meestal wereldwijd werken en die gespecialiseerd zijn in het uitvoeren van gecompliceerde toxicologische testen. Om te mogen functioneren als testlabo, hebben ze een certificaat nodig van de overheid en dat krijgen ze enkel na een strenge inspectie. Dat inspectiesysteem heb ik zelf jaren geleden nog als eerste mee ingevoerd in België en het garandeert dat alle gegevens die in een rapport terecht komen correct en verifieerbaar zijn.”

u0022Er is een lobby die alle pesticiden de wereld uit wil helpen en dat is misschien wel heel mooi, maar het is onmogelijk. Die groep is begonnen met glyfosaat. Waarom? Omdat ze Monsanto niet mogen.u0022

Hoe kan er gegarandeerd worden dat die CRO’s onafhankelijk van hun geldschieter werken?

“Ze werken voor honderden bedrijven, die vaak elkaars concurrenten zijn. Daarbij hebben zulke bedrijven volgens de vastgelegde regels van goede laboratoriumpraktijken ook een eenheid die de kwaliteit van het onderzoek controleert, rapporteert aan een ander management en optreedt als politieman. CRO’s zijn vaak enorme ondernemingen met duizenden personeelsleden en een erg goede reputatie. Het grote voordeel dat ze hebben, is dat ze over goede faciliteiten en veel ervaring beschikken. Hoe groter het aantal testresultaten je hebt, hoe beter je referentiekader en dus ook de kwaliteit van je onderzoek.”

“Academische laboratoria beschikken vaak niet over de middelen die een CRO wel heeft, denk maar aan een back-upsysteem om stroomuitvallen op te vangen. Dat is een probleem en daar ben ik ook ongelukkig over. Universiteiten zijn minder in staat resultaten te genereren die worden aanvaard door de overheid. Een kankerstudie kan al snel twee miljoen dollar kosten, dat is financieel onmogelijk voor heel wat universiteiten.”

Hoe kiest een bedrijf als Monsanto met welke CRO ze werken?

“Er zijn verschillende parameters. De prijs is een eerste, maar niet de meest doorslaggevende. Het belangrijkste is om goede resultaten te hebben, want als een bedrijf slechte resultaten produceert en de studie door de overheid geweigerd wordt, moet je de test opnieuw doen en heb je dubbel zoveel kosten. Een degelijke reputatie en de specialisatie van het bedrijf zijn veel doorslaggevendere factoren bij de keuze voor een bepaalde CRO. Bij sommige testlaboratoria kan nog veel tijd verloren gaan bij de publicatie van het finale rapport, doordat er nog veel redactioneel werk aan is. Tenslotte is ook de levertermijn altijd belangrijk. Het proces om een actieve stof op de markt te brengen in de agro-industrie is een van lange termijn, dus planning en deadlines zijn belangrijk.”

En puur inhoudelijk? Zou er opnieuw worden samengewerkt met een CRO dat een bepaald product bij een eerdere opdracht als schadelijk heeft bestempeld?

“Als die resultaten op een degelijke manier tot stand gekomen zijn, absoluut wel. Het is net in het voordeel van het bedrijf om dat te doen. Als een bedrijf zulke resultaten wegwuift en het product later problemen veroorzaakt voor mensen, mag het de boeken sluiten. En dat wil geen enkel bedrijf. Wanneer een zeer sterk negatief resultaat uit een onderzoek komt, zal het management eerder geneigd zijn te stoppen met de ontwikkeling ervan en het geld besteden aan andere onderzoeken.”

Heeft u dat zelf meegemaakt?

“Niet bij Monsanto. Maar tijdens mijn tewerkstelling in de farmaceutische industrie heb ik wel enkele producten gekilld. En de bazen waren daar inderdaad niet blij mee, maar als je dat niet doet en het product veroorzaakt later problemen, kan je je business sluiten.”

“De ambitie om transparant te zijn over zijn onderzoek is als een boemerang in het gezicht teruggekomen voor Monsanto”

Kan u een cijfer plakken op het aantal mensen die betrokken waren bij het glyfosaatonderzoek in Europa?

(Denkt) “Laat me eerst iets heel duidelijk stellen. Ik werk nu als consultant voor een consortium van alle 22 bedrijven die glyfosaat op de markt brengen in Europa (de Glyphosate Task Force, red.) en die elk ook een dossier hebben aangelegd. Om een voorbeeld te geven: Monsanto heeft drie kankerstudies uitgevoerd, maar er zijn er nog negen die zijn uitgevoerd door die andere bedrijven. Als we alle wetenschappers en technisch personeel die aan dit project hebben gewerkt samentellen, zijn dat er minstens duizend. Hoe kan je dan knoeien met resultaten?”

Maar snapt u de scepsis tegenover onderzoek dat betaald wordt door een bedrijf, naar een product dat verkocht wordt door dat bedrijf?

“Ja, maar die scepsis is er omdat mensen niet begrijpen hoe het systeem werkt. Als een bedrijf een product op de markt brengt, is dat bedrijf verantwoordelijk voor dat product. Als iets niet veilig is voor gebruik, wordt het niet verkocht, zo simpel is dat.”

Waarom dan die geheimzinnigheid als het gaat over dit soort onderzoeken?

“Er is niets geheimzinnig aan. Een wetenschapper die iets ontdekt of uitvindt, vraagt daar standaard een patent op aan, want hij of zijn onderzoeksinstelling heeft recht op de inkomsten van het product als dat uiteindelijk op de markt komt.”

Maar het patent op glyfosaat is toch al lang verlopen?

“Daar gaat het ook niet over. Het gaat over eigendomsrechten van de studies. Waarom denk je dat die andere bedrijven ook kankerstudies hebben gedaan? Dat is omdat ze hun producten zelf ook wilden registreren toen het glyfosaatpatent van Monsanto verliep. Om je product te kunnen registreren, moet je ook zo’n dossier samenstellen. Dan heb je twee mogelijkheden: ofwel doe je de testen zelf en dan kost dat je heel veel geld en tijd, ofwel wil je snel naar de markt gaan en dan sluit je een overeenkomst met Monsanto of een ander bedrijf om een gedeelte van zijn studies over te kopen en er de gebruiksrechten op te krijgen. Als je weet hoeveel al die onderzoeken kosten, begrijp je dat de onderzoeksmethode en de resultaten niet zomaar te grabbel kunnen worden gegooid.”

“Nu, Monsanto vond dat de publieke opinie recht had en heeft op die informatie. Het bedrijf nodigde externe experts uit om de volledige testrapporten te analyseren, er een review van te schrijven en die te publiceren in de wetenschappelijke literatuur. Zo worden wel de conclusies openbaar, maar niet alle details van de studies. Dat is niet verplicht, dus veel bedrijven doen dat niet. De ambitie om transparant te zijn over zijn onderzoek is als een boemerang in het gezicht teruggekomen voor Monsanto.”

Vanuit zakelijk standpunt is het begrijpelijk dat bedrijven liever niet in hun papieren laten kijken door andere bedrijven. Maar waarom mogen beleidsmakers niet alle studies inkijken, tenzij in een aparte kamer zonder persoonlijke spullen, zoals Bart Staes een tijd geleden aanklaagde?

“Dat is verkeerd. Bart Staes is duidelijk niet op de hoogte van hoe een registratieproces voor pesticiden werkt en dat is spijtig. Als je het dossier dat een bedrijf moet indienen voor de (her)registratie van een bepaald product zou afprinten, krijg je algauw een kubieke meter papier. Dat dossier wordt in ontvangst genomen door een EU-lidstaat die werd aangesteld aan als rapporteur – voor de herregistratie van glyfosaat was dat Duitsland. Die lidstaat, samen met alle andere lidstaten overigens, kan dan het volledige dossier inkijken en stelt op basis daarvan een rapport op waar andere lidstaten en het betrokken bedrijf commentaar op kunnen geven. Daarna evalueert de EFSA het dossier, eventueel na consultatie van andere wetenschappers. Dat zijn allemaal experts aangeduid door de overheid die volledige inzage hebben. Er zijn twee soorten mensen die toegang hebben tot alle informatie: de industrie en de experts van de overheid.”

Vindt u het, niet als consultant maar als wetenschapper, geen zonde dat er zoveel kennis verborgen gehouden wordt?

“Ja. Zeker in de farmaceutische industrie worden veel meer resultaten niet in de openbaarheid gebracht. Niet omdat men niet wil, maar omdat men geen tijd heeft om er een publicatie uit te halen. Ik heb al gepleit om zulke gegevens vrij te geven zodat universiteiten daarmee aan de slag kunnen, maar er is gewoon geen personeel voor. Monsanto en andere bedrijven hebben hun best gedaan om zoveel mogelijk informatie in de openbaarheid te brengen, maar het internationaal agentschap voor kankeronderzoek (IARC, red.) heeft die studies niet gezien of niet willen zien, wat een van de verklaringen zou kunnen zijn van hun afwijkende conclusie.”

Dat brengt ons inderdaad bij de enige instantie die concludeerde dat glyfosaat waarschijnlijk wel kankerverwekkend is.

“De IARC heeft inderdaad in 2015 een afwijkende conclusie gepubliceerd en heeft daarmee alle miserie veroorzaakt. Dit agentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft toen geen toegang gevraagd tot alle kankerstudies die door glyfosaatbedrijven werden uitgevoerd. De IARC baseert zich voornamelijk op de wetenschappelijke literatuur, maar onder de studies die ze wel ter beschikking hadden, waren er een aantal van bedenkelijke kwaliteit. De industrie heeft nog geprobeerd alle andere kankerstudies aan te reiken om mee te nemen in de evaluatie, maar dat heeft het agentschap niet willen doen.”

Omdat ze volledig onafhankelijk wouden blijven.

“Nee, dat heeft niets met onafhankelijkheid te maken. Ik weet het niet. Ik begrijp niet wat er daar gebeurd is, maar het is zeer ongewoon. Ik spreek over een wetenschappelijke publicatie die geleid is door een zeer vooraanstaande kankerspecialist uit Duitsland en die zeer correct weergeeft hoe al die studies zijn uitgevoerd. Bovendien is er bij de IARC ook een verkeerde statistische methodologie gebruikt voor de interpretatie van die studies. Dat was een gemanipuleerde methodologie die is aangestuurd door een Amerikaanse statisticus die zeer politiek geïnspireerd is langs de ecologische kant, laat ons zeggen.”

Wie was dat dan?

“Dat kan ik niet zeggen. Ik ben opgeroepen als getuige in het proces in de Verenigde Staten en over bepaalde delen van dat proces mag ik niet spreken. Maar het is zo dat de manier waarop de IARC tot conclusies is gekomen voor veel wetenschappers overal ter wereld op grote ontgoocheling onthaald is. Om dat te illustreren, is er de JMPR (Joint FAO/WHO Meeting on Pesticide Residues, red.), verantwoordelijk voor de evaluatie en de veiligheid van pesticiden. Die organisatie valt, net als de IARC, ook onder de Wereldgezondheidsorganisatie en is ook een VN-organisatie. De JMPR had wel toegang tot het volledige dossier en is tot de conclusie gekomen dat er geen probleem is met glyfosaat.”

Het is wel opvallend…

“Het is zeer storend…”

dat elk orgaan dat studies gebruikt uit de industrie met een besluit komt dat gunstiger is voor die industrie zelf.

“Dat is een indruk die men heeft. Maar die heeft alles te maken met de hoeveelheid en de grondigheid van de gegevens. Wat in de literatuur wordt gepubliceerd zijn maar korte fragmenten, maar daarmee is het niet mogelijk om bepaalde zaken te verifiëren zoals dat wel kan met het volledige dossier.”

Het assortiment van Monsanto bevat ook Roundup ready zaden, die bestand zijn tegen het gif. Als glyfosaat niet meer toegelaten zou zijn, zal het bedrijf die zaden ook niet meer verkopen.

“Dat klopt. Dat zou een totale ramp zijn voor dat bedrijf, inderdaad.”

Kan u schetsen wat het zou betekenen als Europa zou beslissen geen glyfosaat meer toe te laten?

“Dat zou erg zijn voor de 22 bedrijven die glyfosaat hier op de markt brengen en de moderne landbouw in het algemeen, ten eerste. Maar het zou ook heel erg zijn voor de toxicologische wetenschap, omdat het zo’n veilig product is. Want wat zal er gebeuren? Voor de landbouw en voor privégebruik is het gebruik van herbiciden nodig. Dan gaan mensen glyfosaat moeten vervangen door een ander product. En al die andere producten zullen dan waarschijnlijk minder veilig zijn. Waar gaan we dan naartoe?”

“We mogen ons niet blind staren op glyfosaat. Er zijn enorm veel herbiciden beschikbaar, maar glyfosaat is het veiligste van de hele reeks. Als men dat afschaft, brengt men alle wetenschappers zoals ik totaal in de war, want dan wil dat zeggen dat de methodiek voor het bepalen van de veiligheid van producten zoals die nu bestaat, verkeerd is. Dat wil zeggen dat alle medicatie die nu op de markt is verkeerd beoordeeld werd, want daarvoor volgt men exact dezelfde aanpak. Is dat zo? Ik denk het niet. De beoordeling van glyfosaat heeft nu niets te maken met het onderzoek, maar alles met politiek.”

Wat zijn die politieke redenen dan?

“Er is een lobby die alle pesticiden de wereld uit wil helpen en dat is misschien wel heel mooi, maar het is onmogelijk. Die groep is begonnen met glyfosaat. Waarom? Omdat ze Monsanto niet mogen. Waarom ze Monsanto niet mogen? Omdat die genetisch gemanipuleerde zaden op de markt brengen – bijna niet in Europa trouwens -, maar dan vergeten ze wel dat er andere bedrijven zijn die minstens evenveel of zelfs meer genetisch gemanipuleerde gewassen op de markt brengen. Ik vind het persoonlijk een goede zaak om het gebruik van pesticiden zoveel mogelijk te beperken, maar ik kan u verzekeren: zonder komt er honger in de wereld.”

Wetenschappers denken vanuit een risico-inschatting, politici vanuit voorzorgsprincipe. Kan u zich in die uitspraak vinden?

“Het voorzorgsprincipe wordt toegepast voor chemische stoffen waarvoor onvoldoende veiligheidsgegevens beschikbaar zijn. Dit moet niet toegepast worden op glyfosaat: het is het meest onderzochte pesticide dat op de markt voorkomt. Ik vind dat men veel meer vertrouwen moet hebben in wetenschappers van bedrijven en van de overheid, die ernaar streven zoveel mogelijk veiligheidsproblemen van deze producten te kunnen vastleggen. En die, als ze er zijn, te kunnen beheersen. De wereld kan niet zonder chemie, tenzij we terug willen naar de oudheid. Als we wetenschappers die het serieus menen met hun werk gaan negeren, komen we terecht in totale chaos.”

Partner Content