Ludo Bekkers

‘Als we nieuwe jachtvliegtuigen kunnen kopen, kunnen we ook musea bouwen’

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

De Nederlandse kunsthandelaar Jaap Polak pleit voor de creatie van tien topmusea in een wijde cirkel rond Amsterdam.

Het Nederlandse NRC Handelsblad publiceerde onlangs een opmerkelijk gesprek met de kunsthandelaar Jaap Polak (66) die we ook in Vlaanderen kennen van zijn medewerking als expert in het Nederlandse televisieprogramma “Tussen Kunst & Kitsch”. Polak is een veelzijdig vakman die in zijn locatie aan de Spiegelgracht in Amsterdam archeologische voorwerpen, primitieve en Aziatische kunst te koop biedt. En bovendien nadenkt over het museumlandschap in Nederland.

Hij tekende een plan uit “Cercle Line Musea”, ontleend aan de Londense metrolijn, en dat er in bestaat om tien topmusea te creëren in een wijde cirkel rond Amsterdam. Superambitieus maar niet onrealistisch beweert hij. Waar komt het op neer. Er zijn de generalistische instellingen zoals het Rijksmuseum in Amsterdam, het Haags Gemeentemuseum of het museum Boymans-van Beuningen in Rotterdam en er zijn de gespecialiseerde musea zoals het Nationaal Glasmuseum in Leerdam, het Tropen museum in Amsterdam, het Volkenkundig museum in Leiden of het Textiel museum in Tilburg om er maar enkelen te noemen. Wel, zegt Polak, haal die uit elkaar en maak clusters op tien locaties. Op die manier zou Nederland het allermooiste glasmuseum ter wereld kunnen bezitten. En het beste keramiekmuseum en een textielmuseum zoals er elders niet bestaat en ook nog een volkenkundig museum dat kan concurreren met het Musée du Quai Branly in Parijs.

Zo zouden dus tien nieuwe of sterk verbeterde musea kunnen ontstaan die het cultuurtoerisme stimuleren en een economische impuls geven aan de steden waar ze onderdak krijgen. In de optiek van de bestaande musea klinkt het danig arrogant maar bij nadere analyse zit er in het idee toch wat in. Bij onze Noorderburen bestaat de “Collectie Nederland”, kunstwerken die het Rijk toebehoren maar aan verscheidene musea (permanent) worden uitgeleend en die er ook zorg voor dragen. Er bestaat ook een depot waar werken worden gestockeerd die nog geen museaal onderkomen vonden. Polak vindt dat die Collectie Nederland verspreid zit over teveel musea en collecties. Daaruit volgt een versnippering van kunst en kennis. Daarom wil hij centra creëren die voor een welbepaald onderwerp staan en er ook exemplarisch in zijn. Dus, in zijn optiek, tien instellingen die als écht gespecialiseerde musea functioneren.

Die idee leefde in de jaren zeventig ook al bij ons toen een kunstcriticus opperde om bijvoorbeeld de Vlaamse Expressionisten, verspreid tussen Antwerpen, Gent, Deinze en Brugge, samen te brengen in Gent waar ze hun oorsprong hadden, de middeleeuwse kunst in Brugge en de 19de eeuwse werken in Antwerpen. Het is bij een loos idee gebleven omdat het in die tijd ondenkbaar was de heersende conservatoren van zo’n revolutie te overtuigen. Ligt dat dan nu in Nederland anders ? Polak verwacht zeker tegenwind vanuit de hoek van de grote Nationale musea. Maar het gaat bij hem niet om verlies maar om winst. Neem nu dat het Rijksmuseum, dat hét museum voor de nationale schilderkunst wil zijn, het paneel met de verloren zoon van Jeroen Bosch kan krijgen van Boymans en dat Rotterdam in ruil een aantal goede surrealisten krijgt dan is dat toch een win-win situatie. En door zo’n ruilsysteem kunnen veel musea op een hoger niveau worden getild.

Bovendien is het vanzelfsprekend dat het verhogen van de kwaliteit ook de kennis vergroot en hoe intenser het contact met particuliere verzamelaars zal worden. Waaruit dan legaten of uitleningen kunnen volgen. Maar waar gaat, in deze sombere financiële tijden, het geld vandaan komen om zo’n dure operatie te betalen. In het gesprek zegde hij “Over geld wil ik niet praten. Maar als we nieuwe jachtvliegtuigen kunnen kopen, kunnen we ook musea bouwen”. Dat is meer dan vrijblijvend en hoe aantrekkelijk Polaks’ idee ook mag zijn, er moet wel een uitvoerbare begroting naast liggen zoniet word je weggelachen en is het over and out. Trouwens, een jaar geleden wees de Museumvereniging al op de noodzaak van samenwerking en ook de Raad voor Cultuur bracht een vergelijkbaar advies uit aan de minister van Cultuur. En wat met sommige betrokkenen. Wim Pijbes (directeur Rijksmuseum) vindt het een aantrekkelijke gedachte, heel aansprekend voor een groot publiek. Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, wist Elsschot al. Nederland is geen Frankrijk waar zowat dertig jaar geleden een minister besliste dat er een museum van de 19e eeuw moest komen en dienden nogal wat instellingen topstukken af te staan aan het Musée d’Orsay. Hij ziet het in Nederland niet zo gauw gebeuren. Errol van de Werdt, directeur van het Textielmuseum in Tilburg gelooft niet erg in een sterke concentratie. Er is nu al een vervaging van grenzen tussen kunst en design, tussen mode en kunst. Samenwerking tussen musea is wel een must en wanneer dat vroeger nogal hypothetisch klonk is het vandaag haast noodzaak. Arend-Jan Beijsters, directeur van het Nationaal Glasmuseum in Leerdam gaat er voor. Ik zou dolgraag de topstukken uit andere musea hier hebben maar jammer genoeg kan ik het Rijksmuseum voor zijn glaswerk geen Jeroen Bosch aanbieden.

Polak heeft met zijn plan een steen in de kikkerpoel geworpen en het is nu de vraag of die kringen zal vormen of in de diepte van het water zal verdwijnen. Wellicht kan gedacht worden aan tussenoplossingen want zo gek is zijn voorstel nu ook weer niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content