Twee gewapende mannen bestormen de redactie van Charlie Hebdo in Parijs en vermoorden er twaalf mensen. Na een vlucht van twee dagen bellen ze aan bij de drukkerij van Michel Catalano, in de randgemeente Dammartin-en-Goële.

Michel Catalano: Om 8.30 uur ging de bel. Ik dacht dat het een leverancier was die veel te vroeg was. Een van mijn medewerkers, Lilian, drukte op de knop van de intercom. Maar omdat ik niemand de trap op hoorde komen, liep ik naar het raam. Ik zag net de auto van mijn andere werknemer Stéphane door het open hek naar binnen rijden. Stéphane maakte rechtsomkeert, nadat hij een paar woorden had gewisseld met iemand die half in de deuropening stond en die ik niet goed kon zien. Alleen de loop van een kalasjnikov en een raketwerper waren zichtbaar.

Ik wist onmiddellijk wie het waren. De avond ervoor had ik veel gendarmes gezien op de weg, want de daders van de aanslag op Charlie Hebdo waren in de omgeving gesignaleerd. Mijn zoon Valentin had me de beelden laten zien van de agent die op de stoep lag en van dichtbij doodgeschoten werd.

Ik liep naar Lilian en zei: ‘Ze zijn bij ons, we moeten de politie bellen.’ Maar het was te laat. We hoorden hun zware stappen en het geluid van wapens op de trap. Ik maakte Lilian duidelijk dat hij zich moest verstoppen en zijn telefoon uitzetten. Ik had gehoord dat een van de journalisten van Charlie het had overleefd door onder een bureau te kruipen. Het leek mij het beste dat ook te doen, maar voor mij was er geen plaats meer. Daarom ging ik naar ze toe. Ik zag geen alternatief.

Wat dacht u op dat moment?

Catalano: Ik wist zeker dat ik doodging.

Welke indruk maakten de broers Kouachi? Ze waren al twee dagen op de vlucht.

Catalano: Ze waren helemaal niet opgejaagd of nerveus, maar net heel rustig. ‘Herkent u ons?’ vroegen ze. ‘Ja, ik weet wie jullie zijn’, antwoordde ik. Ze vertelden dat ze het met de politie hadden willen uitvechten in het bos waar ze hadden overnacht, maar dat ze besloten hadden dat het bij mij moest eindigen. Dat ze als martelaar wilden sterven en daarbij zo veel mogelijk gendarmes wilden doden. Ze wilden weten of ik een radio of tv had. Ik wist niet hoe ik op hun vraag moest antwoorden. Ik durfde niet liegen, maar ik wilde hen evenmin informatie geven. Uiteindelijk zei ik dat ik een iPad had. Met dat antwoord namen ze genoegen.

Ze vroegen me de gendarmerie te bellen. Ik ging achter mijn bureau zitten en draaide het alarmnummer met het vaste toestel dat ik op luidspreker zette. Ik vertelde wie ik was en dat ik werd gegijzeld. ‘Met hoeveel zijn ze?’ vroeg een vrouw aan de andere kant van de lijn. Ik antwoordde dat ik dat niet wist en keek ze aan. Ze gebaarden dat ze met erg veel waren. De waarheid kon ik niet zeggen, want dat was duidelijk tegen hun zin. Maar ik kon evenmin beweren dat ze met veel waren, want dan zou ik de politie misleiden.

‘Ze zijn met meerdere’, maakte ik er uiteindelijk van. Een van hen knikte dat ik het goed gedaan had. Hij hield me een fles water voor en vroeg of ik iets wilde drinken. Ik bedankte hen en zei dat ik nog koffie had staan. Ik stelde voor dat we naar de koffiemachine aan de andere kant van het gebouw zouden gaan. Ik wilde ze weg hebben van de plek waar we waren, zo ver mogelijk bij Lilian vandaan. Ik had hen immers verzekerd dat ik alleen was.

U ging koffie voor ze zetten?

Catalano: Ja. Ze dronken staand, ik zittend. Ik heb ze eerst voorgedaan hoe je de capsules in de machine moest steken: ‘Voor straks’, zei ik, omdat ik dacht dat ze me snel dood zouden schieten. Het was totaal surrealistisch. Toen hij zijn koffie op had ging de grootste van de twee, Chérif, zitten. Hij zette zijn kalasjnikov tegen de muur.

‘Probeer niet de held uit te hangen’, zei hij. Om die woorden kracht bij te zetten, hield zijn broer Saïd flauw glimlachend de loop van zijn wapen even op mij gericht. Ik antwoordde dat dat allerminst mijn bedoeling was.

Ze vousvoyeerden me en vertelden over hun schooltijd. Plots werd Chérif boos over een bord met stickers van Amerikaanse pin-ups dat op mijn bureau lag. ‘Dat is blasfemie!’ riep hij, met van woede uitpuilende ogen. Ik begreep dat ik niets moest zeggen.

Hebben ze geprobeerd hun daden te rechtvaardigen?

Catalano: Chérif heeft staan preken. Ze hadden het over hun Syrische broeders die gebombardeerd werden door de Franse regering. Ze vroegen aan mij of ik Joods was, want de Joden zaten volgens hen ook achter die bombardementen. Ik antwoordde dat ik een Fransman van Italiaanse origine was. Daarop reageerden ze heel raar: ‘Tegen christenen uit Brazilië en Argentinië hebben we niets, daar plegen we geen aanslagen.’

Wat gebeurde er toen?

Catalano: De leverancier met wie ik een afspraak had, arriveerde. Ik stelde voor dat ze hem weg zouden sturen. ‘Wij doden geen vrouwen of kinderen’, hadden ze gezegd. ‘Anderen doden onze vrouwen en kinderen.’ Ik hoopte ze gunstig te stemmen door erop te wijzen dat de leverancier kinderen had. Ze vonden mijn voorstel goed, dus liep ik naar beneden met Chérif achter mij aan.

‘Je moet vertrekken’, zei ik tegen de leverancier, die niet begreep wat er aan de hand was. Daarna nam Chérif het over, maar ik verstond niet wat hij zei. Uiteindelijk vertrok de leverancier en gingen wij weer naar boven.

Niet lang daarna hoorden we opnieuw een auto. Het waren twee agenten van de gendarmerie. ‘Die gaan we pakken’, zeiden de broers, en liepen naar beneden. Ik hoorde ze Allah Akbar roepen en schieten. Ik dacht dat dit het einde was. Maar even later kwamen ze de trap weer op. ‘Waar bent u, meneer?’ vroegen ze.

‘Maak u geen zorgen, ik ben hier’, antwoordde ik vanuit de douche aan mijn bureau, waar ik me verstopt had. Chérif was geraakt. Hij bloedde uit een wonde in zijn hals en ademde zwaar. Ik bood aan te helpen, want ik heb een EHBO-diploma. Ik verbond Chérifs wonden en vroeg of ik weg mocht. Saïd vond het goed, Chérif niet. Hij wilde dat ik bleef om hem te verzorgen en dacht zelfs dat hij doodging.

Uiteindelijk zei Saïd dat ik kon vertrekken. Ik twijfelde: moest ik zeggen dat Lilian nog in het gebouw was? Maar dat zou het vertrouwen, het evenwicht dat was opgebouwd misschien in een klap tenietdoen. Ik wist niet hoe ze zouden reageren als zou blijken dat ik had gelogen. Ik liep dus door, in de wetenschap dat ik Lilian achterliet. Dat viel me bijzonder zwaar. Toen ik naar beneden liep, hoorde ik achter mij hoe Chérif opstond en zijn wapen greep.

Wat ging er toen door u heen?

Catalano: Ik dacht dat ik me vergist had en ze me nooit hadden willen sparen. Maar ze lieten me gaan. Ik stak mijn handen omhoog en wandelde naar buiten. De politie was massaal aanwezig.

‘Ga liggen of ik schiet, eerste waarschuwing!’ riep een agent van de GIGN (Groupe d’Intervention de la Gendarmerie Nationale, Franse antiterreureenheid, nvdr.). Ik wierp me op de grond. Ik begreep dat ze me door mijn zwarte werkkledij konden verwarren met de terroristen. Ik had ook verwacht dat de broers mij zouden volgen en dat het schieten onmiddellijk zou beginnen. Maar toen hoorde ik een gendarme roepen: ‘Het is goed, het is meneer Catalano!’

Met die agent had ik toevallig een week eerder kennisgemaakt in de crêperie van een vriend. Het was een bizar toeval, zoals alles die dag bizar was. Toen zat mijn beproeving erop.

Ondertussen was het tien uur. Alles bij elkaar ben ik anderhalf uur gegijzeld geweest. Om vijf uur ’s middags renden de broers schietend naar buiten. Op hetzelfde moment blies de politie de zijwanden van het gebouw op en viel binnen. De daaropvolgende schietpartij heeft hoogstens een minuut geduurd, maar het leek een eeuwigheid. Ondertussen werd Lilian, die nog steeds in het gebouw zat en per sms had aangegeven waar hij zich bevond, bevrijd.

Hoe bent u zo rustig kunnen blijven?

Catalano: Dat kan ik niet verklaren. Ik heb er veel over nagedacht. Ik bleef heel kalm en heb steeds de juiste dingen gezegd. Mijn psycholoog zegt dat je persoonlijkheid op momenten van grote spanning naar boven komt. Misschien is het een overlevingsinstinct.

De angst en de posttraumatische stress zijn daarna gekomen. Ik heb in het begin veel last gehad van stotteren en ik huilde om niets. Dat is niet mijn aard, maar ik hou me nu niet meer in. Ik ben blij dat ik nog leef en kan eenvoudige dingen erg waarderen. Toch vind ik het moeilijk om te genieten. Van hockey bijvoorbeeld, wat altijd mijn grote passie was. Ik zit in het Franse team voor 45-plussers. In augustus moesten we voor de Europacup tegen Engeland spelen. Maar dat ging niet door, want ik zag het niet zitten. Intussen gaat het wat beter. Gisteren hadden we een zaaltoernooi en voor het eerst voelde het als vanouds.

Hoe zorgt u dat u niet steeds aan die episode moet terugdenken?

Catalano: Overdag werk ik keihard. Maar de nachten zijn erg zwaar. De film in mijn hoofd begint steeds opnieuw. Op zulke momenten probeer ik me op positieve gedachten te concentreren.

Een ander gevolg is dat ik soms moeite heb met mannen met een Arabisch uiterlijk. Dat is een nieuw gevoel, waar ik me tegen verzet. Ik kom immers uit Le Blanc-Mesnil, een erg gemengde voorstad. Volgens mijn psycholoog is dat een dierlijke reactie waar je weinig tegen kunt beginnen. Ik moet proberen om alles een plaats in mijn leven te geven, want wegstoppen en vergeten lukt toch niet.

Hoe hebt u de aanslagen van 13 november in Parijs beleefd?

Catalano: Heel beroerd. Ik moest huilen. Mijn vrouw ook. Die avond stapte ik laat in de auto en schakelde de radio aan om te luisteren naar het verslag van de voetbalwedstrijd Frankrijk-Duitsland. Ik begreep dat er explosies waren gehoord, maar net zoals iedereen dacht ik niet aan aanslagen. Eenmaal thuis zag ik op mijn iPad wat er was gebeurd en dat er een gijzeling gaande was in een concertzaal. Ik heb meteen alles uitgezet. Mijn vrouw en ik hebben erg veel aan de slachtoffers en de nabestaanden gedacht. Het viel ons heel zwaar. Net zoals toen afgelopen zomer die eigenaar van die gasfabriek werd onthoofd en de aanslag op de Thalys werd verijdeld. Al die dingen gebeurden op een vrijdag. Vrijdag is een rotdag geworden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content