3 jaar Arabische Lente: komt er ooit een einde aan de onrust? (2)

Wided Bouchrika
Wided Bouchrika Freelancejournaliste

De Arabische Lente deed in 2010 haar intrede in twaalf landen die van corrupte autoritaire regimes af wilden. Vier jaar later gaat Tunesië de winter in met democratie. Maar komt er ooit een einde aan de broeierige lente in de andere elf staten? Deel 2 over Libië, Syrië, Algerije, Saoedi-Arabië, Oman en Jordanië.

De Arabische Lente: wijdverspreide ontevredenheid over manke economie, decennia van autoritair bestuur en corruptie laaide in december 2010 op toen een jonge werkloze Tunesiër zichzelf in brand stak. Mohamed Bouazizi stak de lont in het kruitvat: in maar liefst twaalf Arabische landen kwam de bevolking op straat, op zoek naar gelijkheid en democratie. Vier jaar later werpt de Jasmijnrevolutie in het land waar alles begon haar vruchten af: de seculiere partij Nidaa tounes versloeg de islamisten van Ennahda – bij de eerste verkiezingen nog de grote overwinnaar. Maar wat bracht de lente voor de elf andere Arabische landen die in opstand kwamen? Lees hier deel 1 over Tunesië, Egypte, Marokko, Jemen, Bahrein en Koeweit.

1. Libië

Muammar Kaddhafi, gedood na 42 jaar regeren.
Muammar Kaddhafi, gedood na 42 jaar regeren.© Reuters, iStock

Hoe het begon

In Libië begon de crisis in februari 2011 toen veiligheidsdiensten het vuur openden op manifestanten in de oostelijke stad Benghazi. Protesten tegen de regering begonnen nu ook in andere steden op te komen om uiteindelijk de hoofdstad Tripoli te bereiken. De acties evolueerden al snel in een gewapende revolte die Muammar Kaddhafi van de macht wilde verdrijven.

In maart 2011 stelde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat ‘alle mogelijke maatregelen’ genomen mochten worden om de burgers te beschermen. De NAVO kwam tussenbeide met luchtaanvallen op overheidsdoelen. De bedoeling was eigenlijk om een no-flyzone in te stellen.

Na zes maanden namen rebellen met de hulp van het Westen en enkele Arabische staten de hoofdstad Tripoli in. Duizenden mensen kwamen om het leven. Na vier decennia aan de macht te zijn geweest, werd Kaddhafi bij Sirte in oktober 2011 gedood.

De Nationale Overgangsraad die de revolutie had geleid, noemde Libië officieel ‘bevrijd’ en beloofde een pluralistische, democratische staat. In juli 2012 werden verkiezingen georganiseerd voor een interim-parlement, het Algemeen Volkscongres. Daarbij wonnen liberale, seculiere en onafhankelijke kandidaten het van de aan de Moslimbroederschap gelinkte partij voor Gerechtigheid en Opbouw.

Waar staat het land nu?

Sinds de omverwerping van Kaddhafi is Libië erg instabiel. Zo’n 300 revolutionaire milities gaan geregeld met elkaar in de clinch. Ze weigeren de wapens neer te leggen en bezetten overheidsgebouwen. Libiërs klagen over de ongelijke regionale ontwikkeling, de werkloosheid en het gebrek aan transparantie bij de overheid.

In september 2013 werden nieuwe verkiezingen aangekondigd, die echter pas 25 juni 2014 plaatsvonden. Daarbij trok slechts een vierde van het aantal in 2012 geregistreerde kiezers – 630.000 – naar de stembus.

Leden van het oude parlement weigereden op te stappen en zo kreeg Libië plots twee parlementen en twee regeringen. De regering en het in juni verkozen parlement beraden zich over de toekomst in Tobroek, bij de grens met Egypte en zo’n 1.200 kilometer van Tripoli.

Ondertussen meldde de ontslagnemende regering dat het de controle over de hoofdstad heeft verloren. De meeste ministeries zijn in handen van een ruime alliantie van milities.

2. Syrië

Bashar al-Assad, aan de macht sinds 2000.
Bashar al-Assad, aan de macht sinds 2000.© Reuters, iStock

Hoe het begon

De Arabische Lente waaide pas laat naar Syrië over, maar het aanvankelijk vreedzame protest sloeg snel om in een bloederig gewapend conflict.

De bevolking eiste meer vrijheid en een einde aan de corruptie in het land. De eerste acties staken in de zuidelijke stad Deraa de kop op in maart 2011. Nadat veiligheidsdiensten het vuur openden op manifestanten, kwamen nog meer burgers op straat. In juli 2011 liepen honderdduizenden mensen mee in de protestacties die ondertussen de abdicatie van president Bashar al-Assad eisten.

De manifestanten werden als ’terroristen’ en ‘gewapende criminele bendes’ bestempeld en de veiligheidsdiensten deden er alles aan om hun protesten neer te slaan. Maar het verzet ging door en aanhangers van de oppositie namen de wapens op: eerst om zichzelf te verdedigen, daarna om regeringstroepen uit hun zones te jagen.

In februari 2012 trachtte Assad een toegeving te doen door een referendum te organiseren. Daarbij werd een nieuwe grondwet goedgekeurd die een artikel schrapte dat de Baath-partij van Assad ooit de unieke status van ‘leider van de staat en samenleving’ verleende. Een schijnvertoning, zo meende de oppositie.

De druk op Assad werd groter naarmate rebellen grotere delen in het noorden en oosten van het land veroverden en offensieven lanceerden tegen de steden Damascus en Aleppo. Ondertussen werd de Syrische Nationale Raad, een oppositiecoalitie, internationaal erkend als de ‘legitieme vertegenwoordiger’ van het Syrische volk.

In 2013 keerde het tij in het voordeel van Assad. Regeringstroepen lanceerden enorme offensieven om het verloren grondgebied terug te winnen en hun greep op de bevolkingscentra in het zuiden en westen te verzekeren. De vraag van rebellen naar wapens van het Westen of de Golfstaten werd geweigerd, omdat die bezorgd waren over de aanwezigheid van jihadisten verwant aan al-Qaida bij de oppositie. Het fenomeen van de Syriëstrijders – burgers uit het Westen die naar het land trokken om zich bij oppositiegroepen te voegen – stak de kop op.

In augustus 2013 vielen honderden doden bij Damascus na een aanval met chemische wapens. Hoe wel nooit echt bewezen werd wie verantwoordelijk was voor de aanval, werd Assad ter verantwoording geroepen. De Verenigde Staten dreigden met luchtaanvallen, maar voerde die uiteindelijk niet uit. Wel werd de president gedwongen akkoord te gaan met de vernietiging van de chemische wapens van Syrië.

Waar staat het land nu?

Geen enkele partij geeft de doorslag op het strijdtoneel. Ook de vredesconferentie in het Zwitserse Genève in januari 2014 wierp geen vruchten af. President Assad weigert af te treden, wat net een belangrijke eis van de Syrische Nationale Raad is.

In 2014 werden presidentsverkiezingen gehouden waarbij ook andere kandidaten mochten meedoen. Assad werd echter met 88,7 procent van de stemmen herkozen. Alweer een schijnvertoning, klonk het bij de oppositie. Op 16 juli begon de president aan een derde termijn.

Ondertussen gaat de burgeroorlog door met een humanitaire crisis die aan bijna 200.000 mensen het leven kostte en miljoenen uit hun huizen heeft verjaagd.

De opmars van Islamitische Staat in Irak en Syrië heeft tot slot tot internationale actie geleid. Een coalitie van de VS en een aantal Arabische staten voert luchtaanvallen uit in Syrië en leidt rebellen op tegen IS.

3. Algerije

Abdelaziz Bouteflika, aan de macht sinds 1999.
Abdelaziz Bouteflika, aan de macht sinds 1999.© Reuters, iStock

Hoe het begon

Begin 2011 dwingen stakingen, protesten en rellen de president Abdelaziz Bouteflika tot toegevingen.

In februari 2011 werd de noodtoestand die al 19 jaar lang actief was, opgeheven. Twee maanden later beloofde de president de grondwet te wijzigen om tot een ‘sterkere democratie’ te komen. In september 2011 werden private radio- en televisiestations toegelaten. De regering lanceerde ook een uitgavenprogramma om de hoge werkloosheidsgraad aan te pakken en de economie te diversifiëren.

In mei 2012 werden parlementsverkiezingen gehouden die door het Nationaal Bevrijdingsfront (FLN) van Bouteflika gewonnen werden. Voor die verkiezingen werden 23 nieuwe politieke partijen toegelaten.

In april 2013 kreeg de president een hartaanval en werd hij drie maanden lang in Frankrijk behandeld. In september herschikte hij zijn kabinet en twee maanden later kondigde het FLN aan dat de 76-jarige Bouteflika voor een vierde termijn zou gaan in 2014.

Waar staat het land nu?

Voor de verkiezingen, kondigde Bouteflika constitutionele hervormingen aan voor de opbouw van een civiele maatschappij en sterkere democratie in het land dat al sinds de onafhankelijkheid in 1962 voornamelijk door de FLN en het leger geregeerd wordt. Bij de verkiezingen in april 2014 werd Bouteflika ondanks zijn slechte gezondheid herkozen als president. In mei 2014 kondigde zijn regering een pakket hervormingen aan: de eerste minister zou meer autoriteit krijgen en ook de oppositie in het parlement zou meer macht krijgen.

4. Saoedi-Arabië

Abdullah Al Saud, aan de macht sinds 2005.
Abdullah Al Saud, aan de macht sinds 2005.© Reuters, iStock

Hoe het begon

Weinig Saoedi’s durfden tijdens de Arabische Lente op straat te komen om hun ontevredenheid te uiten. De regering probeerde dissidenten te ontmoedigen door de bevolking extra voordelen te geven ter waarde van meer dan 100 miljard euro.

In maart 2011 werden protestacties weer verboden, nadat er meerdere hadden plaatsgevonden in de hoofdstad Riyadh en in de Oostelijke Provincie waar een sjiitische meerderheid de discriminatie door de soennitische heersende familie aanklaagde.

Sindsdien werden honderden mensen gearresteerd en gespecialiseerde rechtbanken voor terreurgevallen worden gebruikt om de oppositie en mensenrechtenactivisten te veroordelen voor onder andere het niet gehoorzamen van de leider.

Waar staat het land nu?

Ondanks het neerslaan ervan in 2011, zijn er geregeld nog acties in sjiitische steden en dorpen in de Oostelijke Provincie en elders, geleid door onder andere reformisten en vrouwenrechtenactivisten.

Veiligheidsdiensten zouden manifestanten met geweld hebben aangepakt. Zo’n tien demonstranten zouden zijn doodgeschoten in de Oostelijke Provincie. De ordediensten zouden het vuur geopend hebben toen ze benaderd werden door gewapende mensen, iets wat de oppositie ontkent.

5. Oman

Sultan Qaboes bin Said, aan de macht sinds 1970.
Sultan Qaboes bin Said, aan de macht sinds 1970.© Reuters, iStock

Hoe het begon

Nooit gezien protesten begonnen in februari in 2011, toen duizenden de straat opkwamen om jobs en een einde aan de corruptie te eisen. Aanvankelijk werden de acties getolereerd, maar toen die in de stad Sohar gewelddadig werden, gebruikten de ordediensten dodelijke macht om de protesten neer te slaan. In mei 2011 werden sit-ins in de hoofdstad Muscat en in Sur en Salalah opgebroken. In juni 2011 werden manifestanten uit Sohar tot zes maanden en vijf jaar cel veroordeeld.

Sultan Qaboes, die zijn vader in 1970 van de troon stootte en de langst regerende heerser in het Midden-Oosten is, beantwoordde de onrust door sociale en politieke hervormingen te beloven. Zo ook beperkte legislatieve en regulerende macht voor de Shoeraraad.

In mei 2012 werden activisten, schrijvers en bloggers die kritiek uitten op het trage tempo van de hervormingen, aangepakt. Meer dan 30 mensen werden tot 12 en 18 maanden cel veroordeeld omdat ze onder andere hadden kwaadgesproken over de sultan.

In februari 2013 wilde de overheid de publieke ontevredenheid over werkloosheid en ongelijke lonen sussen door plannen aan te kondigen die het aantal buitenlandse arbeiders moesten inperken en het minimumloon moesten optrekken. Een maand later verleende de sultan alle in 2012 gearresteerde activisten amnestie. In juli 2013 was het de beurt aan wie bij de protesten in 2011 gevangen was genomen.

Waar staat het land nu?

Het land worstelt om de stabiliteit te behouden: Oman beschikt over minder energiebronnen dan de rijke naburige Golfstaten en de overheid heeft moeite om het staatsbudget te financieren en de burgers werk te bieden.

6. Jordanië

Abdullah II, aan de macht sinds 1999.
Abdullah II, aan de macht sinds 1999.© Reuters, iStock

Hoe het begon

In januari 2011 begonnen protesten in Jordanië tegen de corruptie in de regering en voor meer jobs. Daarna eisten ze meer democratie en het verminderen van de macht van de koning.

Aanvankelijk waren de manifestaties vreedzaam, maar in november 2012 kwam het tot dodelijk gevechten met de ordediensten. Toen waren namelijk duizenden mensen op straat gekomen, omdat de overheid brandstofsubsidies had afgeschaft. Het IMF had die maatregel geëist in ruil voor een lening om de door schulden overladen Jordaanse economie erbovenop te helpen.

In januari 2013 werden de parlementsverkiezingen twee jaar vroeger gehouden. De koning beloofde voor het eerst het parlement te consulteren bij de benoeming van de eerste minister. Maar de verkiezingen werden door de oppositie – geleid door het Islamitische Actie Front van de Moslimbroederschap – geboycot. Volgens hen betekenden veranderingen aan de kieswet, dat het systeem in het voordeel van de landelijke inheemse Bedoeïenen speelde. Zij domineren de regering en veiligheidsdiensten. En dat in het nadeel van de voornamelijk Palestijnse bevolkingsgroepen in de steden en dorpen waar de steun voor de oppositie traditioneel het sterkst is.

In maart 2013 stond koning Abdullah erop dat hij de transitie naar democratie kon leiden. Dat deed hij deels om te verzekeren dat de macht niet in handen van de islamisten zou komen. Hij beschuldigde de geheime politie er ook van zijn pogingen tot politieke hervormingen te blokkeren.

Waar staat het land nu?

In augustus 2013 herschikte de hervormingsgezinde premier Abdullah Ensour zijn kabinet om de rol van de technocraten te versterken, die de opdracht hadden de hervorming geëist door het IMF op te drijven. Dat te midden van de toenemende economische kost van de meer dan een half miljoen vluchtelingen die het buurland Syrië hebben ontvlucht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content