20 jaar na het bloedbad van Srebrenica: ‘We hebben helemaal niets geleerd’

Poetin in Srebrenica © Marcel van der Steen

Dit weekend wordt in Srebrenica herdacht dat de enclave twintig jaar geleden door Ratko Mladic en zijn troepen onder de voet werd gelopen. De Amerikaanse oud-president Bill Clinton komt naar de herdenking, en in zijn gevolg vele internationale hoogwaardigheidsbekleders. Marcel van der Steen spreekt aan de vooravond met Avdo Purkovic, die als kind Srebrenica ontvluchtte en nu een restaurant en pension runt in de voormalige enclave.

Zijn pension zit al weken bomvol. Elk jaar rond de elfde juli heeft Avdo veel gasten, maar zeker dit jaar is het gekkenhuis. Zijn pension met restaurant staat aan de rand van het dorp, vlak voor de bocht waar Mladic de stad binnentrok. Dat was twintig jaar geleden. Avdo was negen jaar oud. Hij wachtte samen met zijn moeder en twee zussen in een vluchtelingenkamp in de Bosnische stad Tuzla op een teken van leven van zijn vader Abdullah, die al die jaren in Srebrenica was gebleven. Vandaag draagt Avdo volle dienbladen het terras op; wijn, bier, Wiener Schnitzel. Er parelen kleine druppels op zijn voorhoofd. Zijn gasten zitten onder rode parasols van Tuzlansko Pivo, de bierbrouwer uit Tuzla.

De Bosnische enclave Srebrenica viel twintig jaar geleden in handen van de Bosnische Serviërs. Zo’n achtduizend mannen en jongens werden in een paar dagen tijd gedood. Deze week, twintig jaar later, wordt de gruwelijke gebeurtenis herdacht. Behalve de tienduizenden familieleden uit Bosnië en daarbuiten komen ook politici, diplomaten en medewerkers van NGO’s naar Srebrenica voor de herdenking. En het liefst verblijven zij in Misirlije, het pension dat door Abdullah, Avdo’s vader voor de oorlog werd gestart.

Avdo Purkovic
Avdo Purkovic© Marcel van der Steen

‘Mijn vader vertikte het om te vertrekken’, vertelt Avdo wanneer hij zelf even onder een rode parasol plaatsneemt. Abdullah Purkovic Dulac liet zijn gezin zeven dagen voor het uitbreken van de oorlog, in maart 1992, hun spullen pakken en naar Tuzla afreizen. Het zou maar voor een paar dagen zijn, en hij zou in Srebrenica blijven om het restaurant draaiende te houden. Het werd bijna vier jaar, eindigend in een massale slachting van moslimmannen en -jongens.

Abdullah, Dule voor vrienden, bleef tijdens de oorlog in de belegerde enclave. Hij werkte er als kok voor Dutchbat op de compound van het Nederlandse bataljon, probeerde met de weinige middelen die er waren een maaltijd in elkaar te draaien. Totdat ook dat niet meer ging. Als vrijwilliger hielp hij Artsen Zonder Grenzen, in het plaatselijke ziekenhuis. Dat werd uiteindelijk zijn redding. Lokale medewerkers zoals Abdullah werden door de Internationale Organisatie beschermd. Zij deden wat de Nederlandse blauwhelmen niet konden, of niet wilden.

Na de oorlog was Abdullah één van de eerste moslims die met zijn gezin weer terugkeerde naar de voormalige enclave. Er woonden voornamelijk Serven, een vijandelijke omgeving. ‘Toen ik jong was, begreep ik niets van de keuze van mijn vader’, vertelt Avdo. ‘We waren vluchtelingen in eigen land geweest. Ik ging terug naar mijn eigen geboortegrond, maar was er opnieuw niet welkom.’ Inmiddels ouder begrijpt Avdo waarom zijn vader ervoor koos om terug te gaan. ‘Hij wilde blijven vechten, voor zijn grond, zijn huis, zijn familie. Het was een trotse Bosniër.’

Ik heb geen Servische vrienden met wie ik koffie drink

Inmiddels is Abdullah overleden. Met 29 jaar is zijn zoon Avdo een succesvolle jonge ondernemer. Maar dat maakt hem niet vrolijk. Onder de glimlach die hij draagt op het terras, zit pijn en woede. ‘Als we hier over twintig jaar weer aan tafel zitten, en ik ben hier nooit vertrokken, dan zou dat heel verdrietig zijn. Ik weet nog niet wat ik wil doen, of waar, maar dat ik hier weg wil, is zeker. Dit is geen plek voor mijn kinderen om op te groeien.’

We hadden kunnen leren van wat er is gebeurd, maar we hebben helemaal niets geleerd. Helemaal niets

Inmiddels zijn meer moslims teruggekeerd naar Srebrenica. Er zijn geen officiële cijfers, maar waarschijnlijk ligt de verhouding ongeveer op 50 procent. Maar de twee groepen leven niet echt samen, meer langs elkaar heen. ‘We zeggen elkaar gedag, goedemorgen, goedemiddag. Ik heb wel ‘ns Servisch personeel. Maar ik heb geen Servische vrienden met wie ik koffie drink.’

Srebrenica ligt in de Republika Srpska, één van de twee entiteiten die samen het land Bosnië Herzegovina vormen. Er wonen voornamelijk Serven. In het buurdorp Bratunac hangen deze dagen posters met het portret van de Russische president Poetin. Als dank voor het veto-en van de VN-resolutie, waarin de gebeurtenissen in Srebrenica genocide worden genoemd. Het maakt duidelijk hoe groot de kloof nog is, tussen de verschillende bevolkingsgroepen in het Balkanland. En volgens Avdo zal dat nooit veranderen.

‘Ik geloof niet dat mijn generatie in staat is om opnieuw een oorlog te beginnen. Wij hebben het meegemaakt, wij kennen de pijn. Maar de volgende generatie zou opnieuw kunnen beginnen. Dan zullen mijn kinderen worden afgeslacht, want Bosnië Herzegovina heeft niets om zich te verdedigen. We zijn verdeeld, hebben geen politici die voor ons vechten en we hebben niet eens een fatsoenlijk leger.’ Daarom wil Avdo weg,s voordat het opnieuw misgaat. ‘We hadden kunnen leren van wat er is gebeurd, maar we hebben helemaal niets geleerd. Helemaal niets.’

Marcel van der Steen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content