Ludo Bekkers

175 jaar fotografie: van ‘lichtdrukmaal’ tot geheugensteun voor een tijdsbeeld

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Wereldwijd zijn er beelden die haast in ons geheugen gegrift staan omdat ze en onuitwisbare indruk hebben gemaakt. Niet louter omwille van het onderwerp maar zeker ook omwille van hun artistieke kwaliteit.

Het was in de voorbije augustusmaand dat we zouden moeten herdacht hebben dat 175 jaar geleden, in 1839, de fotografie in zekere zin officieel werd gepatenteerd. Daar is een welles niettes spel aan voorafgegaan tussen Franse en Engelse uitvinders van “lichtdrukmalen”, zoals de priester-dichter Guido Gezelle foto’s benoemde.

In 1839 dus werd in Parijs voor de Kamer van Afgevaardigden door de fysicus François Arago gepleit om de uitvinding van de daguerreotypie een octrooi toe te kennen en het meteen aan te kopen voor de Franse Staat in het belang van de gemeenschap. Arago verwees daarbij naar de vele toepassingsmogelijkheden die voor deze nieuwe techniek leken weggelegd. De daguerreotypie was een uitvinding van Louis-Jacques- Mandé Daguerre (1787-1851) die als decorontwerper het diorama had ontwikkeld om op de scène doorschijnende panoramische achtergronden te vertonen. Via de camera obscura die hij daarvoor gebruikte zocht hij naar een middel om beelden op een of andere manier vast te leggen. Om een lang verhaal kort te houden, hij ontdekte een chemisch procédé om, via die camera obscura een foto te realiseren en die af te drukken. Maar er was ook Joseph Nicéphore Niépce (1765-1833) die net met hetzelfde bezig was en in 1826 kreeg Daguerre er lucht van en nam contact op nadat Nièpce dat jaar de Britse Royal Society of Science zijn onderzoek had voorgelegd. Ze begonnen aan een samenwerking die geschiedenis zou maken.

Maar ook in Engeland experimenteerde een verlichte wetenschapper William Henry Fox Talbot met reproduceerbare beelden waarover hij al in 1835 publiceerde in een memorandum. Hij was zo ver gevorderd dat hij een prachtige reeks beelden van landschappen, gebouwen, planten, portretten en stillevens als eerste fotoboek kon publiceren. “The Pencil of Nature” is tot op vandaag een iconisch werk.

Selfies

Tot zover de ontstaansgeschiedenis en daarna gaat het vliegensvlug. Waren de eerste fotografen halve of hele wetenschappers die het medium van zijn technische kant benaderden toch waren er al heel wat bemiddelde bourgeois die zich een camera met toebehoren konden veroorloven en die in feite de eerste foto-amateurs werden. Maar het belangrijkste feit in de fotografiegeschiedenis situeert zich in 1888 wanneer de Amerikaanse industrieel George Eastman een camera met een rolfilm op de markt brengt die hij aanbeveelt met de onnavolgbare slogan “You press the button, we do the rest”. De filmrol diende voor honderd opnamen en die werden ontwikkeld in de laboratoria van de Eastman Kodak Company. En toen was het hek van de dam. Kodak had een goudmijn aangeboord want iedereen kon zich een “bokske” aanschaffen en van een zuiver technisch instrument had de fotocamera zich ontwikkeld tot een eenvoudig toestel dat iedreen kon bedienen voor “huis, tuin en keuken” gebruik. Dat de camera een zo explosieve ontwikkeling zou kennen had Eastman zich in zijn stoutste dromen niet kunnen voorstellen. De concurrentie zat ook niet stil en vooral in Duitsland doken firma’s op die diverse soorten modellen op de markt brachten. Van kleinbeeldcamera’s, zoals de exclusieve Leica’s tot meer betaalbare overspoelden de markt tot genoegen van de inmiddels talrijk ontstane fotoclubs die de amateurs verenigden die zich in hun vrije tijd al dan niet met succes aan hun hobby konden wijden. Toen kwam ook Japan op de markt met concurrentiële toestellen en begon een niet te stuiten strijd om de consument waarbij jaar na jaar nieuwe modellen geproduceerd werden die al maar gesofistikeerder werden. En dan kwam het digitale tijdperk met camera’s die zo ingewikkeld werden dat alleen slimme nerds er de finesses voluit konden van gebruiken. En dan vergeten we nog de gewone zaktelefoons en de tablets waarmee foto’s en zelfs beknopte filmbeelden konden gemaakt worden. De “selfies” waren geboren.

Kunst

Uiteraard waren er al van het begin, naast de amateurs, ook de professionele fotografen, zij die aanvankelijk een fotostudio instaleerden om huwelijksfoto’s, baby’s en vaak ook militairen in hun nieuwe uniform voor de eeuwigheid vast te leggen. De fotografie maakte het nu ook mogelijk de kranten en tijdschriften te illustreren met beelden die uit het leven gegrepen waren. De fotoreporters bleven niet onder de kerktorens maar zwierven uit naar alle windstreken om exotische situaties vast te leggen en gingen onverschrokken mee ten oorlog als beeldverslaggevers tot embedded journalists. Een andere vorm van professionele fotografie situeerde zich op het gebied van de mode, het culinaire en de wellness industrie. Zeker in die segmenten is er al lange tijd een meer esthetische benadering waar te nemen. Sommige vrije beroepsfotografen willen kunst maken, ze willen niet zomaar mooie uitgebalanceerde beelden maken die beantwoorden aan de fictieve wetten van de esthetica maar ze willen vooral een persoonlijke visie geven op de onderwerpen die zij gekozen hebben. Die bestrijken het hele veld van de kunstgeschiedenis, van landschap in de meest uitgebreide zin, het portret, het naakt, interieurs, stillevens en noem maar op. Via standpunten, belichting, gebruik van kleur of zwart-wit, bewerking in de donkere kamer of nu met de hulp van digitale technieken op de pc herscheppen zij de realiteit tot een persoonlijke interpretatie met al dan niet een artistieke boodschap. De foto wordt dan een kunstwerk want geladen met visuele esthetiek

Bekeken en vergeten

Na de ontdekking van de fotografie zagen kunstschilders het verschijnsel met lede ogen aan, ze vreesden namelijk concurrentie want de werkelijkheid waarop zij zich in de negentiende eeuw nog op inspireerden, kon nu via de camera ook worden weergegeven. Kwam hun bestaansreden in gevaar ? Helemaal niet, zo bleek want een foto kon niet de externe werkelijkheid overstijgen, schreef Baudelaire in 1859, en hij voegde er aan toe “De fotografie kopieert alles, maar verklaart niets, ze is blind voor de wereld van de geest”.

Dat is vandaag voldoende weerlegd door de beste beoefenaars van het vak. Er bestaan beelden van fotografen, uit alle hoeken van de wereld, die vertrekkend van de realiteit, foto’s gecreëerd hebben die de toeschouwer aangrijpen, niet omwille van hun onderwerp maar door de interpretatie ervan. De kunstenaar, op dat moment de fotograaf, heeft door zijn visie op die realiteit zoveel factoren aan zijn waarneming toegevoegd dat ze die overstijgt en zijn foto een kunstwerk is geworden.

Zijn vanuit die optiek de miljoenen foto’s die all over the world digitaal worden genomen beelden die hun waarde zullen blijven behouden? Dat valt niet louter te betwijfelen maar is ook zeker van niet. Na de reis of gebeurtenis worden ze op pc gezet, desnoods tot een album verwerkt, soms bekeken en daarna vergeten. Vroeger werden ze verzameld in albums, tijdens de wintermaanden ingekleefd om daarna tijdens de televisieloze avonden herinneringen op te halen. Dat was trouwens toen ook een van de populariteitsfactoren van het medium, terug kunnen kijken naar wat voorbij was, de herinnering. En die herinnering speelt ook nu een rol wanneer we fotoboeken bekijken. We zien bekende foto’s terug of ontdekken er nieuwe die al of niet in ons geheugen blijven hangen. Wereldwijd zijn er beelden die haast in ons geheugen gegrift staan omdat ze een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. Niet louter omwille van het onderwerp maar zeker ook omwille van hun artistieke kwaliteit. Fotografie als geheugensteun voor een tijdsbeeld maar zeker ook voor de originaliteit waarmee de fotograaf zijn onderwerp benaderde.

Wie er meer wil over weten kan terecht van nu tot 18 januari 2015 in het Stedelijk Museum, Amsterdam op de tenoonstelling “On the Move”.

Partner Content