Jan Nolf

‘WC-papiertjes’ in voetbal en op de Sinksenfoor

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Het juridisch vocabularium heeft er na de voetbal- en Sinksenfoorsoap van deze week alvast een begrijpelijke term bij: het wc-papiertje.

De persconferentie van KV Oostende-voorzitter Lejaeghere leek wel een oefenmatch voor de rechtbank. ‘See you in court’ is in de voetbalsoap van de week echter voor Patrick Decuyper nauwelijks een optie: het opstarten van een procedure alleen al, zou in sportief gezichtsverlies onbetaalbaar kunnen blijken.

Ondertussen werd toch al juridisch getackeld. Lejaeghere erkende dat er met de zonnekoning van Waregem een “voorakkoord” bestaat maar herleidde dat letterlijk tot een “wc-papiertje”. Of net iets meer, twijfelde hij dan even op zijn persconferentie. Alvast gaat het niet om een onbeschreven blad en wellicht iets met een geurtje aan, want in een achterkamertje getekend. We onthouden vooral het heel snel doorgespoeld moet worden.

Het juridisch vocabularium heeft er alvast een begrijpelijke term bij: een wc-papiertje. Dat klinkt sterker dan het “vodje papier” van de Grondwet in de BHV-discussies. Het kan veel amateurpleidooien halen van wie zonder advocaat naar de rechtbank trekt en de eerste test zal er dan in bestaan of de rechter het wc-woord wel zal willen aanhoren. Wie zichzelf verdedigt moet dat met de “vereiste betamelijkheid” (art 758 Ger.W.) doen, en sommige rechters vullen dat nogal puriteins in. Advocaten hebben daarin een grotere vrijheid: datzelfde Gerechtelijk Wetboek verbiedt hen enkel de “Monarchie, de Grondwet of het gevestigd gezag aan te vallen”. Nu weet u waarom zoveel advocaten hun schade in het parlement inhalen.

Terug naar de essentie: wat is de juridische waarde van een wc-papiertje?

Onderhandelingen zijn in principe vrijblijvend. Maar in justitie is niets simpel. Ook het afbreken van onderhandelingen kan – uitzonderlijk – tot schadevergoeding aanleiding geven. ‘Goede trouw’ is een norm die steeds ruimer ingevuld wordt, en dus ook afgestraft. En ooit kenden rechtbanken zelfs schadevergoeding toe na een verbroken verloving: zoek het verschil met centenliefde in een voetbalindustrie.

Na onderhandelingen volgt soms een ‘intentieverklaring’, in de duurdere versie van zakenadvocaten een ‘Letter of Intent’ genoemd. Daarna volgt eventueel een ‘princiepsakkoord’ en vervolgens een ‘voorakkoord’. Soms tuimelen onderhandelende partijen echter geruisloos in verplichtingen die ze misschien niet bedoeld hebben. Maar als iemand enkel aansprakelijk was voor wat hij bedoelde of voorzag, hadden we niet veel aansprakelijkheidsverzekeringen nodig.

De laatste fase is dan het “echte” contract, maar ook daar kan de inkt- en papierkwaliteit wel eens verschillen. Dat hangt dan van de ingebouwde contractvoorwaarden af. De gevaarlijkste is wel de ‘opschortende voorwaarde’ want zolang aan die niet voldaan is, krijgt het contract geen uitwerking. En dat contract kan ook bestaan uit een loutere ‘inspanningsverbintenis’: “ik doe mijn best”. Dat lijkt wel op een lege doos in vergelijking met een concrete ‘resultaatsverbintenis’.

Als praktijkvoorbeeld voor een amalgaam van dat alles kan het Antwerpse Sinksenfoorakkoord wel tellen. Vooreerst worden talloze paragrafen besteed aan het herhalen wat al in de Politiecodex staat. Dat kan geen kwaad: ‘quod abundat non nocet’, zal burgemeester De Wever gedacht hebben. Misschien moet het begrepen worden als een dreigement met GAS-boetes als de foor het boven decibelgrenzen uittoetert. Dat zou pas indruk maken natuurlijk. Wat wel in paragraaf 21 aangekondigd wordt is de verhuis van de politiepost (van de Waalse) naar de Vlaamse kaai. Een leuke knipoog naar Brussel, maar vooral naar de klagers: some animals are more equal than others.

Concreter nu. In artikel 40 engageert de Stad zich “onvoorwaardelijk” tot het uitwerken van een bepaald Ruimtelijk Structuurplan, en vanaf 2016 een project voor de Gedempte Zuiderdokken. Het geijkte wettelijke traject daarna is een ‘inspanningsverbintenis” en rekening houdend met wat in die fase mis kan lopen is die beperking nogal wiedes. Ondertussen leest die eerste passage wel alsof met de term “onvoorwaardelijk’ eerder een ‘resultaatsverbintenis’ bedoeld werd. Daarop kan de stad van A dan dus wél afgerekend worden. Behalve dat het magische woord ‘resultaatsverbintenis’ niet neergepend werd natuurlijk. Slechte geesten zoeken in een contract vooral wat er niét in staat. Dan wordt een contract een soort Spookkot.

Als dit u duidelijk was, volgt een andere beproeving in dit spiegelpaleis.

Stad en klagers verbonden zich in artikel 43 tot afstand van alle procedures en dat “binnen een termijn van twee dagen na ondertekening van de overeenkomst”.

Er is twijfel of de overeenkomst echt wel ondertekend is geraakt: een ondertekend exemplaar is tot dusver niet publiek gemaakt. Vraag is dus naar de waarde of onwaarde van wat nu nog niet ondertekend zou zijn: zitten we in een voorakkoord of een ontwerp van akkoord – dus een kladje, of een wc-papiertje ? En als het wel ondertekend werd: gingen de ondertekenaars van het college van burgemeester en schepenen hun formele bevoegdheid dan niet te buiten ?

Zelfs als de getekende overeenkomst maandag ook groen licht krijgt van de gemeenteraad blijft een merkwaardige passage over.

Van de hangende procedures wordt afstand gedaan “mits uitvoering van de bovenvermelde verbintenissen”. Wat komt hier eerder: de kip of het ei ? Het juridisch ei is nog niet gelegd en dan moet de Raad van State nog meewillen. Die weigerde wel al eens een procedure in de prullenbak te kieperen als de vraag daartoe gesteund was op “onwettige motieven”. En hier rammelt het toch wat. Soms is een proces over openbaar domein ook een beetje een proces van iedereen. De stedenbouwkundige bestemming van een plein regelt een gemeentebestuur niet met zes burgers, hoe boos ze ook zijn. Laat staan als andere boze burgers door het spel van de termijnen om bezwaar aan te tekenen nu buitenspel blijken gezet. In een rechtstaat krijgt iédereen een faire kans om aan de flosh te trekken.

Ondertussen dondert het nu al boven de foor. Het advocatenkantoor van de klagers dreigt nu met “echte schadevergoeding”. Let op het woord ‘echt’. Eerder al wees uw #justitiewatcher er op dat de overeengekomen €45.000 “gerechtskosten” minstens al deels schadevergoeding betrof. Na de onechte schadevergoeding volgt nu dus de echte. Een getallendans van €150.000 naar 176.000, dan naar 45.000 en nu over de 200.000: het lijkt wel een echte Rock ’n Roll rollercoaster. En de foor is nog maar begonnen. Daarna de kater ?

Jan Nolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content