Waarom wordt België alsmaar duurder?

In de rest van Europa is er geen inflatie, maar in België wordt het leven duurder. Dat dreigt ons veel jobs te kosten. En daarvoor draagt de regering-Michel een grote verantwoordelijkheid.

U hebt het misschien gemerkt: zeevruchten werden op een jaar tijd de helft duurder. Van geen enkel product of dienst steeg de prijs zo veel. De veilingprijs voor grijze garnalen ging zelfs met zestig procent omhoog. Dat is slechts een extreem voorbeeld van de vaak gehoorde klacht dat het leven duurder wordt.

Dat is niet altijd zo en geldt zeker niet voor alle producten en diensten. In ons land volgt het Prijzenobservatorium, een dienst binnen de FOD Economie, de prijsbewegingen nauwgezet op. Dat leert ons dat sledestofzuigers, wegwerpcontactlenzen, rozen, sponshanddoeken en smartphones het afgelopen jaar iets goedkoper werden. Benzine en diesel zakten tien procent in prijs, aardgas bijna vijftien procent en vloeibare brandstoffen zoals stookolie zelfs 26 procent. Aardolieproducten werden zoveel goedkoper omdat ze massaal werden opgepompt terwijl de wereldeconomie op haar gat lag en de vraag naar olie gering was.

In Europa stijgen de prijzen de jongste jaren nauwelijks of niet. In Duitsland, Frankrijk en Nederland werd het leven het afgelopen jaar niet duurder, de inflatie bedroeg er gemiddeld nul procent. In ons land klommen de prijzen gemiddeld wel en bedroeg de inflatie 1,6 procent. Maar dat is geen reden tot blijdschap. Meer nog, dat het verschil tussen de inflatie in Europa en België oploopt, is zeer slecht nieuws.

Geloofwaardigheid

De meeste economen zijn het erover eens: voor een gezonde economie wordt het leven best gestaag een klein beetje duurder. Ze hebben becijferd dat de inflatie, de stijging van de levensduurte, op middellange termijn idealiter twee procent per jaar moet bedragen. De redenering is dat als de prijzen op korte termijn zeer sterk stijgen, dat nadelig is voor de economie omdat de munt dan aan waarde verliest. Als een brood vandaag twee euro kost en volgend jaar vier euro kun je met datzelfde muntstuk van twee euro nog maar een half brood kopen. Mensen verliezen daardoor het vertrouwen in hun eigen munt, want je kunt er steeds minder voor kopen. Het gevolg is dat ze massaal hun geld omwisselen in een andere munt die wel zijn waarde behoudt. Dat brengt het banksysteem in de problemen en een economie bij de afgrond.

Soms is de inflatie zo sterk dat er sprake is van hyperinflatie, zoals in Duitsland in 1923. Toen steeg de inflatie er op een maand met 2500 procent en moesten Duitsers miljarden marken betalen om een brood te kopen. De inflatie was toen zo hoog dat Duitsers hun muur beter konden behangen met geld dan met behangpapier, want dat was van grotere waarde dan het geld.

Te veel inflatie is slecht. Maar te weinig inflatie is niet veel beter, want dan dreigt de economie stil te vallen. Zeker als mensen verwachten dat het leven goedkoper zal worden en er sprake is van negatieve inflatie of deflatie. In dat geval worden belangrijke aankopen zo veel mogelijk uitgesteld, in de hoop dat de diepvriezer, zitbank of auto volgend jaar goedkoper zal zijn. Dat brengt een nefaste beweging op gang. Aankopen en investeringen worden uitgesteld, bedrijven moeten minder produceren, de werkloosheid neemt toe, de onzekerheid groeit en iedereen krijgt schrik om veel geld uit te geven. Zo wordt er nog minder geconsumeerd en geïnvesteerd en ontstaat er een negatieve spiraal.

Daarom is een inflatie van bijna twee procent ideaal voor een gezonde economie: het is niet te veel en je hebt een buffer tegen deflatie. Dat is meteen de voornaamste opdracht van de Europese Centrale Bank (ECB): zorgen dat de inflatie net geen twee procent bedraagt. In die opdracht slaagt de ECB al enige tijd niet, want sinds 2013 ligt de inflatie in de eurozone veel lager. Ze scheert tegen de nul procent aan en voortdurend dreigt er deflatie op te treden.

Nochtans doet de ECB er alles aan om haar enige doelstelling te bereiken. Om de inflatie aan te wakkeren liet ze de rente zakken, waardoor het spaarboekje niets meer opbrengt. Zo worden consumeren en investeren gestimuleerd en sparen ontmoedigd. Daarnaast gebruikt de ECB nog een ander wapen: ze drukt massa’s euro’s bij en pompt die in de economie. Hoe meer geld er in omloop komt, hoe goedkoper dat geld wordt. Zo stonden de tarieven voor leningen nog nooit zo laag. De ECB hoopt dat gezinnen, bedrijven en overheden meer gaan consumeren en investeren zodat de economische motor opnieuw aanslaat, de prijzen rustig stijgen en de inflatie zachtjes oploopt naar de gedroomde twee procent.

Er is één probleem: de aanpak van de ECB werkt niet, de inflatie in de eurozone stijgt niet. In een interview met Knack begin dit jaar gaf Peter Praet, de rechterhand van ECB-gouverneur Mario Draghi, toe ‘dat het ECB-beleid nog niet succesvol is geweest: de inflatie in Europa ligt nu al een hele tijd op het zeer lage niveau van bijna nul procent.’ Dat is ook in de eerste helft van dit jaar nog niet veranderd. Deflatie blijft een gevaar en stilletjes aan komt de geloofwaardigheid van de ECB in het gedrang.

BTW en accijnzen

In dit hele verhaal is er één uitzondering: België. In vergelijking met onze buurlanden hebben we al langer een hogere inflatie. Vorig jaar bedroeg de inflatie in ons land 0,6 procent. In onze buurlanden lag dat een stuk lager: 0,2 procent in Nederland en 0,1 procent in Duitsland en Frankrijk. Ook de trend is in België anders. Terwijl de inflatie bij ons stijgt, daalt ze in onze buurlanden. Dat wordt bevestigd door de cijfers van het tweede kwartaal van 2016: in België bedroeg de inflatie 1,6 procent. In de meeste buurlanden schommelde die rond de nul procent, in Nederland werd het leven zelfs goedkoper.

De vraag rijst hoe dat komt. Vorige week bestelde minister van Economie Kris Peeters (CD&V) bij zijn diensten daarover een diepgaande studie. Nochtans is al langer duidelijk waarom we een hoge inflatie kennen. Het jaarverslag van de Nationale Bank somt de redenen daarvoor op en ze staan in de verslagen die het Prijzenobservatorium om de drie maanden uitbrengt.

Om te beginnen is er de stijging van de elektriciteitsprijzen. Bij ons gingen die gemiddeld met veertig procent omhoog, in onze buurlanden met 0,7 procent. Hoe komt dat? De regering-Di Rupo verlaagde in april 2014 het btw-tarief op elektriciteit van 21 naar 6 procent – volgens sommigen niet toevallig een maand voor de federale verkiezingen. De maatregel kreeg heel wat kritiek, omdat hij niet aanzette tot een zuiniger energieverbruik en een gat in de begroting sloeg. In september 2015 werd de maatregel door de regering-Michel ongedaan gemaakt in het kader van de financiering van de taxshift, de verschuiving van belastingen op arbeid naar consumptie, milieuvervuiling en vermogen. Het gevolg was dat de elektriciteitsprijs opnieuw steeg.

De elektriciteitsprijzen werden nog meer de hoogte ingejaagd omdat de distributietarieven verhoogd werden, doordat de intercommunales vanaf midden 2015 ook onder de vennootschapsbelasting vielen en ze de extra lasten die dat met zich meebracht doorrekenden aan de consumenten. In Vlaanderen kwam daar dan nog eens een vergoeding bij als je zelf (groene) stroom op het elektriciteitsnetwerk zet (het ‘prosumententarief’) en een hogere bijdrage om het systeem van de groenestroomcertificaten te financieren (de ‘Turteltaks’). Het gevolg is dat de jaarfactuur van een doosneehuishouden in Vlaanderen nu gemiddeld 1022 euro bedraagt, een stijging met 286 euro in vergelijking met een jaar geleden.

Om de daling van de belastingen op arbeid te financieren, verhoogde de regering-Michel niet alleen de btw op elektriciteit, maar ook de btw en accijnzen op alcoholhoudende dranken en tabak. Daarnaast werd er ook een suikertaks ingevoerd. Het gevolg was dat talloze producten duurder werden. De prijs van limonade steeg 3,8 procent en 3,4 procent daarvan was het gevolg van de suikertaks. Opmerkelijk: benzine, diesel en huisbrandolie zijn in België goedkoper dan in de buurlanden en dat komt omdat de accijnzen bij ons lager liggen.

Vaak wordt gezegd dat de inflatie door de verhoging van de btw en accijnzen grotendeels door de regering-Michel werd georganiseerd. Daar is veel voor te zeggen, maar er is meer aan de hand. Volgens het Prijzenobservatorium zou bij ongewijzigde indirecte belastingen de inflatie in ons land nog altijd 0,7 procent bedragen in plaats van de huidige 1,6 procent. Met andere woorden: ‘slechts’ de helft van de inflatie is rechtstreeks veroorzaakt door regeringsmaatregelen. En die 0,7 procent is nog altijd veel meer dan de nul procent inflatie in onze buurlanden. Hoe komt dat?

Te dure telefonie

Uit de cijfers van het Prijzenobservatorium blijkt dat bij ons vooral de diensten flink meer kosten. Dat is niet nieuw, de Nationale Bank spreekt al langer over ‘een persistent hoge dienstinflatie’. Uit alle cijfers blijkt dat vooral vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging (plus drie procent) en communicatie (plus 4,7 procent) duurder werden in vergelijking met onze buurlanden.

Eerst enkele voorbeelden uit de deelsector ‘vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging’. Vooral bij een bezoek aan een restaurant of café moest je dieper in je geldbuidel tasten, namelijk 3,2 procent terwijl die prijzen in de buurlanden gemiddeld maar 1,7 procent stegen. Naast de verhoging van de accijnzen voor alcoholhoudende dranken en de suikertaks (limonade!) wordt ook de invoering van de witte kassa als oorzaak daarvan aangeduid. Als foefelen moeilijker wordt en alles officieel moet gebeuren, worden de prijzen omhoog gejaagd. Cultuur werd in België 3,1 procent duurder, in onze buurlanden 1,5 procent. Dat komt vooral omdat je meer moet betalen voor popconcerten (plus 11 procent) en festivals (plus 5,8 procent). De organisatoren spreken over een inhaalbeweging: lange tijd was naar optredens gaan bij ons uiterst goedkoop. Nog opmerkelijk: een ticket voor een voetbalwedstrijd in eerste klasse werd tien procent duurder en in eerste provinciale klasse bijna vijf procent – God weet waarom.

Dan communicatie: het valt op dat de telefoondiensten in ons land gemiddeld 4,7 procent duurder werden, terwijl die in onze buurlanden 1,4 procent goedkoper werden. Hoe komt dat? Dat vroeg ook minister Peeters zich af in zakenkrant De Tijd: ‘Hoe komt het bijvoorbeeld dat Telenet zijn prijs voor zijn belminuten met zestig procent verhoogt en er geen klanten door verliest?’ De Nationale Bank heeft daar in haar jaarverslag al op geantwoord en spreekt van een ‘gebrek aan concurrentie’. Telenet en Proximus hebben voor een belangrijk deel van hun activiteiten een feitelijk duopolie en dat zorgt niet voor prijsdalingen, integendeel.

Wat nog in het oog springt, is dat ons onderwijs bijna 29 procent duurder werd, terwijl die kostprijs in onze buurlagen maar 1,6 procent steeg. Die forse prijsstijging is toe te schrijven aan de verhoging van het inschrijvingsgeld voor hogescholen en universiteiten in Vlaanderen: in oktober 2015 werd die opgetrokken van 620 naar 890 euro.

Automatische loonindexering

De conclusie is dat de inflatie in onze buurlanden afneemt, maar bij ons in sneltempo richting twee procent stijgt. Dat mag dan wel het gedroomde niveau zijn van de meeste economen en de ECB, toch is dat geen goed nieuws. En wel om twee redenen. Ten eerste zijn er in België heel wat prijzen gekoppeld aan de index, de afspiegeling van wat een gemiddeld huishouden jaarlijks uitgeeft. Als de inflatie groter wordt, stijgt de index en dus ook de huurprijzen, rusthuisprijzen, kinderopvang enzovoort. Zo betalen we in een jaar tijd drie procent meer voor huisvuilophaling, terwijl dat in onze buurlanden slechts 0,3 procent duurder werd. Met andere woorden: de hoge inflatie zorgt voor een nog hogere inflatie en zo neemt het verschil met onze buurlanden toe.

Het grote verschil tussen België en zijn buurlanden brengt ook onze concurrentiepositie opnieuw in het gedrang. Dat is de tweede reden waarom onze hoge inflatie geen goed nieuws is. Want onze lonen zijn gekoppeld aan de inflatie en als die sneller toeneemt dan in de rest van Europa, gebeurt hetzelfde met de lonen. De verbetering van ons concurrentievermogen dankzij de fel bediscussieerde indexsprong van de regering-Michel, waarbij de lonen een indexaanpassing oversloegen, wordt door de felle groei van de inflatie tenietgedaan. Ook de taxshift, die arbeid aantrekkelijker moest maken door een verlaging van de belasting op arbeid, verliest zo veel van haar pluimen. Het groeiende verschil tussen onze inflatie en die van onze buurlanden is slecht nieuws voor onze economie en de werkgelegenheid.

De regering-Michel heeft er dan ook alle belang bij om deze ontwikkeling onder controle te houden, anders komt haar voornaamste streefdoel ‘jobs, jobs, jobs’ in gevaar. Ze kan bijvoorbeeld de concurrentie in de telecomsector aanmoedigen, maar dat zal de inflatie slechts voor een deel naar beneden halen. Maar de regering is door de verhoging van btw en accijnzen, een makkelijke manier om geld in de staatskas te krijgen, zeker voor de helft zelf de aanstoker van de inflatie. En niemand gelooft nog dat de regering-Michel de btw en accijnzen zal verminderen. Ze zou ook een einde kunnen maken aan de automatische loonindexering, maar dat is taboe – een eenmalige indexsprong lokt al zeer heftige sociale reacties uit. En dat de ECB er ondertussen alles aan doet om de inflatie op te poken maakt het er niet eenvoudiger op. De regering-Michel heeft een probleem en dat probleem groeit met de inflatie.

DOOR EWALD PIRONET

In België bedroeg de inflatie 1,6 procent. In Nederland werd het leven goedkoper.

Door de inflatie verliezen de indexsprong en de taxshift van de regering-Michel veel van hun pluimen. Dat heeft de regering voor een groot deel zelf veroorzaakt.

De regering-Michel zou een einde kunnen maken aan de automatische loonindexering, maar dat is taboe.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content