Vluchtelingen op hotel

Honderdduizenden Georgiers sloegen op de vlucht tijdens de afscheidingsoorlogen in Zuid-Ossetie (’90-’92) en in Abchazie (’92-’93). Voormalige Sovjet-hotels overal te lande waren groot en leeg, en ideaal om de ontheemden tijdelijk te huisvesten

Honderdduizenden Georgiers sloegen op de vlucht tijdens de afscheidingsoorlogen in Zuid-Ossetie (’90-’92) en in Abchazie (’92-’93). Voormalige Sovjet-hotels overal te lande waren groot en leeg, en ideaal om de ontheemden tijdelijk te huisvesten. Maar tot op vandaag is Georgie er niet in geslaagd de twee opstandige regio’s weer onder controle te krijgen. De hotels zijn al lang geen hotels meer, maar verpauperde getto’s vol mensen die diep in zich de hoop om ooit nog terug te keren, hebben laten varen.

Hotel Turbaza, een afkorting van “Turistik Baza”, ligt naast het stadion in de yuppie-wijk Vake in Tbilisi. Het langwerpig flatgebouw op palen, gekneld tussen twee heuvels, was ooit een oase van groene rust, ver weg van het getoeter van de stad. Het omringende park heeft inmiddels plaats geruimd voor moestuinen en koterijen van de bewoners. Balkons werden dicht gemetst om een kamer te winnen. De trappenhal lijkt een oorlog te hebben meegemaakt, en de hele blok staat met de voeten in het afval en de plassen, afkomstig van lekkende waterleidingen. Uit de bouwputten voor Turbaza verrijst weldra nieuwe hoogbouw, die de ontheemden het zicht zal ontnemen. De grond aan de rand van de stad is gegeerd.

“Ze willen ons hier buiten”, zegt Natela, een ontheemde dokteres uit Zuid-Ossetie, die kamer 519 in Turbaza betrekt. “De staat heeft dit gebouw voor een symbolische bedrag verkocht, als een dief in de nacht, aan Bendukidze, mede-eigenaar van Tbilisi Bank en werkzaam op het ministerie van staatseigendom. We krijgen 7000 dollar als we hier ophoepelen, maar daarvoor koop je niet eens een kamer. Sommigen hebben het aanbod geaccepteerd en zijn vertrokken. Hun kamer werd meteen vernield om te verhinderen dat anderen er hun intrek in zouden nemen.”

“Onze regering laat ons in de steek. Wij zijn geen vluchtelingen, he! Wij zijn Georgiers. Wij zijn IDP’s. Internally Displaced Persons. Zuid-Ossetie is geen land, het is een stuk van Georgie. Maar terugkeren naar Tskhinvali is te gevaarlijk. De enige Georgiers daar zijn geassimileerd, of gehuwd met een Ossetier.”

“Stel je voor: Jij komt na je reis weer thuis en er blijkt een wildvreemde in je huis te wonen. Dan is het toch de taak van de staat om tussen beiden te komen, niet?”

Natela is een felle dame, die niet met zich laat sollen. Tot 1991 was ze assistente van de hoofdarts in het ziekenhuis van Tskhinvali. Haar vader had een hoog geplaatste functie in het stadsbestuur. Moeder en zus waren fysici.

“In 1991 sloegen we totaal onvoorbereid op de vlucht. We lieten al onze bezittingen achter. In de ene helft van de stad zat de Georgische militsija, de andere was in handen van de Ossetiers. Als in een achtervolgingsscene uit een Amerikaanse film reed een Georgische man ons de stad uit. Die chauffeur zou later worden onthoofd door de Ossetiers.”

“In Tbilisi kwamen we bij familie terecht. Zes maanden later, onder Ghamsakhurdia, konden we naar Hotel Turbaza. In ons huis in Tskhinvali wonen nu Ossetiers.”

Natela werkt niet meer. “Wat een dokter hier verdient, 100 tot 150 Lari (45 tot 70 euro) per maand, is een symbolisch bedrag. Daarvoor wil ik niet eens werken. We betalen geen huur. Mijn zus geeft prive-les, en de UNHCR keert maandelijks 11 Lari uit per ontheemde.”

“We zitten al 18 dagen zonder electriciteit, omdat sommige bewoners te laat of te weinig hebben betaald. Vorige week heb ik hier een houtkachel geinstalleerd. Nooit gedacht dat ik me ooit op zo’n archaische manier zou moeten verwarmen. Sommige bewoners hebben zelfs geen stromend water.”

Natela leidt ons doorheen de donkere, muffe gangen tot bij enkele lotgenoten. Lamara Champuridze heeft een bescheiden handeltje opgezet in haar kamer. Op een tafel staan enkele flessen frisdrank, snoep en pakjes sigaretten uitgestald. Ze schenkt ons een glaasje bittere witte wijn uit. Home made.

Isa Maisinadze is een alleenstaande fysiek gehandicapte vrouw, afhankelijk van belangeloze hulp van medebewoners. Professionele verpleging aan huis is onbetaalbaar. Soms, als iemand haar helpt, rijdt ze in haar rolstoel tot op het terras om er van de zon te genieten, of naar de vogels te luisteren. Maar meestal blijft ze binnen op haar kleine, koude kamer. “Ik had een huis en een flat in Tskhinvali”, zegt ze. “Nu leef ik van 40 Lari invaliditeitsuitkering en 11 Lari vluchtelingengeld.”

De familie Charkviane leeft al twaalf jaar met vijf personen in twee kamers. “In 1993 vluchtten we door de besneeuwde bergen uit Sukhumi, in Abchazie”, vertelt de dochter, 25 jaar en inmiddels afgestudeerd als advocate.

Of ze nog wil terugkeren?

“Ik heb hier mijn vrienden. Ik heb hier gestudeerd…”, antwoordt ze twijfelend.

Natela komt tussen. “Natuurlijk wil ze terug! Wij willen allemaal terug! Sukhumi en Tskhinvali zijn spooksteden nu. Er wordt niets heropgebouwd. Pas als de Georgiers terugkeren, zal de stad herrijzen.”

Ik vraag Natela tenslotte of ik haar mag portretteren. “Liever niet”, antwoordt ze. “Als je je trots hebt, dan wil je je niet arm tonen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content