Verkiezingen zijn geen politieke zaak

Thomas Leys vraagt zich af of de organisatie en controle inzake verkiezingen wel in de handen van politici thuishoren.

De organisatie van de verkiezingen dreigt een administratieve nachtmerrie te noemen, maar politici zeggen dat alles wel in orde komt. Thomas Leys vraagt zich af of de organisatie en controle inzake verkiezingen wel in de handen van politici thuishoren.

Om democratische verkiezingen te organiseren zijn er drie grondvoorwaarden: er moeten regels zijn die verkiezingen zelf regelen, de kiesverrichtingen moeten ordentelijk verlopen en ook de partijen zelf moeten in hun campagnes de spelregels volgen. Dat lijken evidente principes te zijn die we van elke oude of nieuwe democratie verwachten. Wanneer een ander land hiervan zou afwijken, zou België wellicht niet aarzelen om die politieke situatie te veroordelen. De bestuurlijke chaos die de verkiezingen vandaag in eigen land veroorzaken, doen fundamentele vragen rijzen of onze wijze van verkiezingen organiseren nog houdbaar is in een moderne staat.

Een snel overzicht leert dat in België bij zowat iedere stap van het verkiezingsproces politici rechtstreeks betrokken zijn. De organisatie van de verkiezingen zelf ligt grotendeels in handen van de uitvoerende macht, daarin bijgestaan door rechters. In de praktijk ligt de hoofdverantwoordelijkheid bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Een politicus die in de meeste gevallen zelf ook kandidaat is bij de verkiezingen en dus betrokken partij. Het valt dus te verwachten dat deze politicus weinig gemotiveerd zal zijn om verkiezingen tegen te houden, zelfs al worden er grote grondwettelijke vragen bij gesteld.

Zoals bekend, is in ons land enkel het Parlement zelf bevoegd om over de geldigheid van de verkiezingen te oordelen. Dat is een zeer dubbelzinnige situatie. In de negentiende eeuw vroeg de Belgische rechtsgeleerde Orban zich al af of er meer partijdige rechter bestaat dan een parlementaire meerderheid. Hij had gelijk. In 1985 keurde de Waalse Gewestraad de geloofsbrieven van een VU-verkozene niet goed om politieke redenen. Omgekeerd heeft de VU in 1995 geprobeerd de geloofsbrieven van de UF-verkozene in het Vlaams Parlement aan te vechten, hoewel daar evenmin enige wettelijke grond voor was. Ook in 2010 kan de Kamer zonder enige schroom ongrondwettelijke verkiezingen toch geldig verklaren.

Een even belangrijke component van eerlijke verkiezingen zijn de regels op het gebied van campagnes en de uitgaven die hiervoor worden gemaakt. In België zijn politieke partijen haast volledig afhankelijk van publieke middelen, zodat we zelfs van een soort verslaving kunnen spreken. Maar wie zitten er in de controlecommissies inzake verkiezingsuitgaven en partijfinanciering? Opnieuw parlementsleden! Vorig jaar gaf een commissie van de Raad van Europa al een dringende hint aan België dat het dringend nodig is de controle op de partijfinanciering en -uitgaven uit de handen van de politici te halen.

In internationale aanbevelingen staan onafhankelijke instanties voor de organisatie en controle op verkiezingen centraal. Maar ook veel gevestigde democratieën hebben voorzorgen genomen. In Nederland staat een onafhankelijke Kiesraad grotendeels in voor de organisatie van de verkiezingen. In Frankrijk is de Conseil Constitutionnel bevoegd om de geldigheid van de presidentsverkiezingen vast te stellen. En in de Verenigde Staten speelt de Federal Election Commission een belangrijke rol in de controle van de verkiezingsuitgaven van kandidaten. Wat houdt België tegen hetzelfde te doen?

Een oplossing zou erin kunnen bestaan om het Grondwettelijk Hof de opdracht te geven de geldigheid van de kiesverrichtingen te laten onderzoeken. Via een snelle procedure zou het Hof bijvoorbeeld binnen een tweetal weken uitspraak moeten doen over bezwaren en dan de definitieve uitslag aankondigen. De organisatie van de verkiezingen zelf zou in handen komen van een instelling met een eigen statuut, vergelijkbaar met het Rekenhof of de Federale Ombudsman, die geen rechtstreekse opdrachten kan aanvaarden van de uitvoerende macht. De controle op verkiezingsuitgaven zou dan bij de Raad van State kunnen komen, die ook nu al voor het lokale niveau op degelijke wijze heel wat verkiezingsbetwistingen beslecht.

Maar het Grondwettelijk Hof en de Raad van State zijn toch ook politiek benoemd? Dat klopt, maar desondanks hebben deze rechtscolleges in het verleden al blijk gegeven van een voldoende onafhankelijkheid tegenover zij die hen hebben benoemd. Het fameuze BHV-arrest is hiervan misschien nog het beste voorbeeld, gezien heel wat politici dachten dat het Grondwettelijk Hof nooit een kieswet zou durven vernietigen. De verkiezingsstrijd is natuurlijk het hoogtepunt in het politieke leven, maar de organisatie ervan is te belangrijk om het volledig in handen te geven van per definitie partijdige politici.

Thomas Leys is jurist en onafhankelijk SLP-raadslid in het OCMW van Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content