Jeroen Wijnendaele

‘Uitgevers passeren tot drie maal toe aan de kassa’

Jeroen Wijnendaele FWO Senior Post-Doctoraal onderzoeker aan de UGent

Volgens Jeroen Wijnendaele stelt wetenschapsfilosoof Maarten Boudry onderzoekers voor een vals dilemma: ‘Er is altijd een alternatief’, stelt Wijnendaele, post-doctoraal onderzoeker aan de UGent. ‘Het selectieproces voor academische publicaties geeft geen prikkels, maar elektroshocks.’

Gisteren greep wetenschapsfilosoof Maarten Boudry de kwestie van academische rooftijdschriften aan om een opinie te lanceren over de academische publicatiecultuur. Op een punt heeft hij alvast gelijk: het probleem van de rooftijdschriften is quantité négligeable. Dat hij vervolgens echter een pleidooi houdt voor de huidige vorm van academische evaluatie en de bijhorende publicatiedruk, helpt onze stiel echter niet noodzakelijk vooruit. In de plaats daarvan stijgt de nood naar een socialer systeem en duurzamere wetenschap.

Uitgevers passeren tot drie maal toe aan de kassa.

Jeroen Wijnendaele

Er is altijd een alternatief

Eerst en vooral is het huidige model niet gelijkwaardig voor elke discipline. De kwantitatieve focus op internationale artikels gedijt vooral in de exacte wetenschappen. Daar is het courant dat onderzoekers de recentste bevindingen als een team publiceren, wat de snelheid van publicatie ten goede komt. In sociale en humane wetenschappen is onderzoek eerder geïndividualiseerd en bijgevolg trager. Onderzoekers publiceren vaak bijdragen van tientallen pagina’s, gezien de gecombineerde nood aan analyse en synthese van bestaand wetenschappelijk onderzoek dat reeds decennia – of zelfs eeuwen – teruggaat.

De sociale en humane wetenschappen lenen zich er niet toe om in sneltreintempo artikel na artikel uit te persen.

Om het met de woorden van Newton te zeggen: men moet aantonen verder te kunnen kijken, door eerst op de schouders van reuzen te staan. Deze disciplines lenen zich er niet toe om in sneltreintempo artikel na artikel uit te persen. Het zegt echter veel over Boudry’s intellectuele oogkleppen wanneer hij verkondigt dat het ‘enige alternatief’ voor een systeem waar men zo veel mogelijk probeert te publiceren in internationale tijdschriften de ‘absurde loopwedstrijd van de dodo in Alice in Wonderland’ is, ‘waarbij iedereen wint en iedereen een prijs krijgt’. In zijn eigen filosofische discipline zou men dit al eens durven klasseren als een vals dilemma.

Er is bijvoorbeeld geen plaats voor boeken in zijn betoog. Zeker in de Angelsaksische wereld, waar Vlaamse universiteiten zich toch zo graag aan spiegelen, is het vaak quasi onmogelijk om te bevorderen zonder eerst een monografie te schrijven, omdat men net daar de ruimte krijgt om een belangrijk onderwerp in de diepte uit te spitten.

Boudry stelt ons voor een vals dilemma.

Bovendien zijn er ook andere beoordelingssystemen mogelijk. Het Britse ‘Research Excellence Framework’ (REF) vraagt onderzoekers bijvoorbeeld om hun vier bijdragen van de afgelopen vijf jaar voor evaluatie voor te leggen die zij zelf het meest kwalitatief achten. Boudry laat de mogelijkheid voor variaties in de beoordeling van publicaties, maar blijft overtuigd dat deze de ‘publicatiedruk enkel zal verschuiven, niet wegnemen’. Academici hebben echter ook andere verantwoordelijkheden zoals lesgeven, administratieve inzet of maatschappelijke dienstverlening, die even goed parameters van verdienste kunnen zijn.

Universiteiten zijn het afgelopen millennium in Europa in de eerste plaats ontstaan en gegroeid als onderwijsinstellingen, om mensen op te leiden tot het hoogst mogelijke niveau. De laatste decennia wordt onderwijs echter steevast gemarginaliseerd in universitaire aanstellingen, ten voordele van internationale publicaties en gewonnen projectgelden. Zonder studenten zouden universiteiten niet kunnen bestaan, wat het des te wraakroepend maakt dat Vlaamse professoren omwille van de publicatiedruk of projectenslag zich gedwongen voelen hun lesopdrachten als minder prioritair te beschouwen.

Follow the money

Het geklaag over publicatiedruk begint volgens Boudry ‘op aanstellerij te lijken’, aangezien we immers ook ‘verantwoording verschuldigd zijn aan de belastingbetaler’. Maar laat net hier het schoentje wringen.

Wie als Vlaamse onderzoeker baanbrekend onderzoek publiceert in de vorm van een zogenaamd ‘A1 artikel’, stapt in een systeem waarbij de uitgeverijen van dergelijke tijdschriften de kassa tot drie keer toe horen rinkelen. Onderzoekers worden gefinancierd op basis van gemeenschapsmiddelen, maar leveren voor de uitgeverijen gratis arbeid.

De uitgeverijen publiceren de artikels vervolgens in tijdschriften die vaak in monsterlijk dure abonnementen aangeboden worden aan universitaire bibliotheken, die vaak duizenden euro’s per jaar kosten. Ook al werd het onderzoek eerder vaak door die universiteit gefinancierd. En de belastingbetaler die dit onderzoek ten slotte wil raadplegen, en geen toegang heeft tot een universitair netwerk, zal om een dergelijk artikel te downloaden nogmaals tientallen euro’s moeten neerleggen. Kassa. Kassa. Kassa.

De belastingbetaler komt er bekaaid vanaf.

Wie tot slot op internationale publicaties mikt, om een groter publiek te bereiken, schrijft noodgedwongen in de taal van Shakespeare, en niet in het Nederlands. Het tij is langzaam aan het keren, maar een jonge onderzoeker die het waagt een toegankelijke Nederlandstalige monografie te publiceren, riskeerde tot voor kort academisch zelfmoord. De Vlaamse belastingbetaler die wil weten wat wij doen, komt er op het einde van de rit dus simpelweg bekaaid vanaf.

Pleidooi voor sociaal belang

Wetenschappelijke fraude is onaanvaardbaar, dat staat buiten kijf. Maar het huidige evaluatiesysteem maakt daarom nog niet zalig. Het is weldegelijk een typisch neoliberale reactie om de eindverantwoordelijkheid bij het individu te leggen en wie zich daar niet kan aanpassen, maar plaats moet maken. Boudry concludeert immers dat ‘als we willen dat wetenschap vooruitschrijdt, dan moeten we de juiste prikkels geven om de knapste koppen te belonen. En daar gaat onvermijdelijk een streng en soms genadeloos selectieproces aan vooraf.’ Dat selectieproces is inderdaad genadeloos en geeft aan de meeste onderzoekers geen prikkels, maar elektroshocks.

Het selectieproces voor academische publicaties geeft geen prikkels, maar elektroshocks.

Begin dit jaar klaagden we reeds met tachtig jonge onderzoekers uit alle disciplines en alle Vlaamse Universiteiten dat dit systeem onhoudbaar is geworden. De cijfers zijn navenant: zo werkten bijvoorbeeld in 2016 maar liefst 2816 doctorandi en 1427 postdoctorale onderzoekers aan de UGent. Dat jaar waren er slechts vijftig vacatures voor vaste docentschappen. Het gros van alle jonge onderzoekers zal alvorens hun postdoc ten einde loopt, een respectabele reeks internationale publicaties kunnen voorleggen, maar nooit een vaste aanstelling verwerven. En dat heeft hoegenaamd niets te maken met intrinsieke kwaliteit of individuele verantwoordelijkheid, maar met een op hol geslagen financieringsmodel.

Een wetenschappelijke omgeving waar het merendeel van de werknemers hoger risico loopt op mentale welzijnsproblemen, waar wetenschap zoveel mogelijk uitgesmeerd moet worden om zoveel mogelijk publicaties op te leveren, en waar de maatschappelijke verplichtingen veronachtzaamd worden, is geen model voor duurzame wetenschap. De universiteit van de eenentwintigste eeuw zal sociaal zijn of ze zal niet zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content