Elsschot was geen knorpot

Wieneke ’t Hoen, samensteller van de expo ‘Dicht bij Elsschot’, over de passionele kant van een auteur die meer dan een cynicus was.

Zondag opent de tentoonstelling ‘Dicht bij Elsschot’, blikvanger van het Elsschotfestival, in het Antwerpse Letterenhuis. Wieneke ’t Hoen zorgde voor een originele bio-opstelling, op basis van het pas verworven Elsschotarchief. Zij wil de lezer laten kennis maken met een ander facet van Elsschot: zijn allesbehalve minimalistische en soms zelfs warme kant.

Elsschot was in werkelijkheid niet zo’n knorpot als vaak wordt aangenomen? ’t Hoen: In de filmpjes op de tentoonstelling krijg je een heel andere Elsschot te zien waarin zijn knorrig imago helemaal onderste boven wordt gehaald, zoals ook blijkt uit de gesprekken met zijn vrienden in plat Antwerps. Die knorrigheid heeft hij zeker gehad maar het is fout om uitsluitend daarop, of op zijn cynisme, te focussen. Ik heb ook een brief waaruit blijkt hij uitgebreid over literatuur praatte terwijl het bon ton is om te zeggen dat Elsschot liever niet over de letteren praat.

Elsschot was dus geen kille burgerman zonder meer?
’t Hoen: Het is opvallend hoe zorgzaam Elsschot voor zijn hele familie was. Het is niet echt onbekend maar wordt meestal ondergeschoven. Ook de manier waarop hij tijdens de Eerste Wereldoorlog voor zijn gevangen vriend Ary Delen in de bres springt, spreekt boekdelen. Elsschot zet dan een hele actie op touw, samen met de vrouw van Delen, om te voorkomen dat Delen gedeporteerd zou worden.

De cynische Elsschot die uit zijn boeken te voorschijn komt, is niet de echte?
’t Hoen: Ik geloof nooit in één kant van iemand. Het beeld van de cynische knorpot Elsschot is gaan overheersen en dat klopt niet. Elsschot is pas in de jaren ’30 eenzelviger geworden. Niet alleen dochter Ida maar ook dochter Adèle bevestigen dat hij voordien best aardig uit de hoek kon komen maar dat hij door het schrijven in de jaren ’30 met rust gelaten wenste te worden. Hij zat dan in zijn hoofd en concentreerde zich op het schrijverschap. Hij heeft in die periode heel veel geschreven. En wanneer hij dan in de namiddag weg trok en ’s avonds laat terugkwam, mocht niemand hem daar een vraag over stellen, zeker zijn vrouw Fine niet. Soms bleef hij zelfs een nachtje weg. Tja, dat moest Fine dan maar slikken.

Hij ging naar Liane Bruylants, zoals Martine Cuyt in haar biografische Elsschotstudie onthulde? ’t Hoen: Ik zou dat dagboek van Bruylants nog wel eens willen zien. Ze zal wel niet liegen maar toch. Ida, jongste dochter van Elsschot, zegt zelf ook dat haar vader er minnaressen op nahield. Het is alleszins eigenaardig dat die dagboekfragmenten van Bruylants nooit openbaar zijn gemaakt maar alleen worden geciteerd. Ik hou ervan dat het materiaal voor zichzelf spreekt en daarom heb ik van het archief ook het hart van de tentoonstelling gemaakt. Laat de bronnen het verhaal vertellen want daar begint alles mee. Of het nu om getypte gedichten gaat uit Elsschots studententijd die tot nu toe niet openbaar werden gemaakt of het kasboek van de Revue Continentale Illustrée , het fameuze Wereldtijdschrift, waarin alle onkosten worden opgelijst tot en met postzegels en de ritjes met de tram toe. Aan die bronnen moet alles getoetst worden, anders verzeil je in indianenverhalen.

Elsschot had dus ook een belangrijke passionele kant? ’t Hoen: Ik vind het volkomen onterecht dat Elsschot haast altijd als een cynicus wordt opgevoerd. Er is vast en zeker een grote mate van ironie in zijn boeken maar even goed een grote gevoeligheid. Het zal niet voor niets zijn geweest dat Elsschot tijdens het voorlezen van zijn boeken moest huilen. De tragiek in Kaas is toch heel duidelijk: het begint en eindigt met het verdriet om de stervende, demente moeder waar Laarmans geen raad mee wist. ‘Pensioen’ en ‘Het Tankschip’ zijn dan weer heel nijdig van toon. Het vergt veel lef om in 1942 met een boek als ‘Het Tankschip’ dat de oorlog op de hak neemt op de proppen te komen.

Frank Hellemans


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content