Albanie. Even wennen.

Er is geen georganiseerd openbaar vervoer van de Montenegrijnse hoofdstad Podgorica naar de Albanese grens. De taxichauffeurs van Podgorica vinden dat prima. Zelno, die zichzelf de bijnaam Lucky heeft gegeven, is een sympatieke, vlotte chauffeur, die grapjes maakt en Engels spreekt. Een belangrijke troef als je buitenlanders wil oppikken.

We laten ons vangen en betalen 20 euro voor een rit van een half uur. Er is amper verkeer op de baan van en naar de grens. Lucky is behalve spraakwaterval, ook fiere Montenegrijn. “Honderd jaar geleden waren we al onafhankelijk. Mijn volk at met mes en vork, toen de Engels koning nog met zijn handen at.”

“Montenegrijnen hebben nooit andere volkeren geplunderd, wat niet van de andere Balkanvolkeren kan gezegd worden. Vrijheid is belangrijker dan rijkdom. Voor die vrijheid wil ik sterven.” Het klinkt allemaal wat pathetisch uit de mond van een taxichauffeur die aan het busstation toeristen staat op te wachten.

“Natuurlijk stemde ik voor onafhankelijkheid. Hoewel Montenegro sterke economische troeven heeft, zoals toerisme, werden we in de jaren ’90 meegesleurd door de financiele malaise in Servie, met hyperinflatie van de dinar als gevolg. Net als Belgie schakelde mijn land in 2000 over op de euro, terwijl Servie tot op vandaag de dinar hanteert.”

En toch is er een sterke band tussen beide landen. “Vraag aan eender wie in Servie of hij familie heeft van Montenegrijnse afkomst en het antwoord zal ja zijn. In Belgrado wonen enkele honderdduizenden Montenegrijnen.”

We rijden langs het Skadar Meer. “Hier kan je van het water drinken zonder ziek te worden”, zegt Lucky. “Probeer dat niet aan de Albanese kant. Terwijl het meer bij ons een nationaal park is, vissen Albanezen er met dynamiet.”

Aan de grenspost Han I Hotit doet Lucky een oude Mercedes met Albanese plaat stoppen. Het blijkt een collectieve taxi te zijn met twee vrouwelijke passagiers die in Montenegro zijn gaan shoppen. Voor 5 euro neemt de chauffeur ons mee tot in Shkodra.

In de duty free shop tussen beide grensposten, slaan zowel chauffeur als de dames een grote voorraad Marlboro in. De vrouwen moffelen de sigaretten ver weg in een tas vol kleren, de man demonteert de binnenbekleding van de kofferbak, en vult de carrosserie met zijn inkopen.

De dames lachen schaapachtig naar de controleur, die een vluchtige blik werpt op onze rugzakken. Daar blijft het bij. De bescheiden smokkeloperatie is gelukt. De dames knipogen naar ons. We betalen elk 10 euro entry tax, en rijden allen goedgezind Europa’s armste land binnen.

Een nieuw land, een hernieuwde nervositeit. We kijken kinderlijk geboeid naar het landschap, de huizen, de mensen. De eerste indrukken zijn waardevol. De chauffeur moet putten in het wegdek ontwijken, en plassen zo groot als vijvers. Paardenkarren delen de baan met zowat alle types Mercedes van de jongste 30 jaar, terwijl het proletariaat zich per fiets verplaatst.

We kiezen Shkodra uit, de vierde grootste stad van het land, om enkele dagen te acclimatiseren. Wat een plotse drukte na het gereserveerde Montenegro.

Onze uitvalsbasis is het Rozafa Hotel, een opvallende blok vergane glorie in het stadscentrum. De lift is stuk, de kranen lekken, en heel wat vorige gasten lieten liefdesverklaringen achter op de muur. Maar het is er niet duur en lekker warm.

(Meer foto’s van Shkodra in Beeldreportage Albanie)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content