Levensbeschouwing kan voor meerwaarde zorgen…

Voorstel tot hertekening van de verhouding tussen de overheid en de levensbeschouwingen in een diverse samenleving.

Voorstel tot hertekening van de verhouding tussen de overheid en de levensbeschouwingen in een diverse samenleving.

INHOUD

Wie?

1. Uitgangspunt:

2. De overheid in België:

3. Problemen met het huidige systeem van erkenning:

4. Uitgangspunten voor een alternatief

5. Ons voorstel

Terwijl de jaren zestig van de 20ste eeuw leken aan te duiden dat religie in Europa aan een laatste ademtocht toe was, zijn godsdienst en cultuurverschillen vandaag niet uit het maatschappelijk leven weg te denken. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop Europese overheden met die levensbeschouwelijke diversiteit moeten omgaan. De initiatiefnemers van deze tekst zijn bezorgd omdat de toegenomen diversiteit in levens-beschouwingen en godsdiensten in ons land niet meer kan geordend worden met de bestaande Belgische wetgeving en gebruiken. Een toegenomen levensbeschouwelijke diversiteit betekent dat er meer spelers op het veld zijn gekomen. Het is nu al duidelijk dat al deze levensbeschouwelijke groepen niet op een gelijkwaardige manier behan-deld worden. Het is daarom nodig de spelregels in overeenstemming te brengen met de realiteit van vandaag, om zo onrechtvaardigheden en malversaties weg te werken. Als dat niet gebeurt is de kans reëel dat sommige levensbeschouwelijke groepen zich achtergesteld en gefrustreerd zullen voelen. Achterstelling en frustratie zijn geen goe-de sokkels om een harmonische samenleving op te bouwen.

Na een korte uiteenzetting over de afspraken en wetgevingen rond godsdiensten en levensbeschouwingen in België willen we in deze tekst een alternatieve aanpak aan-reiken. We zijn er immers van overtuigd dat het huidige systeem op termijn gedoemd is zichzelf vast te rijden. Wij willen hierbij geen enkele belangenpositie innemen, maar nodigen een zo breed mogelijk veld uit om mee te denken.

Onze uitgangspunten zijn:

– Onze samenleving kent een toenemende en onomkeerbare diversificatie van levensbeschouwingen en religies. Er is geen reden om aan te nemen dat dit zal veranderen, maar er is wel nood aan voorstellen om rechtvaardig en tolerant met dit feitelijke pluralisme te leren omgaan,

– De vrije beleving van een levensbeschouwing of een religie is een mensenrecht.

– De Belgische staat heeft als taak om die vrije beleving mogelijk te maken en er ook een financiële omkadering voor te voorzien.

Wie?

Ondergetekenden, leden van een denktank onder leiding van Rik Pinxten, voorzitter van het Humanistisch Verbond en voorzitter van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereni-ging vzw met haar werkgroep ‘Levensbeschouwing/Overheid’ legt volgend voorstel voor aan een zo breed mogelijk veld van geïnteresseerden.

1. Uitgangspunt:

De humanistische vrijzinnigheid is van mening dat een levensbeschouwelijke inzet een meerwaarde kan betekenen in onze samenleving. Die meerwaarde kan betrekking hebben op het zoeken naar vertroosting bij existentiële vertwijfeling, het creëren van sociale cohesie, het fungeren als een referentiekader voor de identiteit, het stimuleren van verdraagzaamheid of van een niet-autoritaire ingesteldheid… Die levensbeschouwelijke inzet verschilt van een houding waarbij enkel blind geloof, of haar tegenpool – totale onverschilligheid -, de drijfveren worden van het menselijk handelen. De meerwaarde schuilt precies in het relationeel bewust omgaan met de wereld.

Een levensbeschouwelijk zoeken is in de huidige tijd een meerwaarde, omdat ze de persoon mondig en weerbaar kan maken. Het zorgt er eveneens voor dat levensbeschouwelijke groepen of gemeenschappen uit zelfstandige en daarom vrijere mensen kunnen bestaan. Het levensbeschouwelijke zoeken laat mensen toe een houding aan te nemen die feilbaarheid toelaat. Dat betekent dat geen enkele oplossing in de strikte zin ‘waar’ is, en dat alle voorstellen in principe feilbaar zijn. Of dat waarheidsclaims van levensbeschouwelijke groepen niet naast elkaar kunnen bestaan, zolang elke groep ontkent dat de ander ook het recht heeft op een waarheidsclaim. Binnen de grenzen van ons democratisch systeem kan en moet de vrijheid van keuze gevrijwaard blijven.

2. De overheid in België: Wanneer levensbeschouwingen een meerwaarde betekenen voor het samenleven, hoe moet een overheid die deze meerwaarde waardeert, zich dan verhouden tot de verschillende levensbeschouwingen?

Een eerste concreet terrein lijkt dat van de erkenning van erediensten in België, en de daaraan gekoppelde gevolgen zoals de subsidiëring van personeel voor levensbe-schouwingen en van de temporalia (gebouwen en werkingsmiddelen) van de levens-beschouwingen.

Sinds het ontstaan van België zijn over een peri¬ode van bijna twee eeuwen meerdere erediensten erkend:

De verhouding met de rooms-katholieke kerk (1) was het voorwerp van het Concor-daat van 1801 ( ) en werd opnieuw opgenomen in de Wet van 18 Germinal An X (8 april 1802). Door de¬zelfde wet werd ook de protestantse eredienst (2) erkend. De israëlitische eredienst (3) werd pas later erkend door de (drie) decreten van 17 maart 1808. De anglikaanse eredienst (4) werd erkend door de decreten van 18 en 24 april 1835. De islamiti¬sche eredienst (5) werd erkend door de wet van 19 juli 1974, en de orthodoxe eredienst (6) door de wet van 17 april 1985. De vrijzinnige levens¬beschouwing (7) werd de facto erkend door de wet van 23 januari 1981 die aan de Centrale Vrijzinnige Raad (CVR) een subsidie verleende om een lekenwerking uit te bouwen. De grondwetswijziging van 5 juni 1993 voegde een tweede lid toe aan artikel 117 (thans 181) van de grondwet waardoor de wedden en pensioenen van de moreel consulenten ook ten laste van de staat werden genomen ( ).

Elk van deze levensbeschouwingen werd echter op nogal particuliere wijze erkend, waardoor er in de feiten sprake is van een ongelijke behandeling van de verschillende erediensten. Zo heeft de rooms-katholieke ere¬dienst bijvoorbeeld automatisch recht op één parochie per 3.000 inwoners; zijn er vier christelijke ere¬diensten erkend, maar worden de vele islamiti¬sche stromingen gedwongen onder één execu¬tieve, en zijn er bij de confessionele erediensten enkel monotheïsmen erkend…

Een erkenning heeft tal van bijkomende gevol¬gen ( ):

– De betaling van de wedden en pensioenen van de bedienaren of afgevaardigden;

– Huisvesting (behalve voor de niet-confessio¬nele gemeenschappen);

– Rechtspersoonlijkheid van de openbare instel¬lingen die belast zijn met het beheer van de goederen bestemd voor de levensbeschou¬wing;

– Aanzuivering van negatieve saldo’s van reke¬ningen;

– Tussenkomst bij de bouw, het verbouwen of herstellen van de gebouwen bestemd voor de levensbe¬schouwing;

– Levensbeschouwelijk onderricht in de open¬bare scholen;

– Gratis zendtijd op de openbare omroep (radio en TV);

– Aanduiding van aalmoezeniers of moreel con¬sulenten in gevangenissen en het le-ger;

– Controle op de rechtmatigheid van de ambten;

– Wettelijke erkenning van de gebiedsomschrij¬vingen;

– Fiscale vrijstellingen.

3. Problemen met het huidige systeem van erkenning:

Met de toename van het aantal erkenningen, en vooral met de ‘à la carte’ regelingen stevent dit systeem binnen korte termijn af op een implosie: sommige boeddhisten en een of twee strekkin¬gen van hindoetradities hebben zich in een soort consistories of gemeenschappen verzameld om voor ‘boeddhisme’ en ‘hindoeïsme’ erkenning te vragen. Het gevolg is dat ook boeddhisme en hindoeïsme in het officiële onderwijs kunnen aangeboden worden als levensbeschouwelijk vak. ( ).

De kans is reëel dat “de” islam onmogelijk kan functioneren volgens de unieke regel-geving die haar werd opgedrongen. Er lopen immers breuk¬lijnen tussen de islamiti-sche gemeenschappen die geënt zijn op nationaliteiten en rechtsscholen. Dit zou de islamitische gemeenschappen op Bel¬gisch grondgebied afhankelijk maken van bui¬tenlandse financiering van Saoedi-Arabië of van andere re¬gimes met een anti-modernistische islam die niet beantwoordt aan de aard van de Belgische moslimge¬meenschappen (Maghrebijns of Turks).

Ook voor de vrijzinnigheid geldt dat ze niet in één keurslijf te dwingen valt. Bij een eerste wetsontwerp van 1999 om structuur en vorm te geven aan het beheer van de materiële en financiële belangen van de vrijzinnigheid, formuleerde de Raad van State als belangrijkste kritiek dat de Centrale Vrijzinnige Raad zich als de enige repre-sentatieve organisatie beschouwde voor de niet-confessionele levensbeschouwelijke beweging terwijl de grondwetgever te kennen had gegeven dat er meerdere organisa-ties kunnen worden erkend die niet-confessionele morele diensten aanbieden. De uiteindelijke wet (21 juni 2002) is tegemoet gekomen aan deze belangrijke opmerking.

Zoals iedereen nu stilaan weet, neemt de culturele en religieuze diversiteit sterk toe. Daarbij tellen sommige steden op dit moment al groepen van erkende of geregulari-seerde vluchtelingen uit zo’n 200 niet-Europese landen. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de illegaal verblijvende mensen en groepen.

Het is niet ondenkbaar dat er vanuit deze allochtone groepen in de nabije toekomst aanvragen zullen komen tot erkenning van hun eredienst, met het bijkomende recht op hun levensbeschouwelijk on¬derwijs, subsidiëring voor hun bedienaars en voor hun tempels (infrastructuur). Het is vandaag onmogelijk in te schatten over hoeveel aanvragen het zal gaan, maar in theorie kunnen het er tientallen zijn.

Grondwettelijk zijn dergelijke potentiële aanvragen tot erkenning perfect legitiem. Het grondwettelijk en wettelijk gewaarborgde niet-discriminatiebeginsel noopt ons om daaraan op een rechtvaardige manier tegemoet te komen. Met het Belgische ‘maat-werk’ dat we in dit dossier kennen (een soort ‘Belgisch bouwen’ met steeds nieuwe en eigenzinnige bijgebouw¬tjes) stevenen we hiermee op een ‘crash-scenario’ af.

4. Uitgangspunten voor een alternatief

1. We beschouwen het recht op een levensbeschouwing (religies inbegrepen) als een mensenrecht.

– Dit mensenrecht wordt door onze Grondwet gewaarborgd.

Art. 19: De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens…

Art.20: Niemand kan worden gedwongen … deel te nemen aan handelingen of plechtigheden van een eredienst of de rustdagen ervan te onderhouden.

Art. 21: De Staat heeft niet het recht zich te bemoeien met de benoeming of de installatie der bedienaren van enige eredienst of hun te verbieden briefwisseling te houden met hun overheid en de acten van deze overheid openbaar te maken…

Daarenboven zijn ook de artikels 24 (vrijheid van onderwijs); 25 (persvrijheid); 26 (vrijheid van vergadering) en 27 (vrijheid van vereniging) relevant.

– Ook tal van internationale rechtsbronnen garanderen dit mensenrecht. ( ).

2. Een aantal principiële uitgangspunten regelen de verhouding tussen de Staat (burgerlijke overheid) en de levensbeschouwelijke gemeenschappen ( ).

a) Het is de publieke overheden verboden om tussen te komen in de interne orga-nisatie van de confessionele en niet-confessionele gemeenschappen.

b) De kerken, confessionele en niet-confessionele gemeenschappen krijgen geen voorrechten toegekend bij de uitoefening van de publieke macht. De staat delegeert hen geen enkel deeltje van de openbare dienst.

c) De beslissingen van de kerkelijke autoriteiten hebben geen enkele wettelijke kracht en uit het religieus recht (canoniek recht, sharia, talmoed enz.) kan geen enkel wettelijk gevolg vloeien.

d) De publieke overheden kunnen aan de confessionele of niet-confessionele gemeenschappen, aan hun organen, aan hun vertegenwoordigers geen subsidie toekennen, noch hulp, noch gebouw, noch vrijstelling tenzij krachtens de wet en met het respect van de principes van gelijkheid en niet-discriminatie.

e) De publieke overheden kondigen hun protocol af in overeenstemming met de eis van onpartijdigheid. De publieke overheden organiseren slechts burgerlijke of pluralistische plechtigheden en roepen alleen op om deel te nemen aan de plechtigheden met dergelijk karakter.

3. België kent een populatie met een steeds grotere diversiteit, zoals trouwens de rest van West-Europa.

Migranten en vluchtelingen afkomstig van buiten West-Europa vormen in onze grotere steden zo’n 150 à 250 culturele gemeenschappen. Zoals de Minister van Cultuur groeperen we hen als niet-West-Europese burgers (en niet als migranten, legale en illegale vluchtelingen, werkmigranten uit een EU-land, enzovoort).

Diversiteit betekent culturele, taalkundige en religieuze diversiteit in het betoog dat voorligt. Wat ons hier bezighoudt is de levensbeschouwelijke diversiteit. We willen hier eveneens opmerken dat de diversiteit in ons land niet enkel betrekking heeft op de instroom van niet-West-Europese burgers, maar eveneens op een levensbeschouwelijke evolutie bij autochtone Belgen.

4. België heeft vanaf de onafhankelijkheid een merkwaardig patroon van erkenning (en daarop volgende subsidiëring) van religies en levensbeschouwingen uitge-werkt.

We spreken van ‘levensbeschouwingen’, waaronder alle zingevende of breed-betekenisgevende opvattingen worden begrepen, dus zowel godsdienstige (theïsti-sche) als religieuze (met of zonder godsnoties) en agnostische of atheïstische le-vensbeschouwingen.

De wet heeft het over ‘erediensten’, wat op zich tekenend is voor het voorbijge-streefde jargon dat de wetgever gebruikt. Eredienst is immers een begrip dat voor-namelijk verwijst naar de godsdiensten die in het Middellandse-Zeegebied zijn ont-staan.

Wij zijn van mening dat de wetgever er in de toekomst moet over waken geen ge-bruik te maken van een beladen en daarom onhoudbare terminologie. Bij het opstellen van nieuwe wetten of decreten moet gestreefd worden naar een neutraal, wetenschappelijke begrippenapparaat dat de levensbeschouwelijke diversiteit naar waarde schat.

5. Ons voorstel

1. We stellen vast dat de huidige, relatief willekeurige erkenning en subsidiëring van ‘erediensten’ in België een onhoudbare optie is, die snel tot onmogelijke situaties en tot diepe frustratie en strijd kan leiden.

Gezien religie als motiverende kracht in de strijd om emancipatie en identiteit he-lemaal terug op de agenda staat, is deze aanpak dringend aan herziening toe.

2. We gaan ervan uit dat het recht op een levensbeschouwing een mensenrecht is.

Daaruit volgt dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft dit recht toegankelijk te maken voor meer levensbeschouwelijke gemeenschappen die in België de facto en op duurzame wijze aanwezig zijn.

3. Als niet-dogmatische humanisten is het onze overtuiging dat het verlagen van de drempel om tot levensbeschouwelijke erkenning te komen, de democratie vooruit helpt en dat het de juiste weg is om een steeds diverser wordende samenleving vorm te geven.

4. Verder menen wij dat de vernedering van mensen een van de allerslechtste manieren van interactie en communicatie tussen mensen vormt.

Mensen vernederen in hun levensbeschouwing (ook religieuze) of hen een vol-waardige beleving van hun levensbeschouwing te ontzeggen door hun overtuiging te ontkennen of als discriminatiemiddel te gebruiken, is bijgevolg een kwalijke zaak. Wij gaan uit van de waarden (en de erdoor geïnspireerde instituties) van vrij-heid, gelijkberechtiging en solidariteit van de Verlichting. Niet als dogma’s van Verlichtingsfilosofen, maar als minimale voorwaarden om duurzaam en relatief vreedzaam samen te leven ( ). Het moet de sokkel zijn waarop diversiteit kan uitgebouwd worden.

Het weglaten uit deze trits van ‘gelijkberechtiging’ houdt het gevaar van apartheid in. Het zou betekenen dat er vrijheid is voor iedereen en een betoelaging van particuliere solidariteit (bvb. per ‘cultuur’ zoals in Nederland), maar zonder het streven naar machtsgelijkheid en gelijke levenskansen. Wij vinden dit een immorele keuze, omdat we weten dat de initiële machtsongelijkheid een structurele vernedering en frustratie meebrengt van de groepen aan de onderkant van de maatschappij. In het gemengde Europa van vandaag dreigt dit te eindigen in de uitsluiting op grond van cultuurverschillen ( ).

Binnen de democratische orde is de scheiding tussen kerk en staat een afspraak die niet mag gebruikt worden om religie en levensbeschouwing te minoriseren of te vernederen, maar eerder om ze te erkennen binnen de krachtlijnen van de mensenrechtenverdragen en de wetten en decreten van dit land.

Bovenstaande principes en inzichten beschouwen we als basisprincipes van een nieuwe, toekomstige regelgeving voor de erkenning van levensbeschouwingen in dit land, ter vervanging van de bestaande, relatief arbitraire en zeker ontoereikende en onhoudbare regelingen van vandaag.

Op grond van de aanvaarding van deze basisprincipes stellen we voor:

a) De gemeenschap drukt de erkenning van het mensenrecht op een levensbe-schouwing uit door elke organisatie voor erkenning in aanmerking te nemen die daarom vraagt, mits ze de bovenstaande principes en inzichten aanvaardt en de Europese, Belgische en Vlaamse wettelijke regelgeving respecteert.

b) De toetsing van de sociologische realiteit van de denominaties die om erkenning gevraagd hebben of nieuwe die erom vragen, kan op geregelde tijdstippen doorgevoerd worden. We stellen voor om dit te koppelen aan de gemeenteraadsverkiezingen die om de 6 jaar georganiseerd worden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen kan elke inwoner, onder de bescherming van het kiesgeheim en met de garantie van volledige anonimiteit, te kennen geven tot welke levensbeschouwelijke denominatie zij of hij zich bekent. Zo kunnen we het aantal leden van de verschillende levensbeschouwingen inschatten op basis van zelfbenoeming en niet op grond van externe inhoudelijke regels (type ‘sektecommissie’) of op grond van arbitraire historische en machtsargumenten (type “de USA is een christelijk land” of “de islam is niet Europees” of “enkel godsdienst geeft een levensbeschouwelijke meerwaarde”).

Bovendien garandeert dit een objectieve en volkomen vrije telling die ook niet-EU-inwoners toelaat zich uit te spreken als ze dat wensen.

Op grond van de uitslag van dit plebisciet wordt het bestaande subsidievolume (aangepast aan de zich wijzigende levensduurte) voor bedienaren/consulenten/… en temporalia (her-)verdeeld tussen de denominaties (die een minimumdrempel halen ( )) voor een periode van zes jaar.

Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen wordt dit herhaald en leidt dit tot een nieuwe (her-)verdeling van het bestaande subsidievolume.

Voor nieuwe denominaties die zich aanmelden en aanwijsbaar de nodige garanties bieden wordt voorzien in een instapregeling die hen moet toelaten zich voor te bereiden op het plebisciet.

c) De levensbeschouwelijke en religieuze groepen hebben het volle recht om te beslissen wie bedienaar wordt, en de gemeenschap moet zich hoeden voor inmen-ging.

De overheid bewaakt of de basisafspraken, de wetten en decreten gerespecteerd worden, zoals bij gelijk welke andere middenveldorganisatie, maar bemoeit zich niet met de interne zaken van de erkende levensbeschouwelijke gemeenschappen.

De besteding van de toegekende gelden, gelegitimeerd door het regelmatige ple-bisciet, wordt overgelaten aan de levensbeschouwelijke organisaties zelf, binnen de wettelijke voorziene bestedingsbepalingen. De subsidiërende overheid oefent daar controle over uit.

d) In het licht van alle voorgaande punten kan dan het ‘recht op vrijheid van gods-dienst’ uit de Grondwet geschrapt worden. Ten eerste is dit recht oubollig geformuleerd: het gaat enkel over ‘godsdiensten’, waardoor zowel niet-confessionele levensbeschouwingen (zoals humanistische vrijzinnigheid, en nu ook boeddhisme), maar eveneens talrijke andere denominaties ( zoals hindoeïsme) niet gevat worden. Verder garanderen de andere grondwettelijke vrijheden (zoals vrije meningsuiting, vrijheid van vergaderen, enz.) dit volkomen.

Spinozistengroep (met o.a., prof. Rik pinxten, wijlen prof. Jaap Kruithof, prof. Eric Messens, prof. Freddy Decreus, prof. paul Verhaeghe, prof. Wim Mierlants, prof. Rik Willemaers, dr. An van Dienderen KASK, oud-directeur HVV Luc Desmedt, journaliste Lut Maes, journalist Sus Van Elzen en prof. gynecologie en senator SP-A Marleen Temmerman.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content