In 10 jaar 150 niet-Westerse auteurs geholpen

In 10 jaar heeft het Nederlands Letterenfonds ongeveer 150 schrijvers met een niet-Westerse achtergrond geholpen. Vandaag viert het fonds het jubileum met het eerste literair café intercultureel.

Welke kans zou Rodaan Al Galidi hebben gehad om als schrijver aan de bak te komen? Voor auteurs zoals deze Irakese vluchteling startte het Nederlands Letterenfonds begin deze eeuw het intercultureel beleid: schrijvers in het Nederlandse taalgebied die hier niet zijn geboren, soms de taal niet of gebrekkig spreken en hun weg niet kennen in het literaire circuit. Via het Nederlandse Letterenfonds kunnen zij coaching en begeleiding krijgen. En hopelijk, zoals Al Galidi, uiteindelijk publicatiemogelijkheden.

Via de vreemdste omwegen komen de auteurs bij het Nederlands Letterenfonds terecht, vertelt medewerker intercultureel beleid Ronald Bos. ‘Echte schrijvers die een manuscript hebben, zoeken daar gewoon een bestemming voor.’ Via een stichting, een website, via via of hoe dan ook, komen ze bij hem terecht. Hij laat eerst twee adviseurs naar het manuscript kijken: bevat het literaire kwaliteit? En is het geschikt voor de Nederlandse markt? Zo ja, dan kan de auteur maximaal drie series van vijf bijeenkomsten met een coach krijgen. In het Nederlands hoeven ze niet te schrijven. Hun eigen moedertaal is ook goed.

‘In tien jaar hebben we zo’n honderdvijftig auteurs begeleid uit vijftig verschillende culturen’, vertelt Bos. ‘Nu is dat gegroeid tot zo’n dertig per jaar.’ Voorwaarde is dat de auteur in Nederland, de Antillen of België woont. ‘Maar uit België krijgen we niet veel aanvragen. Het Vlaams Fonds voor de Letteren is wel al lang van plan een soortgelijk beleid op te zetten, maar op dit moment is het er niet. In België is het daardoor erg moeilijk voor deze auteurs. Ondanks een schrijver als Rachida Lamrabet.’

Het intercultureel letterenbeleid speelt zich hoofdzakelijk achter de schermen af. Pas als een uitgeverij met een auteur in zee gaat, wordt het zichtbaar voor het grote publiek. Maar de meeste auteurs krijgen die kans niet. Rodaan Al Galidi, Stipo Jelec en Sayadin Hersi zijn uitzonderingen. De beste auteurs met een niet-Westerse achtergrond – Benali, Bouazza, Abdolah, onder meer – schopten het zonder hulp tot gepubliceerd auteur. Bos: ‘Uitgeverijen zijn heel terughoudend om niet-Westerse auteurs te publiceren. Dan kun je zeggen: dat ligt aan de kwaliteit. Maar op de kwaliteit van veel Nederlandse debutanten kun je ook afdingen.’

Kun je dan toch van een succesvol beleid spreken? ‘Ik vind van wel’, zegt Bos. ‘Er zijn toch auteurs gepubliceerd die anders de kans niet hadden gekregen. Of zij een aanwinst zijn voor de Nederlandse literatuur moeten anderen maar beoordelen, maar ik ben tevreden over het beleid. Wat mij betreft gaan we er ook mee door. Zolang er auteurs zijn die een andere moederstaal hebben en het circuit niet kennen, heeft dat zin. Het kost ook niet zoveel: 80.000 euro per jaar. Inclusief mijn salaris, en dat is echt niet veel hoor.’

Sinds 2000 heeft het Nederlands Letterenfonds een paar keer het Podium Werelddichters georganiseerd. De auteurs traden in dit kader op in Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Antwerpen (Zuiderpershuis) en Brussel. Pas met het tienjarig jubileum zetten de beleidsmakers opnieuw een podium: in het Amsterdamse Perdu vindt vanavond het eerste literair café intercultureel plaats. Naast de presentatie van het jubileumboek ‘Tussen twee werelden’ treden zes auteurs op: Shakila Aziz, Stipo Jelec, Rodaan Al Galidi, Babah Tarawally, Lamia Makaddam en Sayadin Hersi.

‘Aanvankelijk wilde we het één keer doen’, zegt Bos, ‘maar nu willen we er een serie van maken. Bijvoorbeeld door, afhankelijk van de actualiteit, steeds één auteur voor het voetlicht te brengen. Mogelijk gaan we dat ook doen in een uitwisseling met PassaPorta en Exiled Writers in Londen. Maar dat is nu alleen nog maar een intentie.’

Maarten Dessing

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content