Ewald Pironet

Onze schuld

Vorige week maakten de cijfers het duidelijk: de Belgische staatsschuld is boven de 100 procent uitgestegen. De volgende regering moet die absoluut afbouwen.

Het zat er natuurlijk aan te komen: de staatsschuld is weer groter dan de jaarproductie van de Belgische economie. Vorige week werden de economische cijfers van het eerste kwartaal van dit jaar bekendgemaakt. De schuld steeg tijdens de eerste drie maanden van 2010 met 16,3 miljard euro tot 342,9 miljard. Het bruto binnenlands product (bbp, wat we met z’n allen aan goederen en diensten produceren) steeg in die periode met maar 1,5 miljard tot 338,8 miljard euro. De schuldgraad van de overheid steeg dus in die drie maanden van 97 naar 101 procent van het bbp. Daarmee behoort België tot de top vijf van rijke landen waar de overheidsschuld groter is dan het bbp. Alleen Japan (189 procent staatsschuld), Italië (116 procent), Griekenland (115 procent) en IJsland (108 procent) gaan ons vooraf.

Hoe erg is dat? Een staatsschuld van 100 procent is natuurlijk vooral een psychologische drempel. Op zich maakt het niet uit of die staatsschuld nu een procentpunt hoger of lager ligt. Maar een hoge staatsschuld is om verscheidene redenen te mijden. De overheid moet gaan lenen om die schuld op te vangen. Hoe hoger die schuld, des te meer ze moet lenen en des te meer rente ze moet betalen. De rentebetalingen slorpen nu al bijna een kwart van de federale begroting op. Dat maakt dat de overheid minder mogelijkheden heeft om geld uit te geven aan bijvoorbeeld investeringen of maatregelen die onze economie moeten aanzwengelen. Landen met een hoge overheidsschuld hebben over het algemeen ook een hoge belastingdruk, net om die schuld af te bouwen, en dat kan de economische groei temperen.

Daarnaast zien de financiële markten landen met een hoge overheidsschuld niet zo graag. Ze vinden die niet echt betrouwbaar, en de kans is reëel dat daarom de rente verhoogd wordt met een risicopremie – waardoor de overheid nog meer geld moet uittrekken om de schulden te financieren. Een hoge staatsschuld heeft dus grote nadelen voor een economie.

Door de banken- en de economische crisis is de overheidsschuld vanaf eind 2007 in alle westerse landen sterk gestegen. In Frankrijk bijvoorbeeld van 64 procent naar 84 procent, in Duitsland van 65 naar 79 procent, in Nederland van 45 naar 66 procent. De gemiddelde schuldgraad van de 27 lidstaten van de Europese Unie steeg in drie jaar van 59 naar 80 procent van het bbp. Het grote probleem voor België was dat we bij het uitbreken van de crisis al een staatsschuld hadden van 84 procent, en dat we dus al van een hoog niveau vertrokken.

Het terugdringen van de staatsschuld wordt een voorname opdracht voor de volgende regering. Het Planbureau heeft ondertussen becijferd dat met een ongewijzigd beleid onze overheidsschuld tegen 2015 stijgt naar 106 procent van het bbp. Als de nieuwe regering erin slaagt om tegen 2015 opnieuw een begrotingsevenwicht te bereiken, waarvoor structureel 22 miljard euro moet worden gevonden, dan wordt de schuld teruggedrongen tot 91 procent. Het maakt meteen duidelijk dat we dan nog steeds ver verwijderd zijn van het toch al hoge niveau van 84 procent van het bbp eind 2007. Om nog maar te zwijgen van 60 procent, de schuldgraad die de Europese landen volgens het verdrag van Maastricht moeten nastreven. En dan hebben we het nog niet gehad over de stijging van de pensioenuitgaven en de kosten van de gezondheidszorg, als gevolg van de vergrijzing, die de staatsschuld nog zullen verzwaren. Meer dan tien jaar lang zullen we de broeksriem moeten aanhalen.

Ewald Pironet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content