Heinrich Heine in het Walhalla

In het Walhalla zijn nog maar vier plaatsen vrij sinds Heinrich Heine er vandaag als nummer 130 zijn intrede doet.

Hij heeft het Walhalla zelf in zijn verzen bespot. Nu is hij er, tot ontzetting van velen, zelf in opgenomen. Maar zou Heinrich Heine niet toch geflatteerd zijn geweest met die postume eer, 154 jaar na zijn dood?

Het Walhalla werd in 1842 door koning Ludwig van Beieren opgericht. De vorst deed dit als remedie tegen de identiteitscrisis die het teloorgaan van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie bij de Duitsers veroorzaakt had. In het Walhalla konden de Duitsers zich nu over hun helden en hun roemrijke verleden bezinnen. Architect Leo von Klenze bouwde het wereldse heiligdom van de roem hoog boven de Donau, in Regensburg: een Griekse tempel die het Parthenon in Athene imiteert.

Het spotlied van Heine dateert van 1844. Maar Heine beklaagde vooral dat ‘de dikkop’, waarmee hij op Luther doelde, niet in het Walhalla was opgenomen. Dat gebeurde wel drie jaar later, in 1847. Sindsdien werden er bustes van rare kwieten (turnvader Friedrich Ludwig Jahn) en echte helden (Sophie Scholl) opgesteld.

Heine had er al een tijdje moeten staan. Maar om pecuniaire redenen zat er vertraging op zijn opname. Het zit zo: elke Duitse burger kan de Beierse regering voorstellen om een prominente Duitser vanaf de twintigste verjaardag van zijn/haar overlijden in het Walhalla op te nemen. De Beierse regering keurde al in 2006 het dossier Heine goed. Het probleem: wie het potje met succes opendoet, moet het potje ook betalen. De initiatiefnemer (de vriendenkring Heinrich Heine) bevond de kosten kennelijk te hoog. Heine moest dus geduld uitoefenen.

Vandaag is het dus zover. In het bijzijn van de Beierse premier Horst Seehofer wordt Heine, middels een buste van beeldhouwer Bert Gerresheim, in de tempel der onsterfelijkheid gedragen. Velen vinden dat dit gebaar getuigt van respectloosheid tegenover de grote spotter, die uit het reactionaire Duitsland wegvluchtte om in Parijs op zijn matrassengraf te sterven. Maar anderen zien dat anders en verwijzen naar een passage uit Heines ‘Harzreise’, waarin de dichter zegt: ‘Elke schrijver, al is hij nog zo groot, wenst dat zijn werk geprezen wordt.’

In het de buste van Gerresheim loopt een spleet door de schedel van de dichter. Dat maakt hem uitzonderlijk. Het is niet onmogelijk dat Heine binnenkort een buurman krijgt in de vorm van de ooit zeer gevreesde, rechtse, christendemocratische, Beierse politicus Franz-Josef Strauss. Benieuwd welke kant Heine dan zal opkijken…

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content