Kinderen en jongeren zijn de kracht van het toekomstig lokaal beleid

Het jeugdbeleid, dat zich in hoge mate afspeelt op het lokale en regionale vlak, zal er vanaf 2013 wellicht helemaal anders uitzien.

Het jeugdbeleid, dat zich in hoge mate afspeelt op het lokale en regionale vlak, zal er vanaf 2013 wellicht helemaal anders uitzien. Minister Geert Bourgeois stelde begin juli zijn zogenaamde ‘Groenboek’ voor. Dit werkstuk moet de aanzet geven voor verregaande beslissingen in het ‘Witboek’ dat er eind dit jaar komt. De bedoeling van de minister is om enerzijds de berg aan plannen die door de gemeentes moeten worden geschreven weg te werken. En anderzijds wil minister Bourgeois via de interne staatshervorming de onbeheerste groei van bevoegdheden aanpakken. Algemene doelstellingen waar men alleen maar voor kan zijn.

Jongeren participeren aan het beleid. Zeker op het lokale niveau. Dit is een sterke voorwaarde om op een kwalitatieve manier rekening te houden met de mening van jonge mensen. We moeten mensen, en jonge mensen in het bijzonder, aanmoedigen om hun eigen omgeving vorm te geven. Elke verandering die het Witboek initieert, zou dan ook een zeer grote betrokkenheid van jongeren op het beleidskader moeten bewerkstelligen. Is de totstandkoming van het Groenboek van minister Bourgeois een reden tot wantrouwen? We stellen ons zeer de vraag.

Het jeugdwerk heeft een traditie van participatie en mee nadenken over de richting van het jeugdbeleid. Formeel kon de jeugdsector niet mee nadenken over de wenselijke richting. De wijziging van het decreet lokaal en provinciaal in 2006 toont nochtans duidelijk aan dat de sector bereid was en blijft om grondig te debatteren over planlastvermindering. Niet het plan, maar wel een beter jeugdbeleid is de doelstelling.

Het verminderen van de planlast en de interne staatshervorming zijn vanuit een jongerenperspectief onlosmakelijk met elkaar verbonden. Beiden moeten een oplossing krijgen in het decreet lokaal en provinciaal jeugdbeleid. De verschillende overheden en het jeugdwerk hebben jaren terug gekozen om werk te maken van het zogenaamde geïntegreerde jeugdbeleid. Dit is een afstemming van beleid over alles wat een impact heeft op kinderen, jongeren en hun verenigingen. Noopt dit jongerenorganisaties en het jeugdwerk om alle beleidsdomeinen op te volgen? Zeker niet. Moeten er per beleidsdomein garanties ingebouwd worden dat kinderen, jongeren en hun organisaties betrokken worden? Best, lijkt ons. Toch is de sector bereid om mee na te denken en verbetering te zoeken.

Het dossier van de interne staatshervorming krijgt onze bijzondere aandacht. Het Groenboek geeft immers aan dat er voor ‘jeugd’ weinig plaats zal zijn op het provinciale niveau. Nochtans stemmen vandaag veel jeugdwerkorganisaties hun werking af op het provinciale niveau. Dat niveau vormt ook een essentiële bron van inkomsten. Voor Vlaamse organisaties met provinciale deelwerkingen kan er eenvoudig een oplossing komen. Voor vele regionale en bovenlokale werkingen daarentegen wacht een onzekere toekomst. Wie zal die ondersteunen en vooral: wie zal dat betalen? De provincies bieden heel wat ondersteuning (ook financieel) die Vlaanderen niet zo maar kan overnemen. Niet in het minst omdat Vlaanderen met de middelen die ze op vandaag aan de provincies geeft niet ver zal springen. Het lijkt ons zeer boeiend om daar alsnog het debat over aan te gaan. Het provinciale niveau voorziet op vandaag heel wat ondersteuning voor het jeugdwerk. Denken we maar aan fuifbussen, uitleendiensten, jeugdonderzoeken, projectsubsidies, noodzakelijke vrijwilligersverzekeringen, extra infrastructuursubsidies, jongerencultuurprojecten, feestloketten… Kortom: wie zal in de toekomst dit soort ondersteuning voorzien?

We houden hierbij geen pleidooi voor een bepaalde richting. We hopen enkel dat het debat grondig en met kennis van zaken gevoerd kan worden.

In het verhaal van de vermindering van de planlast mogen we veel kansen zien. In ruil voor Vlaamse middelen ‘kunnen’ de lokale besturen een jeugdbeleidsplan schrijven. Voldoende inspraak bij de opmaak en uitwerking van het plan was een voorwaarde. Het opnemen van het jeugdbeleid in de gemeentelijke masterplannen houdt een kans in om meer te wegen op het gemeentelijk jeugdbeleid. De vraag die we ons wel moeten stellen, is de volgende: kunnen we het belang van kinderen en jongeren overgeven aan de (concurrentiële?) goodwill van een lokaal beleid? Vertrouwen in de lokale besturen ligt aan de basis om heel veel kansen te zien in dit voorstel. Maar wat met die gemeenten die toch de verkeerde prioriteiten stellen? Wat als het belang van kinderen en jongeren radicaal en om verkeerde reden genegeerd wordt? Gaat het huidige voorstel niet te veel uit van een blind vertrouwen? We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de bestuurskracht van kleine gemeenten soms te wensen over laat.Om dit gevaar te ondervangen lijken garanties met betrekking tot participatie en middelen de beste oplossing. Lokale jeugdraden zijn niet altijd zaligmakend. Toch zijn ze op heel wat plaatsen de enige manier om kinderen, jongeren en hun verenigingen te laten wegen op het debat. Jeugdraden die de stem vertolken van diegenen die hun bestuur niet electoraal kunnen afstraffen of belonen – omdat ze nog geen 18 zijn – moeten een belangrijke rol blijven behouden. Het is daarom belangrijk dat ze via een decreet voldoende mogelijkheden behouden om te kunnen wegen.

Verandering betekent vaak verbetering. Ze moet echter omzichtig gebeuren. Het belang van kinderen en jongeren is een kostbaar goed. Goed beleid start aan de bron. We willen de maker van het Witboek, minister Geert Bourgeois, dan ook warm aanmoedigen om kinderen en jongeren, in het bijzonder via de jeugdsector, te betrekken bij de verdere ontwikkeling van zijn Witboek. Want breed gedragen beleid is volgens ons beter beleid.

Kris Lamberts Matti Vandemaele Directeur Steunpunt Jeugd Stafmedewerker lokaal en Vlaams jeugdbeleid

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content