Hubert van Humbeeck

De kern van de zaak

Het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens wordt tegen het licht gehouden.

Wie heeft de bom? Wie mag ‘m hebben? Het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens wordt tegen het licht gehouden.

In New York zijn sinds maandag de 189 landen bijeen die het non-proliferatieverdrag hebben ondertekend en geratificeerd. De vijfjaarlijkse toetsingsconferentie van het verdrag duurt bijna een volle maand. Het onderwerp staat boven aan de internationale agenda. De Amerikaanse president Barack Obama hield vorige maand in Washington nog een top over nucleaire veiligheid.

België en vier andere Europese lidstaten van de NAVO ijveren er sinds kort voor om alle kernwapens uit Europa terug te trekken. Het Midden-Oosten wacht met spanning af of er een kader wordt gevonden waarbinnen Iran zijn nucleaire ambitie kan waarmaken.

Het non-proliferatieverdrag uit 1968 wou dat niet méér landen de atoombom zouden krijgen dan toen al het geval was. Die landen – de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, China, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk – beloofden dat ze hun arsenalen op termijn zouden afbouwen. De 184 andere verdragsstaten werd hulp beloofd bij het vreedzame gebruik van kernenergie. Er kwamen sindsdien vier kernmogendheden bij: India, Pakistan, Israël en recent Noord-Korea. India, Pakistan en Israël ondertekenden het verdrag niet.

Dat resultaat is alles bij elkaar niet zo slecht. De ervaring met Iran leert namelijk dat de technologie om uranium te verrijken ondertussen sneller naar de productie van een bom kan leiden.

Daarom vinden sommigen dat moet worden onderzocht of landen hun uranium niet beter aan speciale centra kunnen toevertrouwen.

Het zou daar onder strikte controle gepast voor vreedzaam gebruik worden verrijkt en terugbezorgd. De conferentie zou ook moeten nadenken over de vraag of het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie niet meer bevoegdheden moet krijgen.

Alleen kan daarover op zo’n toetsingsconferentie alleen bij unanimiteit van stemmen worden beslist. Veel landen vinden, bijvoorbeeld, dat het lijkt alsof alleen de vrienden van Washington de bom mogen hebben en de andere niet. Over India, Pakistan en Israël klinkt nauwelijks een kwaad woord, terwijl Noord-Korea en Iran met hel en verdoemenis worden bedreigd.

Een verklaring voor die houding kan zijn dat van landen zoals India, Pakistan en Israël wordt verondersteld dat ze meer verantwoordelijkheid aan de dag leggen. Het hangt er dan van af wie daarover oordeelt. India en Pakistan vinden van elkaar niet dat hun leiders met een atoombom kunnen worden vertrouwd. Er is in de hele Arabische wereld niemand te vinden met veel vertrouwen in Israël. Opkomende landen zoals Brazilië en Zuid-Afrika vinden het weinig consequent dat de VS een nucleair akkoord sloten met India, een land dat het non-proliferatieverdrag niet eens ondertekende.

Er wordt deze maand in New York op hoog niveau gespeeld. Achter de schermen van het diplomatieke spektakel wordt er op hoogtechnisch niveau overlegd over delicate controles en verdoken installaties. Niemand laat verder in zijn kaarten kijken dan strikt noodzakelijk is. Maar wat daar straks uitkomt, is voor ons allemaal veel belangrijker dan alle plechtige verklaringen over een wereld zonder kernwapens bij elkaar.

Hubert van Humbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content