Wat men opvangt

De idee van de vrouw als slachtoffer is misschien wel onuitroeibaar.

‘Mannen zijn de nikkers van de geneeskunde’, zei iemand in de trein. De variatie op het botte Women are the niggers of the world trok mijn aandacht. ‘Jonge meisjes kunnen de pil gratis krijgen, maar peperdure medicijnen voor de prostaat worden niet terugbetaald door het ziekenfonds en de enige operatie berust op een techniek van honderd jaar oud.’ Deze uitleg klonk aannemelijk. De campagnes tegen kanker wekken stilaan de indruk dat deze ziekte alleen vrouwen treft. Wanneer je terloops verneemt dat er jaarlijks meer mannen dan vrouwen aan kanker sterven, klinkt dat bizar, bijna ongeloofwaardig. De idee van de vrouw als slachtoffer is misschien wel onuitroeibaar. Tijdens een radioverkiezing van het mooiste vrouwelijke personage in de literatuur leek iedereen zich het best de slachtoffers te herinneren. Emma Bovary, Anna Karenina, moeder Van Paemel. Stel je voor dat het interessantste vrouwelijke personage een dame zou zijn die, ondanks tegenslagen, gelukkig is met het werk waarvoor ze gekozen heeft en de vrijheid die ze geniet. Een tegenhangster van de man in het liedje van Van Morrison: ‘I’m a working man in my prime.’ Gelukkig is Pippi Langkous geen slachtoffer. En Mrs Dalloway evenmin, al is ze zich bewust van de leegtes in haar persoonlijkheid.

Een kennis barstte los in het café waar we na een vergadering belandden: ‘De leerlingen die ik nu voor me heb, behoren echt tot een rotbedorven generatie. Deze week zeiden ze nog tegen me: ja sorry mevrouw, we worden er niet voor betaald om hier te zitten.’ Ze schetste het beeld van een school voor technisch en beroepsonderwijs met hoge normen, die sinds twee jaar de dieperik ingleed door de laksheid van de directie. ‘We worden een vuilbakschool.’ Het was niet prettig om iemand die hield van lesgeven, die arbeidsvreugde te zien verliezen. Ik voelde moedeloosheid opkomen. Wat weet ik eigenlijk van de samenleving? Gedurende de eerste twintig jaar van mijn leven zag ik zelfs nooit bedelaars of mannen die op straat rochelen en spuwen.

Iemand vertelde dat een universiteitsstudent het dankwoordje in zijn eindverhandeling besloot met: ‘Ook een pluim aan mezelf, voor al dit harde werk dat ik heb verricht.’ Stuurloze leerlingen in de beroepsschool, papkindjes als millenniumstudenten? Een meegaande prof opperde op televisie al dat de hoorcolleges misschien vervangen moesten worden door groepswerk, of andere vormen van bezigheidstherapie voor lieden met een korte aandachtsboog. ‘De ene helft van de mensen weet niet hoe de andere leeft’, zei de moeder van de zussen Loveling – een spreuk uit een eenvoudiger tijdperk, misschien. De ene fractie van de maatschappij beseft nu amper hoe de andere fracties leven.

‘Weinig huwelijken zijn zo fascinerend als die van het kunstenaarskoppel Diego Rivera en Frida Kahlo’, las ik in een krant. Het cliché bezorgde me rillingen. Als die twee tenminste nog hadden kunnen schilderen! Verveeld liet ik krant, huishouden en schrijftafel achter en besloot een paar uren zorgeloos rond te lopen in een andere stad. Een grijze novembermiddag, de lichten overal aangestoken. Ik dronk een koffie, zwierf winkels in en uit, praatte met enkele verkoopsters. Het lijkt oppervlakkig vermaak; achteraf voelde ik me wonderlijk verkwikt. Hoe mooi waren de straten, hoeveel prachtige details toonden de gebouwen. Goedgemaakte schoenen in een etalage, verguld bronzen armbanden, beginnende kerstversiering: ze getuigden onnadrukkelijk van creativiteit, zorg en de aanvaarding van menselijke behoeften.

Plotseling werd duidelijker wat Mrs Dalloway ervaren had toen ze in 1925 door Bond Street wandelde. ‘Eén rol tweed in de winkel waar haar vader vijftig jaar lang zijn pakken had gekocht; een paar parels; zalm op een blok ijs.’ Tekens van een levenswijze die bestaat, die men deelt, die overleeft.

Leen Huet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content