Fear and loathing in Mexico

Over de desastreuze ‘war on drugs’ in Mexico.

De buitenlandse berichtgeving in de vaderlandse pers wordt de afgelopen maanden overheerst door onheilspellend nieuws uit Mexico. Het land met de grootst Spaanssprekende bevolking ter wereld wordt al ruim drie jaar in een wurggreep gehouden door een uitermate dodelijk conflict tussen internationaal opererende drugskartels. In 2008 en 2009 vielen in Mexico meer doden te betreuren dan in Irak. Grensstad Ciudad Juárez kreeg vorig jaar de bedenkelijke titel van de meest onveilige plaats ter wereld te zijn.

Alle onheil begon toen Felipe Calderón in december 2006 na een gecontesteerde stembusslag tot Mexicaans president beëdigd werd. Zijn streven om de escalatie van drugsgerelateerd geweld en corruptie een halt toe te roepen, inspireerde hem om vlak na zijn ambtsaanvaarding onomwonden de oorlog aan de drugskartels te verklaren. Hij stuurde 48.000 politieagenten en militairen naar de woelige provincies die geteisterd werden door het drugsgeweld. De regering slaagde erin om op relatief korte termijn de kartels enkele welgeplaatste uppercuts toe te brengen. Een overvloed aan geld, drugs en wapens werden geconfisqueerd en verscheidene drugsbarons werden ingerekend. De keerzijde van de medaille was echter dat het aantal moorden en afrekeningen in dramatisch stegen. Waar de agressie zich voorheen beperkte tot de strijd tussen kartels onderling, heeft het merendeel zich nu ook massaal tegen de overheid gekeerd. Ettelijke politieofficieren, magistraten en politici prijken bovenaan de hitlists van de kartels. Ook de corruptie, die voor 2006 al welig tierde, is sinds Calderón aan de macht kwam alleen maar toegenomen. Het is een publiek geheim dat een omvangrijk aantal politieofficieren op de payroll van de drugskartels staan.

Dat de war on drugs, die de Mexicaanse belastingsbetaler jaarlijks 7 miljard dollar kost, allerminst een eenzijdig succes kan genoemd worden, is dus een understatement. Dit falen is niet louter toe te schrijven aan het bedenkelijk functioneren van politie en justitie. Ondanks het corrupte politiekorps en de slome rechtbanken, is het incorrect Mexico als een failed state te omschrijven. Mexico is niet minder een rechtstaat dan de haar omringende landen. De reden waarom het land de war on drugs niet kan winnen heeft net met de inherente wetmatigheden van zo’n oorlog te maken.

De Amerikaanse drooglegging in de jaren ’20 van de vorige eeuw dient hier als analogisch voorbeeld. Als reactie op het toenemende alcoholisme, stemde het Congres in 1917 het 18e amendement op de grondwet, dat voorzag in een totaalverbod op productie, verkoop en transport van alcohol. Derhalve verhuisde de industrie van het legale naar het illegale circuit. De FBI richtte talrijke subcommissies op die onder leiding van opsporingsambtenaren (met Eliot Ness als beroemdste voorbeeld, bekend geworden door Kevin Costner’s vertolking van de man in The Untouchables uit 1987) de verspreiding van drank in de samenleving moesten bedwingen. De realiteit toonde echter aan dat het verbod vooral in de kaarten van de Napolitaanse maffia speelde. Al Capone en collega-dons van de verscheidene maffiaclans zouden nooit zo machtig geworden zijn zonder de drooglegging. De regering zag met zienderogen aan hoe het geweld op de straat toenam en invloed van de maffia steeg. Dat de FBI Capone slechts op grond van belastingsfraude achter de tralies kreeg, was een perfecte illustratie van deze onmacht. Moegestreden kwam de Amerikaanse overheid in 1933 tot de constatering dat de drooglegging meer kwaad dan goed veroorzaakte en hief ze op. De maffia vond vervolgens haar gading in het illegale gokcircuit, prostitutie en jawel, drugs. Haar macht en reputatie was voor lange tijd gezet.

Hoewel tijd en ruimte verschillen, kunnen duidelijk parallellen getrokken worden met de huidige situatie in Mexico, en bij uitbreiding in alle landen waar de overheid een hardvochtige strijd voert tegen de verkoop en het gebruik van drugs. Veel regeringen trachten hun repressief beleid te legitimeren door aan te tonen dat druggebruik en gewelddaden hand in hand gaan. Waar weinig mensen bij stil staan is dat ze op die manier oorzaak en gevolg omdraaien. Wanneer drugshandel in de illegaliteit wordt gedrukt, nemen drugskartels het heft in eigen handen en laten ze bij disputen met concurrenten de wapens spreken. Contracten op de zwarte markt kunnen nu eenmaal niet via burgerlijke rechtbanken afgedwongen worden, waardoor machinegeweren de juridische standaarden zetten. Bovendien zorgen de risico’s die met de productie en transport gepaard gaan dat drugs aan een artificieel hoge prijs worden verkocht. De prijs van cocaïne is sinds 2006 met 50% gestegen. Deze hoge prijzen zorgen ervoor dat de kartels een grote omzet draaien en geeft hen een sterke incentive om in de handel te blijven, waarbij ze niets of niemand uit de weg gaan. Als een kartel door militair ingrijpen wordt opgedoekt, neemt een andere haar plaats op de zwarte markt gewoon in, één van de pijnlijke neveneffecten die de zinloosheid van deze war on drugs demonstreert.

Ook verslaafden schuwen geen geweld om de hoge marktprijs te kunnen betalen, waarbij ze almaar driester te werk gaan. Het bestelen van familieleden maakt algauw plaats voor heuse overvallen. Om de productiekosten te drukken, gaat de kwaliteit van de drugs overigens sterk achteruit. Cocaïne is sinds 2006 kwaliteitsgewijs met 11% gedaald, met meer drugsdoden als logisch gevolg. Het witte poeder moet in arme buurten zelfs plaatsmaken voor het rookbare en meer schadelijke crack. Het is evident dat clandestiene dealers die rommel in hun producten verwerken niet via de officiële kanalen door hun kopers kunnen worden vervolgd.

Alle elementen wijzen er dus op dat Calderón’s drugsbeleid Mexico’s rampspoed alleen maar aangewakkerd heeft. Het positieve is echter dat hij zelf ook blijkt te beseffen dat het bestrijden van de aanbodzijde een lost cause is. In interviews liet hij al meermaals vallen een eventuele legalisering van drugs niet uit sluiten. Hij wordt hierbij gesteund door z’n Colombiaanse ambtgenoot José Manuel Santos, die er echter de medewerking van de Verenigde Staten als onontbeerlijke voorwaarde aan koppelt. Het land is immers de voornaamste afzetmarkt voor Mexicaanse drugskartels. 50% van de marihuana die in de VS wordt geconsumeerd is van Mexicaanse origine. Als reactie daarop organiseert de staat Californië in november een volksraadpleging met als centraal vraagstuk: dient marihuana gedecriminaliseerd te worden? Een positieve uitkomst bij dit referendum zou misschien het begin van het einde kunnen betekenen voor de kartels. Een eventuele decriminalisering zou hun woekerwinsten aantasten en bijgevolg de incentive wegnemen om nog langer operabel te blijven. Tegenstanders van de decriminalisering vrezen echter dat het druggebruik bij jongeren zal stijgen en een ganse generatie ten prooi zal vallen aan malafide dealers.

Het tegenbewijs wordt echter dichter bij huis geleverd dan men zou denken. EU-lidstaat Portugal decriminaliseerde in 2001 het bezit, aanschaffen en gebruik van alle drugssoorten (inclusief cocaïne en heroïne). Drugs blijven dus verboden, met het enige verschil dat men nu slechts een administratieve sanctie riskeert, en niet meer voor de strafrechter dient te verschijnen. Decriminalisering moet bijgevolg duidelijk onderscheiden worden van legalisering. Pure drugshandel blijft bovendien onderworpen aan het strafrecht. Per district werd een Comissõ para a Dissuação da Toxicodependência opgericht, vrij vertaald een commissie die de voornaamste taak heeft drugsverslaafden te begeleiden en eventueel te sanctioneren. Wanneer een agent of dokter druggebruik vaststelt, heeft hij of zij de mogelijkheid de commissie hiervan op de hoogte te stellen. Binnen de 72 uur wordt de betrokkene gedagvaard en dient hij voor de commissie te verschijnen. Deze bestaat voornamelijk uit lekenrechters en geneesheren. Bij de behandeling van de zaak wordt elke notie van schuld geweerd, centraal staat de begeleiding en genezing van de betrokkene. Op die manier tracht men de stigmatisering van druggebruikers te vermijden, iets wat zo kenmerkend is aan landen waar dit nog onder het strafrecht valt en men gevangenisstraffen riskeert. De commissies trachten overigens elke gelijkenis met strafrechtbanken te vermijden: rechters zitten op dezelfde hoogte als de betrokkenen en dragen geen toga’s. Wanneer de commissie vaststelt dat de betrokkene geen kenmerken van verslaving vertoont, riskeert hij hoogstens een geldboete tussen 25 en 1000 euro, naargelang de ernst van de feiten. Bij verslaving kan de commissie daarentegen uiteenlopende sancties opleggen, van geldboetes en beroepsverboden (dokter, advocaat, taxichauffeur, …) over medische behandelingen en het verbod bepaalde risicovolle locaties zoals cafés en discotheken te bezoeken. In alle gevallen is dit echter een ultimum remedium, 83% van de zaken blijven immers zonder gevolg.

De vrees dat Portugal een vrijhaven voor drugstoeristen zou worden en het gebruik dramatisch zou stijgen, bleek volledig ongegrond. Het Instituto da Droga e da Toxicodependência toont aan dat slechts 5% van de drugsdelicten door buitenlanders worden gepleegd en het druggebruik in het algemeen tussen 2001 en 2008 met enkele procenten is gedaald. Dat de hulpcentra hun patiëntenbestand zagen stijgen, heeft niets te maken met een stijgend gebruik, maar met het feit dat verslaafden nu meer hun weg naar de gepaste begeleiding vinden. Onderzoek geeft immers aan dat de vrees voor arrestatie en opsluiting de grootste barrière voor verslaafden was om hulp te zoeken.

Het succes van Portugal’s decriminalisatieproces wordt trouwens pas echt duidelijk wanneer men ze in EU-context bekijkt. In de andere lidstaten ligt het gebruik van soft- én harddrugs twee tot drie maal hoger dan in Portugal. In het Verenigd Koninkrijk, Europees koploper, is het cocaïnegebruik zelfs 6x hoger. Toeval of niet: het land heeft één van de strengste drugswetgevingen van de Unie. Ook het aantal drugsdoden en HIV-besmettingen zijn in Portugal sinds 2001 met 10 tot 20% gedaald.

Het is zonneklaar dat een repressief drugsbeleid meer problemen veroorzaakt dan ze oplost. Het geweer verregaand van schouder veranderen zoals in Portugal heeft niet de beweerde neveneffecten die conservatieven, belangengroepen en andere onheilspellende profeten suggereren. De weg die regeringen wereldwijd de laatste decennia bewandeld hebben, heeft de macht van maffiosi en drugskartels alleen maar versterkt en de positie van de drugsverslaafde verslechterd. Het wordt tijd voor een radicale koerswijziging.

Thibault Viaene
Voorzitter LVSV Gent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content