19 ongewone getuigenissen over Eerste Wereldoorlog

Peter Englund schreef met ‘De schoonheid en het verdriet van de oorlog’ een heel aparte microgeschiedenis van de Groote Oorlog.

Waarom scheerde Willy Coppens op 18 februari 1918 over de daken van Brussel? Eigenlijk was het vooral bravoure die gevechtspiloot Coppens naar Brussel deed vliegen. De hoofdstad lag toen ver in door de Duitsers bezet gebied. De Belgische legerleiding had dergelijke langeafstandsvluchten verboden wegens nutteloos en te gevaarlijk. Maar toch. Coppens, toen 26, wou de Belgische driekleur laten zien boven een stad die al meer dan drie jaar was bezet. En hij miste zijn thuisstad. Na anderhalf uur vliegen – via Diksmuide, Gent en Aalst – maakt hij een duikvlucht boven het Zuidstation en ziet wat verder zijn witte huis. En misschien zelfs het silhouet van zijn moeder. Probleemloos keert hij terug naar de basis van waar hij is opgestegen, De Moeren. In oktober raakt Coppens gewond tijdens een missie boven Torhout bij het neerhalen van twee Duitse verkenningsballons, ‘worsten’ zoals die toen heetten. In het Hôpital de l’Océan van De Panne moet zijn linkerbeen geamputeerd worden.

Willy Coppens wordt na de oorlog militair attaché, zal een record parachutespringen verbeteren, de titel baron krijgen en in 1986 overlijden.

Over die laatste details is het de Zweed Peter Englund niet te doen in ‘De schoonheid en het verdriet van de oorlog’. Zijn boek is in de eerste plaats een verzameling getuigenissen. Het verhaal van negentien mensen die WO I hebben meegemaakt en via diverse documenten vertellen over hun leven, maar vooral over hun gevoelens tijdens die periode. Allemaal gewone mensen: een Duits matroos, een Hongaars cavalerist, een verpleegster in het Russisch leger, een Frans ambtenaar, een gevechtspiloot van het Belgisch leger. Allemaal mensen die meestal rond de twintig waren toen de Grote Oorlog uitbrak. ‘Gewone’ mensen toen, want dat de jonge vaak onderscheiden Belgische piloot zich ooit Baron Willy Coppens de Houthulst zou mogen noemen, kon niemand vermoeden.

Hoe Europa vier jaar lang letterlijk en figuurlijk in de modder zakte, wie schuldig was, welke strategieën de generaals bedachten, daarover gaat het niet bij historicus Englund die ook lid is van de Academie die de Nobelprijzen voor Literatuur uitreikt. Wel om het verhaal van een dertienjarig kind dat van school moet omdat een vaandrig haar zwanger heeft gemaakt. Over de Duitse matroos die van ‘gele apen’ spreekt als hij verneemt dat Japan met de Britten meevecht. Over een jonge infanterist die beseft dat hij het uiteindelijk heeft gered, dat het voorbij is: ‘Ik was plotseling bevrijd van die vreselijke angst die drieënhalf jaar op me had gedrukt, ik zou niet langer achterna worden gezeten door de geest van de dood die me had vervuld op de wijze waarop die oude mannen vervult.’

‘De schoonheid en het verdriet van de oorlog’ is prachtige microgeschiedenis, een pakkend verhaal over negentien levens. Van 4 augustus 1914 tot woensdag 13 november 1918. Dan keert de gedemobiliseerde Hongaarse cavalerist Pál Kelemen naar het ouderlijk huis in Boedapest terug. Omdat hij zijn ouders niet wil wekken, legt hij zich te slapen in de grote inloopkast in de hal.

Fred Braeckman


Peter Englund, ‘De schoonheid en het verdriet van de oorlog’, Unieboek, 588p., 29,99 euro. ISBN 978-90-491-0331-6

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content