Rode sneeuw

De zieke winkeldame van de ontbijtbar in Artvin hoest over onze gebakjes. De bus naar Kars vertrekt met twee uur vertraging omdat het vannacht opnieuw is beginnen sneeuwen. Er wordt wat afgezeuld met schapen en koeien deze dagen. Zelfs in de bus hangt de geur van een koeienstal.

Tijdens de pauze halverwege ontstaat er onenigheid tussen het personeel van twee bussen van dezelfde maatschappij. De chauffeur van de bus naar Erzurum slaat onze bijzitter een blauw oog. De oude man zal het mogen uitleggen, morgen op het offerfeest.

Zeven uur ’s ochtends. De Evliya moskee in Kars loopt langzaam vol. Er is geen plaats meer in het schoenrek. De preek van de imam schettert door luidsprekers over de daken. Voor de ingang vatten meer dan tien bedelaars strategisch post op de kille grond. Dit is hun dag. Het offerfeest staat in teken van het geven van aalmoezen aan de armen, een van de vijf pijlers van de islam.

Na de gebedsdienst keren de gelovigen huiswaarts, waar honderden schapen en koeien hun laatste minuten doorbrengen. Het is heel even heel rustig in de stad. Stilte voor de storm. De messen worden gewet.

In een steegje tussen twee huizen wordt een eerste koe op haar zij gekanteld. De poten worden bij elkaar gebonden. “Allahu Akbar!” Na enkele snelle kerven met een vlijmscherp mes, kleurt de sneeuw rood. Drie mannen houden het stuiptrekkende dier in bedwang. Een laatste, rauwe reutel ontsnapt uit de luchtpijp. Ook zonder kop blijft de koe tegenspartelen.

Mijn camera had ik op voorhand scherp gesteld, zodat ik het moment van de actie met gesloten ogen zou kunnen fotograferen. Mijn maag en mijn weke hart zijn niet bestand tegen veel bloed. Op de middelbare school viel ik ooit flauw bij de dissectie van een rat.

Terwijl het bloed uit de open keel gutst, biedt de vrouw des huize me een plateau met een tas thee en gebakjes aan. Ik zwijmel en ik zweet. Uit beleefdheid eet ik een koekje. Ik verbrand mijn verhemelte aan de hete thee. “Bedankt, en een prettig feest!”. Ik moet hier dringend weg, de blik afwenden.

Ik hoef niet ver te zoeken naar volgende slachtingen. In tuintjes, op binnenkoeren of gewoon langs de openbare weg worden vooral koeien vakkundig in stukken gesneden. Ingewanden worden in de rivier gedumpt of achteloos achtergelaten in de goot. Straathonden en zwerfkatten vieren mee.

In een garage wordt naast de geparkeerde gezinswagen een koe ontleed. Een half bevroren bloedspoor ontsnapt van onder de poort. Drie families hebben samengelegd voor het rund, en verdelen de hompen vlees over drie plastic teilen.

Een onthoofd schaap bengelt met de achterpoten aan een afdak, klaar om te worden gevild. “Ha ha!”, roept een snotneus. “Net Saddam Hoessein!”

Voor wie zelf het offermes niet kan hanteren, zijn er vliegende slagers op de baan, die zich van de ene slachting naar de andere haasten. Een man die van kop tot teen onder het bloed zit, heeft vandaag al meer dan 30 koeien de dood in gejaagd. Het is routinewerk. Op nog geen kwartier tijd is een rund volledig handmatig uitgebeend. De volgende klanten staan ongeduldig te wachten.

Het tafereel went snel. Na enkel slachtingen voel ik me al beter bestand tegen het bloed, het vlees, de ingewanden. Zo lang ik me maar niet op de details concentreer.

Rond de middag zitten klinkt er geen geloei of gebleir meer in Kars. Binnenshuis wordt er gefeest. Vrienden en familie lopen bij elkaar binnen met geschenkjes en gebak. In de douche van het hotel was ik de bloedspatten uit mijn jeans.

’s Avonds gaan we op zoek naar een plek om nieuwjaar te vieren. Een gezellig restaurantje waar alcohol wordt geschonken is alles wat we wensen, maar zelfs dat blijkt onvindbaar. In het ene bar-restaurant is de keuken al dicht, een ander, “Fasil”, is volledig afgehuurd, en in het derde, “Bistro Cafe”, loopt er een “programma”: Een zitplaats aan de feestdis, opgeluisterd met live muziek, kost er 50 euro per persoon.

Ons nieuwjaarsdiner wordt een banale kebab en kip in een helverlicht eethuis met TV. De ober wil per uitzondering wel twee halen, als we helemaal achteraan, uit het zicht van de voorbijgangers gaan zitten.

De Karsenaren zijn geen nachtbrakers. We kopen een fles raki in een kiosk aan het station, en bouwen in de hotelkamer een feestje met z’n tweeen. Het doet deugd de vrienden even te horen, via een beschonken telefoonverbinding.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content