De zorgjongeren van de gemeenschapsinstellingen: Over oneigenlijke plaatsingen en kinder- en jeugdpsychiatrie

De groep van zorgjongeren die nu in de publieke aandacht komt, is reeds lange tijd gekend, doch de middelen ontbreken in alle segmenten van de jeugdhulpverlening om voor deze jongeren op jonge leeftijd structureel te interveniëren.

Nadat vorige week een opvoedster van de gemeenschapsinstelling De Zande in Ruiselede werd neergestoken door een 15-jarige jongen, besliste het personeel van de jeugdinstellingen over te gaan tot een 24-urenstaking. De vakbonden vragen een aangepaste opvang voor jongeren met psychiatrische problemen of een mentale handicap. “Die jongeren horen daar eigenlijk niet thuis en de gemeenschapsinstellingen zijn daar niet voor georganiseerd”, aldus de minister. Hij verwees naar “jongeren met een zeer complexe multi-problem problematiek, vaak met psychiatrische problemen of een mentale handicap, die een heel persoonlijke begeleiding nodig hebben”.

Een paar dagen later rapporteerde de minister aan de media dat er voor tien jongeren op korte termijn een beter zorgtraject uitgewerkt werd en dat de doorstroom van jongeren uit de gemeenschapsinstelling naar andere voorzieningen aangepakt wordt. In dezelfde periode een ander bericht. De lokale politie meldt dat verpleegkundigen op een psychiatrische jongerenafdeling door een groepje jongeren met een mes bedreigd werden. Het politie optreden kon erger voorkomen…

Dergelijke ernstige incidenten van agressief gedrag brengen de complexiteit van de problematiek van deze jongeren onder ogen. De vraag waar deze jongeren, in het kader van de jeugdbeschermingswet, de beste begeleiding krijgen, is niet eenduidig te beantwoorden. Immers naast de zorg voor de individuele jongere en zijn ontwikkeling is er momenteel de prangende vraag naar de zorg voor de maatschappij, in dit geval de directe omgeving. De nood aan veiligheid en beveiliging voor de hulpverlener die dagelijks met deze jongere werkt, voor de bredere maatschappelijke context die geconfronteerd wordt met de agressie of ander delinquent gedrag, dient mee afgewogen te worden in het individuele zorgtraject.

Refererend naar het criminologisch of pedagogisch denkkader, dienen jongeren die grenzen overschrijden, daar in eerste instantie consequenties voor te krijgen. Agressie is immers een overdreven uiting van een gevoel, vaak een communicatiemiddel gericht op directe behoeftebevrediging die de persoon of het systeem naar wie het gericht is ernstige schade toebrengt. Agressie op zich is als dusdanig geen psychiatrische stoornis. Beveiliging en normering is daarom in de eerste plaats het antwoord.

Dat vele jongeren in de gemeenschapsinstelling psychische problemen hebben, is wetenschappelijk aangetoond. Dergelijk gegevens doen echter geen uitspraak over het veralgemeend aanwezig zijn van psychiatrische stoornissen bij elke delictpleger, noch over de relatie tussen de psychiatrische aandoening en het normoverschrijdend gedrag, noch over het te verwachten effect van een psychiatrische behandeling op het normoverschrijdende gedrag van de jongere als dusdanig. In sommige gevallen zal een psychiatrische behandeling soelaas bieden, in andere echter niet. Het is daarom belangrijk om bij iedere jongere verblijvend in de gemeenschapsinstelling, naast het diagnosticeren van een psychiatrische problematiek, de intensiteit van de zorg of de behandelbaarheid van de psychiatrische aandoening te onderzoeken. Op dit ogenblik wordt zonder structureel overleg met kinder- en jeugdpsychiaters naar alternatieven gezocht, vanuit de impasse waarin de gemeenschapsinstellingen terecht gekomen zijn, waarbij men geen enkele poging onderneemt tot het inschatten van de noodzaak van therapie en het te verwachten nut van de behandeling. Men meent de oplossing gevonden te hebben in een psychiatrische behandeling of een instelling voor mentaal gehandicapten. Deze ‘oplossing’ wordt door de gemeenschapsinstelling per definitie uitbesteed aan derden en al te vaak beschouwd als een deus ex machina. In een aantal gevallen leidt dit niet tot oplossing, enkel tot verschuiving van het probleem naar een andere setting, waar dan andere hulpverleners machteloos aan een gelijkaardig gevaar blootgesteld worden. Een veilige behandelomgeving is essentieel zowel voor een pedagogische als een psychiatrische behandeling en die kan enkel geboden worden indien hier voldoende werkingsmiddelen tegenover staan.

Tevens dringt een doorgedreven trajectadvies, met een forensische risico inschatting naar gevaar en delictherval, zich voor deze jongeren op. De kinder- en jeugdpsychiaters dringen om deze reden reeds jaren vruchteloos aan op een expertise verslag met trajectadvies binnen de welzijnszorg. En hier knelt het schoentje. Ernstige agressie incidenten leiden vaak, ter bescherming van de hulpverlener maar ook de andere jongeren, tot het acuut beëindigen van de opname van een jongere in een voorziening en vanuit deze urgente situatie wordt het traject van de jongere verder gezet in een ‘beschikbare’ maar daarom niet ‘geschikte’ plaats. Voor deze jongeren zijn aan het einde van de rit te vaak de gemeenschapsinstellingen de enige instelling die deze jongeren nog ‘moeten’ opnemen. De kinder- en jeugdpsychiaters erkennen dat deze jongeren in de gemeenschapsinstelling niet op hun plaats zijn en aangepaste voorzieningen voor deze jongeren dringen zich op. Zo bieden de opgerichte For-K eenheden een behandelprogramma voor deze jongeren aan. Maar ook deze voorzieningen kampen met plaatsgebrek en worden geconfronteerd met ernstige agressie incidenten die hun werking evenzeer hypothekeert. De kinder- en jeugdpsychiater levert belangrijke inspanningen om oplossingen te zoeken voor deze jongeren, maar… de sector kan dat niet alleen. Vanuit kinder- en jeugdpsychiatrie is al langer een bezorgdheid én een zoektocht ontstaan om deze vaak thuisloze jongeren vroegtijdig te bereiken alvorens ze vanwege hun gedrags- of emotionele problemen zonder toekomstperspectief ’terecht’ komen in diverse zorgsectoren, zoals bijzondere jeugdbijstand, onderwijs, justitie en ook in kinder- en jeugdpsychiatrie. Vroegdetectie en behandeling op jonge leeftijd staan hierbij centraal. Samenwerking tussen kinder- en jeugdpsychiatrie, justitie, onderwijs en jongerenwelzijn (en andere sectoren) is daarom noodzakelijk om een antwoord te bieden aan de wisselende zorgnoden van deze jongeren gedurende hun ontwikkeling.

Om dit mogelijk te maken zijn er kinderpsychiatrische outreachingteams ontstaan, die jongeren in hun verblijfplaats intens begeleiden en op deze manier een onaangepaste nieuwe plaatsing kunnen voorkomen. Ook de gemeenschapsinstellingen hebben dergelijke outreachteams. Hun opdracht bestaat naast diagnostiek en behandeling van een jongere door middel van psycho-educatie, agressieregulatietherapie, vaardigheidstraining, psychotherapie en farmacotherapie, ook in leefgroepondersteuning en het ontwikkelen van een zorgtraject op lange termijn. Doel is maximale ondersteuning te bieden aan de resocialisatie van de jongere in de samenleving en preventie van recidief of heropname. Hiervoor is een expliciete samenwerking nodig met de verschillende zorgsectoren teneinde expertise te kunnen delen, time-outs in te kunnen lassen en continue zorgtrajecten te ontwikkelen. In het bijzonder de jongeren met een complexe problematiek waar ouders ontbreken, of die op de grens zitten tussen de adolescentie en de volwassenheid (17-18 jaar) verdienen hierbij extra zorg. Voor deze jongeren startte de kinder- en jeugdpsychiatrie in de gemeenschapsinstelling met de organisatie van netwerktafels. Bij dit overleg zijn de jongere en eventueel nog betrokken familie, zoveel mogelijke betekenisvolle personen van de jongere (voorgaande hulpverleners, instellingen, school, … ), de vertegenwoordiger van de jeugdrechtbank, de consulenten en een kinder- en jeugdpsychiater aanwezig. Op basis van een functionele analyse van de sterktes en zwaktes van de jongere wordt vanuit verschillende disciplines gezocht naar een realistisch zorgtraject, er worden concrete afspraken gemaakt en een vervolgnetwerktafel afgesproken om het traject en de uitvoering op te volgen. Bij een eerste evaluatie blijken de netwerktafels te resulteren in een snellere en juiste doorstroming van jongeren met psychische problemen uit de gemeenschapsinstelling.

Maar de kinder- en jeugdpsychiaters erkennen ook dat er meer nodig is en vragen met aandrang om in de toekomst op structurele wijze een betrokken partner in de ontwikkeling van het psychisch zorglandschap voor kinderen en jongeren te zijn. In Vlaanderen werken kinder- en jeugdpsychiaters niet alleen in de psychiatrische voorzieningen. Vele collega’s werken – vaak onopgemerkt – in de verschillende segmenten van de jeugdhulpverlening zoals de medisch pedagogisch instituten, de onthaal-, observatie- en oriëntatiecentra (OOOC), gemeenschapsinstellingen, de centra voor geestelijke gezondheid, … .

De groep van zorgjongeren die nu in de publieke aandacht komt, is reeds lange tijd gekend, doch de middelen ontbreken in alle segmenten van de jeugdhulpverlening om voor deze jongeren op jonge leeftijd structureel te interveniëren. Terwijl het wetenschappelijk aangetoond is dat vroegdetectie en interventie bij het (zeer) jonge kind goedkoper en veel effectiever is.

Vlaamse Vereniging Kinderpsychiaters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content