Scheepslui aan de wal

Beïnvloeden de media het maatschappelijk resultaat?

De journalistiek is fors geëvolueerd. Van ideologische obediëntie naar emancipatie en professionalisering. Dagelijks kwaliteitsvolle journalistieke bijdragen. Soms wordt de invloed van commercialisering betreurd, vaak wordt die dan snel verbonden aan kwaliteitsverlies, alsof tussen beide een rechtlijnige verhouding zou bestaan.

Zoals bij alle maatschappelijke fenomenen is er ook in de journalistiek marginaliteit: randjournalistiek, borderlineschrijfsel, praatshowpraat met journalistieke pretentie. Het media-equivalent van marginale partijen, populistische clowns, foertfiguranten, caféretoriekers: etherspookrijders en letteroplichters. Geen missie, geen ethiek, enkel effect. Maar het ruime media-aanbod biedt, ook zonder die randfenomenen, ‘voor elk wat wils’ – ook een belangwekkend fenomeen van de democratische samenleving.

We zijn een mekka van mediavrijheid, waarin journalisten zonder grenzen hun rol van kritische waakhond van de democratie kunnen spelen. Oef! Die vaststelling legitimeert de vraag: inspireert de journalistiek de beleidsverantwoordelijken tot betere resultaten?

Nou, dat noopt tot enige bescheidenheid. Media schrijven en beschrijven, analyseren en duiden, maar beïnvloeden ze ook het maatschappelijk resultaat? Enkele voorbeelden. Onze politieke elite is nauwelijks in staat te regeren, en nu ook al niet om na verkiezingen van meerderheid te wisselen. Langdurige onbeholpenheid inzake grote infrastructuurwerken werd pas goed maatschappelijk geagendeerd door slimme actiegroepen.

Beschamend asielgeknoei is nog steeds beschamend. De Blunderboeken van het Rekenhof worden maar niet dunner. En blijkbaar pikt de millenniumgeneratie, volgens een recente studie, de waarden van onze democratie niet eens echt op. Zorgwekkende feiten: meer mediavrijheid dan ooit, en de samenleving boert achteruit.

Aan de omvang van het journalistieke aanbod kan het niet liggen; er moeten meer aspecten zijn. Ook inhoudelijk is er meer dan uitstekend, genuanceerd en professioneel journalistiek werk van grote klasse, er moeten dus andere verklaringen zijn. Zouden hoofdredacties en journalisten daarvan wakker liggen: waarom valt al dat journalistieke zaad op rotsen van lethargie?

Vaak volgt hierop het totaal verkeerde antwoord, namelijk dat het mislopen van maatschappelijke zaken de fout is van de media, dat de media van alles de schuld zijn. Dat is niet zo en het zijn nutteloze stellingen. Een meer precieze vraagstelling kan luiden: zijn de media niet té descriptief, té ‘gehakt stro’, té anekdotisch? Zelfs wanneer ze – vaker dan critici toegeven – écht degelijk voor de dag komen, blijven ze misschien te zeer beperkt tot zelfgenoegzame betweterigheid achteraf? Scheepslui aan de wal: veel praat, anekdotische invloed?

Time kopte dat journalisten grote zaken altijd verkeerd voorstellen (Why Journalists Get the Big Things Wrong,24/11/ 2010). Dat was toch meer een reclamespot voor auteur Kathryn Schulz’ eigen boek Being Wrong. Adventures in the margin of Error. Een boeiende analyse over het inzicht dat we het vaak verkeerd voorhebben (‘wrongology’), met een pleidooi om daarvan te leren. Schulz schrijft zelden over journalistiek; in Time maakt ze een zijsprong onder een misplaatste titel. In die zin is haar bijdrage een geslaagde illustratie van haar wrongology.

Waar ze wel een punt heeft, is dat de journalistiek erbij kan winnen als ze tot het inzicht komt dat een vergissing minder erg is dan de onwil of het onvermogen om ze te corrigeren. De schande ligt niet in de vergissing, maar in het haar stilletjes laten voortbestaan: lezer, luisteraar en kijker bedot, op korte termijn de journalistieke held uitgehangen, en op lange termijn een kwalijke vakreputatie bevestigd. Kan dat een van de verklarende factoren van beperkte invloed zijn?

Leo Neels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content