Luuk Gruwez – Garderobe

Uitgangspunt voor Garderobe, een vernieuwde keuze die Luuk Gruwez maakte uit zijn poëzie, is de bloemlezing Bandeloze gedichten, waarvan een strenge selectie behouden bleef.

Luuk Gruwez – Garderobe

Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen

Aantal pagina’s: 318

Prijs: 25 euro

ISBN: 978-90-295-7295-8

Die wordt aangevuld met werk uit de sindsdien verschenen bundels Vuile manieren, Dieven en geliefden, Allemansgek en Lagerwal, alsook enige extracten uit de prozagedichtenbundel Psilo.

De cover toont een paar luchtige zomerjurkjes aan ijzeren kapstokken. Een garderobe is naast een private kleerkast ook een ruimte van een gebouw waar bezoekers hun jas tijdelijk in bewaring kunnen geven. Meestal wordt die zorg toevertrouwd aan een dametje, dat zich onopvallend en anoniem van haar taak kwijt.

Zo’n ‘ spichtig wicht met paardenstaart’ staat centraal in het gedicht ‘Theater’. Ze ‘ is verliefd op overjassen / waaruit de dikke heren zijn verdwenen.’ Gaandeweg verlegt de focus zich van de vestiaire naar het eenzame leven van de garderobejuffrouw ‘ die alleen maar met haar kussen vrijt’. Behalve de erotiek komt ook de dood, dat andere hoofdthema in Gruwezs werk, aan bod: ‘ Aan kleerhangers is ieder even groot, / is iedereen gelijk als aan een galg. ‘

In de loop van zijn carrière was het ineens afgelopen met hyperromantische versregels à la ‘ Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water / waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt, / een rimpeling van vriendelijke huiver’ (uit ‘Esthetica’). Gruwezs werk werd heel down to earth. Hij ontwikkelde zich onder meer tot een begenadigd portrettist: titels van gedichten zoals ‘Oude mevrouwen’, ‘Nichtje’, ‘Postbode’, ‘De zwijger’, ‘Juffrouw Pipi’ of ‘Moeders’ spreken voor zich.

De poëzie van Luuk Gruwez is een verkleedpartij en niet zelden komt die niets en niemand ontziende pretbederver de dood ongenodigd langs. Is het de confrontatie met ziekte en genezing, en het in korte tijd verliezen van beide ouders die ervoor hebben gezorgd dat Luuk Gruwez de mens hoe langer hoe meer begon te zien als een kwetsbare zak vol ingewanden en andere vieze troep?

In het gedicht ‘Diamanten bruiloft’ is opa een ‘ zonnekoning met een lek’, ‘ want oma is het die de luier speldt / om haar beplaste en bescheten jubilaris’.

De dichter gooide het met de dood weleens op een akkoordje – ‘ Ik wil een ander kwijt in ruil voor haar. / Ik wil een ander kwijt, of minstens mij’ – maar als die naarling dan toch links en rechts zieltjes plukt, blijven van de gestolenen enkel de dingen over die hen toebehoorden, en die blijken ineens te bulken van ontroering.

In ‘Lof van de sok’ – en zo belanden we weer in de garderobe – worden sokken van vader op zoon overgeleverd; in ‘Saamhorig’ is er een wereld waar verloren dingen elkaar vinden, ‘ maar wat met tederheid die overbodig werd, / met kippenvel dat blijven wou, / de eerste natte droom, het domste lief, // het speelgoed van een kind dat stierf’. ‘Ik kan er niet tegen dat iets ophoudt. Mijn hele schrijverij is een daad tegen de dood’, zegt de dichter in het boek Mannen na 50 van Laurens De Keyzer.

De kracht van het oeuvre van Luuk Gruwez is de thematische diversiteit en de mix van tegenstellingen: romantiek en realisme, verhevenheid en banaliteit, barokke zinnen naast vulgaire spreektaal. Luuk Gruwez is een allemansdichter.

Mooie regels schreef hij bij de vleet: ‘ Vaak had hij zoveel landschap nodig / dat hij mijn uitzicht als een ansichtkaart beduimelde’, over zijn corpulente vader, of over dikke mensen in het algemeen: ‘ Hun buik is buitenland waar zij in wonen, / aldoor verlangend naar de slankste tailles / die hen doen watertanden als gebak.’

Krachtige versregels maken krachtige gedichten maken een krachtig oeuvre, en na de twee voortreffelijke meest recente bundels Allemansgek en Lagerwal lijkt het erop dat Luuk Gruwez als wijn is en met de jaren nog beter wordt.

Nog één ding. In de besprekingen die over het werk van Luuk Gruwez verschijnen, wordt vaak onvermeld gelaten dat hij zich graag bedient van sappige volkse woorden en uitdrukkingen zoals fröbeljuf, bekaf zijn, snottebellen of tettertrien. Die taalrijkdom verschaft zijn poëzie een extra kleurtje en cachet.

Evenmin kan hij verhullen afkomstig te zijn van Zuid-West-Vlaanderen, vlakbij de Franse grens. Daarvan getuigen woorden als expireren, va-et-vient, beautés, calqueerpapier, coiffeur, charmeur en natuurlijk garderobe.

Philip Hoorne

Partner Content