Redactie Knack

Cultuur of cultus

Joris Note stelt zich met dank aan Alain Finkielkraut al lachend pertinente vragen bij Cultuur met een grote C.

Op 25 juli noteerde Paul Claes een beetje hooghartig: ‘De muzikale smaak van SP-er Jan Marijnissen in Zomergasten (VPRO): het adagio van Albinoni, Träumerei van Schumann, een blues van de Rolling Stones en een deuntje van André van Duin.’ Ach Paul, die poverheid kun je desgewenst betreuren, maar er staat tegenover dat dankzij dezelfde man de schitterende film ‘La battaglia di Algeri’ (Pontecorvo, 1966) eindelijk eens op tv kwam in ons taalgebied. En: liever deze Marijnissen dan, pakweg, een islamhater die Schönberg bemint. En ook: wie in kunstzaken zonder lacunes is, werpe de eerste steen. En nog: leve de poverheid van de blues.

Maar ik wou het over iets anders hebben. Of niet?

Heilige plek

Een tijd geleden las ik in een boekje over racisme in Frankrijk (Pierre Tevanian, ‘La République du mépris’) een citaat van de rechtse essayist Alain Finkielkraut dat me hardop in de lach deed schieten. Het komt uit een pleidooi (2003) tegen hoofddoeken op school, en veiligheidshalve laat ik het onvertaald: ‘…le foulard est aussi une manière de dire aux professeurs : il y a quelque chose pour nous qui compte davantage que la culture que vous nous enseignez. Il y a, dans le foulard, un mélange de soumission des femmes et d’arrogance qui est une insulte à l’enseignement. Mais l’école est aussi un espace sacré. Devant la culture on s’incline, on baisse la tête, et cela je crois qu’on peut le demander à tous.’ Is het wel echt om te lachen, iemand die in één adem onderwerping door de hoofddoek afwijst en opkomt voor onderwerping aan ‘de’ Cultuur?

Hoewel het hier gaat om de cultuur/kennis van de school, vormen deze zinnen slechts een variant op wat we dagelijks horen in verband met normen & waarden & zeden: Ze moeten zich Aanpassen aan Onze Cultuur. Maar laat ik even bij de schoolcultuur of ‘hoge’ cultuur blijven. Het citaat wekt een massa associaties bij me op. Bijvoorbeeld aan Tom Paxtons onsterfelijke lied ‘What did you learn on school today?’ (‘I learned that Washington never told a lie… I learned that everybody’s free…’). Aan ‘Ons Erfdeel’ (voor eeuwig, die onnozele titel?). Aan de dankbare negertjes op de toonbanken van weleer. Aan Adorno’s ‘Opvoeding tot mondigheid’. Enzovoort.

Vaak gelden de kunsten als de kern van de Cultuur. Welnu, zowat elke noemenswaardige stroming of kunstenaar uit de 20ste eeuw heeft op een bepaald moment in zijn/haar bestaan de dominante artistieke of ideologische cultuur afgewezen – als hij/zij die al niet gewoon wilde vernietigen. Lucebert noemde zich ‘omroeper van oproer’, en zelfs Walschap schreef ooit: ‘Nu word ik afvallig van de cultuur.’ Toen Jef Geys in 1971 voorstelde het Antwerpse museum op te blazen was hij wel niet van plan daadwerkelijk het vuur aan de lont te steken, maar uit zijn project sprak beslist diepe onvrede met het bestaande kunstcircuit. En als Marcel Broodthaers de schoolcultuur (met La Fontaines fabels) probleemloos beaamd had, had hij nooit zijn fameuze ‘Le corbeau et le renard’ (1968) kunnen maken.

En laat niemand beweren dat je pas stout nee mag schudden nadat je eerst jarenlang braaf ja geknikt hebt in een klaslokaal.

Tegen devotie

Hoe wisselend is een groot deel van de schoolcultuur! Toen ik in 1965-66 in het vijfde jaar zat, wilde de leraar Nederlands een reeks lessen aan één dichter besteden; zijn keuze viel op Henriëtte Roland Holst, die destijds door sommigen nog diep vereerd werd maar wier rustige vastheid nu blijkbaar alleen nog de Europese president kan bekoren. Wat later, in 1967-68, zat ik in Leuven, waar het college moderne Nederlandse letterkunde de bespreking van twee novellen omvatte: ‘Angiolino en de lente’ van Van Schendel en ‘De jazzspeler’ van Maurice Roelants – twee teksten én auteurs die nu bijna vergeten zijn.

Zeker, het was ook toen mogelijk geweest iets pittigers aan te bieden, en met name aan Roelants ergerde ik me blauw; toch zou het dwaas zijn de docent in kwestie nu te beschimpen, het volgende jaar besteedde hij trouwens aan de poëzie van Claus. Ik wil alleen zeggen, enerzijds, dat ‘de’ cultuur die gisteren algemeen erkend was (dat gold in 1967 nog voor Van Schendel) het vandaag niet meer is en morgen godweet weer wel; en anderzijds dat het, mede daarom, de plicht is van alle scholieren en alle andere mensen om met kritisch oog en oor ‘de’ cultuur te benaderen die ze opgedist krijgen. Zonder devote buigingen. Maar waar komen de kritische oren en ogen vandaan? Je zult ze altijd deels buiten het onderwijs moeten opdoen, maar het is wenselijk dat de school daarbij helpt – dat ze dus helpt zichzelf te ondergraven.

Er valt meer te zeggen bij het (uiteindelijk meer stuitende dan ridicule) citaat van Finkielkraut, ik zou ook graag nog voorbeelden uit het geschiedenisonderwijs geven; een andere keer misschien. Nog dit: ik wou dat het wáár was – dat de kleding van moslimmeisjes waarlijk kon betekenen dat er voor hen iets belangrijkers bestaat dan de cultuur die ze onderwezen krijgen. Ik heb mijn twijfels.

Joris Note

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content