Rotzooi (2)

Net buiten Baku, aan de Bibi Heybat moskee, wacht nog meer fotogenieke smurrie, met minder bewaking.

In het station van Baku is de nachttrein uit Moskou net aangekomen. Honderden zwaar beladen reizigers reppen zich met waszakken vol huisraad en etenswaren naar de uitgang. Kruiers rennen heen en weer tussen perron en taxi. Er valt geld te verdienen.

De elektrichka, een rudimentair treintje dat het Abseron-schiereiland bedient, valt in panne in het station van Amircan. Ik moet een halte verder, naar Suraxani. Net naast de woonkern strekt zich een stinkend olieveld uit waar ja-knikkers kwistig in het rond morsen. Na een half uur dwalen over plakkerige zwarte aarde, word ik betrapt door een veiligheidsagent. Hij wil mijn foto’s. “Onmogelijk”, zeg ik. Hij voert me in zijn terreinwagen naar het bureau. Of doet toch alsof. Al gauw wordt duidelijk waar het om te doen is. “Present for me!”, zegt hij. Hij is nog niet van de kwaadsten. Een cadeau krijgt hij niet van me. Alleen een beleefde handdruk wanneer hij me aan de bushalte dropt.

Geen nood. Net buiten Baku, aan de Bibi Heybat moskee, wacht nog veel meer fotogenieke smurrie, met minder bewaking. Tussen de restanten van oude pompinstallaties en roestige buizen vullen zwarte vijvers en bergen huishoudelijk afval de leegte op. Dit is geen landschap. Dit is een ravage die niemand nog schoon krijgt. Hier is alles dood.

Er wonen mensen vlakbij, in een permanente en doordringende oliestank. Twee mannen met een overladen Lada zoeken tussen het vergif naar recycleerbaar plastic. Met de glimlach. Ik word er niet goed van.

Terwijl volop nieuwe olie wordt ontgonnen, en Baku naar hartelust wordt vol gebouwd, wordt er van de sanering van de rotzooi uit het verleden hoegenaamd geen werk gemaakt. “Dat is onze erfenis van de Sovjets”, klinkt het ontwijkend. Laat maar roesten en rotten.

We hebben een fles wijn gekocht, die we ’s avonds in Hotel Velotrek geduldig ontkurken. “Baku-Supsa” staat er op het etiket. Smaakt naar olie.

“Soon we saw the oil derricks of Bibi-Eibat. The black scaffolding looked like an evil dark wood. The smell of oil filled the air.”

Een citaat uit het onovertroffen “Ali and Nino”, van Kurban Said, over de liefde tussen een Azerbeidzjaanse jongen en een Georgische prinses, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Een aanrader.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content