Goedbedoeld maar nefast

De ene Vlaamse minister wil onderwijs zo goedkoop mogelijk maken en doorkruist daarmee het beleid van de andere.

De ene Vlaamse minister wil onderwijs zo goedkoop mogelijk maken en doorkruist daarmee het beleid van de andere.

Onderwijs moet zo goedkoop mogelijk zijn, of zelfs helemaal gratis. Dat was waar Frank Vandenbroucke (SP.A) op hamerde toen hij nog minister in de Vlaamse regering was. Hij werkte daarom twee maximumfacturen uit voor het basisonderwijs.

De eerste – ‘scherpe’ – sloeg op zaken die het ‘onderwijs moeten verlevendigen’ zoals tijdschriften, museumbezoeken, theater, zwemmen en daguitstappen. Aan elke kleuter mag daarvoor maar 20 euro per jaar gevraagd worden, en aan elke leerling uit het lager onderwijs maar 60 euro. Er is ook een tweede plafond over meerdaagse uitstappen, maar daarover gaat het hier niet.
Nu, bijna twee jaar na de invoering van de maatregel in september 2008, blijken de gevolgen van deze goedbedoelde maatregel ter democratisering van het onderwijs, nefast voor… de cultuurparticipatie.

Minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) gaf onlangs, in een antwoord op een schriftelijke vraag van partijgenoot Paul Delva, ontnuchterende cijfers vrij. Uit een rapport van de Vereniging van Vlaamse Cultuur- en Gemeenschapscentra (VVC) en het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid LOCUS blijkt dat steeds minder kleuters en leerlingen uit het lager onderwijs deelnemen aan culturele activiteiten in de Vlaamse cultuurcentra. Vooral bij de kleuters is de situatie dramatisch te noemen: een daling van 20 procent (van 101.038 in 2006 naar 80.451 in 2009). In het lager onderwijs is er een daling van 8,4 procent in vergelijking met 2006 (van 230.500 naar 211.213) en zelfs min 11,6 procent in vergelijking met 2008 (238.727). VVC en LOCUS merken op dat die daling nog veel scherper had kunnen zijn als de cultuurcentra geen extra inspanningen hadden gedaan om de drempels te verlagen. ‘Veel centra hebben in 2008 en 2009 de ticketprijzen verlaagd, soms zelfs tot 2 of 1 euro per leerling. Veel centra nemen maatregelen om tegemoet te komen aan het vervoersprobleem: ze programmeren in de school zelf of in wijkhuizen en ontmoetingscentra dicht bij de school, of ze organiseren en (co-)financieren het busvervoer.’

Verontrustend is ook dat het aantal leerlingen per activiteit eveneens daalt. Met 20 procent bij kleuters en met bijna 10 procent bij leerlingen in het lager onderwijs. Dat kan een neerwaartse spiraal veroorzaken: centra zouden wel eens minder kunnen gaan programmeren voor scholen omdat de zalen onderbezet zijn, en de scholen zouden dan nog minder participeren omdat het aanbod daalt.

Dat de daling wel degelijk aan de maximumfactuur te wijten is, kan worden afgeleid uit de situatie in het secundair onderwijs, waar die maatregel niet geldt. De cijfers blijven daar stabiel (min 1,8 procent).

De maximumfactuur vormt een bedreiging voor de beleidsdoelstelling van minister Schauvliege om de cultuurparticipatie vooral via het onderwijs te bevorderen. Toch heeft ze geen pasklaar antwoord. Ze herhaalt de mantra dat er meer samenwerking moet komen tussen onderwijs en cultuur. Concreter wordt ze niet. Ontnuchterend is vooral de zin: ‘Wat het wegwerken van meer praktische drempels betreft, zoals prijs en transport, die in de eerste plaats op lokaal vlak aangepakt moeten worden, kan ik alleen maar verwijzen naar de eerder vernoemde inspanningen van de cultuurcentra.’

Met andere woorden: ‘Ik heb geen geld. Los het zelf op!’

Karl van den Broeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content