Leven in het Met

Als alle musea ter wereld nu eens even gastvrij zouden zijn als het Metropolitan Museum of Art.

‘I feel alive in the city and I love my friend.’ De song van Zita Swoon kreeg een onverwachte betekenis toen ik onlangs in m’n eentje belandde op het eiland Manhattan, waar ik geen vrienden heb. Zoals wel vaker gebeurt, ging ik op museumbezoek. In NYC geen gebrek daaraan. Het MoMA, de Frick Collection, het Whitney Museum of American Art en het Metropolitan Museum of Art – kortweg het Met – stonden dit keer op mijn lijstje. Ik ben geen uitzondering onder de kunstliefhebbers. Enkele uren geconcentreerd kijken doet me doodmoe een museum uit vluchten. Voor het eerst ging het anders. Ik was in staat om een kleine week in het Met door te brengen, er intens te leven en er in stilte met een massa vrienden van gedachten te wisselen. Dat kwam omdat het Met georganiseerd is als een grote, open stad met duizend mogelijkheden. Alleen alle varianten van lawaai maken, seksen of joggen zijn er niet op hun plaats.

Het Louvre in Parijs is vergelijkbaar en ligt ook dichter bij huis. Toen ik het museum vorige zomer wilde bezoeken, stonden duizenden wachtenden voor mij in een slangenrij rond de nauwe sleuf aan de piramide van Pei. Het was een kwestie van uren voordat je toegelaten werd tot de roltrap naar beneden, naar de museumhal, om er aan te schuiven aan de kassa’s. Best mogelijk dat de volkshysterie voor Leonardo’s Mona Lisa sinds Dan Browns De Da Vinci Code het Louvre de das heeft omgedaan, maar het ligt ook aan de organisatie. Hoe het ook zij, een normaal mens komt er nog nauwelijks binnen. Het Metropolitan bezit geen schilderij van Leonardo, wel van alle andere belangrijke schilders sinds de middeleeuwen. En kunstschatten uit de vier windstreken, van Byzantium tot China.

Dagelijks verwelkomt het Met zijn duizenden bezoekers via een majestatische trap, twee deuren en een vijftal kassa’s, verspreid over de grote hal. In minder dan vijf minuten sta je op de eerste verdieping in de afdeling European Paintings voor de Virgin and Child with Angels van de Brusselaar Bernard van Orley (ca.1487-1541): een vriend om van te houden. Het normale dagtarief voor een volwassene bedraagt 20 dollar. Een bedrag waarvan men je vraagt of je het accepteert. Verzin een reden en je betaalt precies wat je wilt. Word lid van het Met voor 60 dollar, en kom het hele jaar gratis binnen. Wie in orde is, krijgt een kleine metalen badge, elke dag van een andere kleur. Daarmee kun je ongestoord binnen en buiten. Een frisse neus of sigaret? De trap is breed en Central Park ligt om de hoek.

Wil je je in het Met in een boek verdiepen? Ga naar de Nolan Library. De honger knaagt? In het restaurant beneden is genoeg plaats. De Amerikanen staan in de rij voor de grill, vraag naar een voedzame pasta aan de toog ernaast. Geen eenzame vrijdag- of zaterdagavonden in het café meer, want het Met is dan open tot negen uur. Het restaurant niet, maar de zaalwachter wijst je op twee andere mogelijkheden. Het Petrie Court Café and Wine Bar, en het café in de American Wing. ‘Ik heb honger, mevrouw! ‘The American Wing, meneer!’ Neem er een belegde sandwich met een pint, en je krijgt er gratis een zak chips bij. Het Metropolitan Museum wordt beheerd door vrienden van de kunst, en geniet een subsidie van de stad New York. Een model om eens nader te bekijken.

Jan Braet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content