Rudi Rotthier

De weg naar Madhyan

Waar Swat ooit, vóór de Taliban er de plak zwaaide, het Zwitserland van Pakistan werd genoemd, was Madhyan de hippiehoofdstad van de vallei.

Het lijkt een makkelijke opgave: vanuit Mingora, de hoofdstad van de Swatvallei, de volgende grote nederzetting bereiken, Madhyan, bijna 60 kilometer noord, een stad met enkele tienduizenden inwoners.

Waar Swat ooit, vóór de Taliban er de plak zwaaide, het Zwitserland van Pakistan werd genoemd, was Madhyan de hippiehoofdstad van de vallei. Vooral de vrouwelijke hippies (Duits, Deens, Brits) maakten er indruk, hadden er plaatselijke lieven, en logeerden in een gebied waar ‘bhang’ nog altijd in het wild groeit. Hoe kortbij in de tijd, hoe ver weg in de praktijk.

Ik weet dat alle bruggen over de Swatrivier zijn weggespoeld, maar Madhyan ligt aan dezelfde oever als Mingora, dus dat is geen principieel beletsel. De chauffeur van de minibus, die uit het station van Mingora vertrekt, vertelt niet anders. We rijden langs stukgeschoten of half weggespoelde, in elk geval gesloten resorts, waar ooit vooral Pakistani van hun ‘Zwitserland’ kwamen proeven.

Na enkele tientallen, trage kilometers, want het leger controleert voortdurend, komen we in een file vast te zitten. Er wordt, in een buurt die zo vruchtbaar is dat je er duizelig van wordt, voedsel bedeeld. Meel van USAID, meel van ‘The Kingdom of Saudi Arabia’, meel van het World Food Programme. Eén van die bedelingen gebeurt voor een boomgaard waar de perziken zo rijp en zo groot zijn dat de takken dreigen te breken – qua formaat zijn het eerder pompelmoezen dan perziken. Iemand komt zijn zak van 40 kilo meel halen in een geboende auto met airconditioning.

Dat wil niks zeggen, volgens Anwar, een jongeman die ook naar Madhyan wil, en die daar in een internationaal onderwijsproject tewerkgesteld is. ‘In principe heb je een bonnetje nodig om hulp te kunnen ontvangen. Vele mensen komen hier de hulp ophalen waar hun familie recht op heeft. Die familie woont aan de overkant, of verderop in de vallei, en daar is geen bedeling meer.’

Waarom daar geen bedeling is, wordt duidelijk wanneer we aan kilometer 51 arriveren. De weg is weggespoeld, totaal verdwenen. De overkant van de rivier wordt bevoorraad via een kabel, waaraan een kruiwagen hangt die met een katrol over en weer getrokken wordt. Soms is de kruiwagen gevuld met twee passagiers, soms met voedsel. Wij moeten langs een nog behoorlijk, soms zelfs verhard pad 500 meter stappen alvorens we terug berijdbare weg vinden. Daar wacht een collectieve taxi. Voor mensen zonder bagage is er geen probleem. Maar voor wie aan 20 of 40 of 60 kilo voedselhulp sleurt, is die halve kilometer onderbreking geen sinecure.

De taxi raakt maar enkele kilometers verder en dan is er een groter gat in de weg geslagen. Dit keer klauteren we over glibberige, steile paden. De mensen met lading glijden weg, kijken weg van de zon, wrijven hun huid droog aan hun kameez. Opnieuw vijfhonderd meter verder herbegint de weg. Luttele tijd later rijden we in een derde voertuig Madhyan binnen. Al bij al nam de reis drie uur, of bijna het drievoud van normaal.

Het hartje van Madhyan hebben nog niet bereikt, want de brug over een bijrivier van de Swat is weggeslagen, net als het grootste deel van het ziekenhuis, en enkele honderden woningen. Er zou slechts één dode zijn gevallen, omdat bewoners de watersnood zagen aankomen. In de rivierbedding zijn stenen gelegd, zodat de handigen de bijrivier kunnen overbruggen zonder al te nat te worden.

Na Madhyan liep de weg tot vijf weken geleden nog 60-70 kilometer verder naar stadjes waar nu alleen helikopters geraken.

De bewoners van Madhyan klagen omdat de weg, na vele weken, nog niet hersteld is. Erger: de herstellingswerken zijn nog niet begonnen. Wat zich laat uitleggen, want de noden zijn ook elders in het land nijpend, maar wat plaatselijk toch tot ergernis, en soms woede leidt.


Rudi Rotthier

Met dank aan Fonds Pascal Decroos



Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content