Flandriens van het woord

Wie schrijft, moet geduld oefenen. Toen Peter Terrin deze column over zijn niet-nominatie door de Gouden Uil-jury (met Guy Mortier als voorzitter) schreef, wist hij nog niet dat hij uiteindelijk wél voor de shortlist van de Libris zou worden genomineerd.

Wie schrijft, moet geduld oefenen. Toen Peter Terrin deze column over zijn niet-nominatie door de Gouden Uil-jury (met Guy Mortier als voorzitter) schreef, wist hij nog niet dat hij uiteindelijk wél voor de shortlist van de Libris zou worden genomineerd.

In de twee voorjaarsklassiekers van de Schone Letteren zitten we stilaan in de beslissende fase van de koers. De eerste kopgroep werd over de wedstrijdradio meegedeeld door juryvoorzitter Guy Mortier. Ik had net een banaan gegeten en voelde mijn pedalen niet, vooral toen de tweede van de vijf alfabetisch gerangschikte namen Thomas Rosenboom was. Ik keek om me heen op de rest van de longlist: een nominatie zou mijn deel worden.

Ooit heb ik in een vlaag van onbezonnen vrolijkheid de juryvoorzitter bestempeld als de ‘zotte opa’ van Humo, en nog wel meer onaardigs – iets wat ik nu, hand op het hart, nooit meer zou doen.

Toen hij de derde naam uitsprak, die de mijne moest zijn, leek hij zich daadwerkelijk tot mij te richten, en niet tot de schrijver die hij nomineerde: Tom Lanoye. Ik heb getwijfeld, maar kan uiteindelijk niet geloven dat de juryvoorzitter de volgorde van het alfabet kwijt was.

Even vilein had de jury het na afloop over een zesde naam, die er eigenlijk bij hoorde maar die vanwege de regels (vijf namen op de shortlist) toch was afgevoerd. Ze hadden flink gediscussieerd. Maar welke ‘darling’ zij met pijn in het hart hadden gedood, zouden we niet van hen te weten komen. Een doekje voor het bloeden voor de overige longlistauteurs? Misschien komen we over twintig jaar, in een interviewreeks op Canvas, meer te weten.

Echte flandriens herken je aan hun ongeëvenaarde eerzucht. Roger De Vlaeminck gaf grif toe dat zijn overwinningen pas echt smaakten als Eddy Merckx tweede was geworden. Toen Eddy Planckaert op de piste van Roubaix eens van De Vlaeminck won in een spurtje om de vijfde plaats, leverde hem dat een foto op die hem zo te horen liever was dan een van zijn semiklassieke overwinningen.

Wie weet zouden zijn kleinkinderen ooit de foto vinden en denken dat hij Parijs-Roubaix had gewonnen door De Vlaeminck te verslaan!

Wachten. Evenals in de grote koersen moet je bij literaire prijzen kunnen wachten. Afwachten. Sinds negen uur vanmorgen rijdt een cameraploeg van Nova door de Lage Landen, op zoek naar de Libris Prijsgenomineerden, aan wie zij het goede nieuws mogen melden. Elke auto in de straat heb ik gezien. Wil ergens om twee uur vanmiddag, God verhoede, een ploeg van Man bijt hond aanbellen, dan begrijpt u het tragische voorval waarmee het avondjournaal van 22 maart openen zal.

Freddy Maertens, als pr-man verbonden aan het ‘belevingsmuseum’ Centrum Ronde van Vlaanderen, heeft nooit de Ronde gewonnen. Ruiterlijk gaf hij in De flandriens toe nu en dan in de verleiding te komen zijn naam op een kassei te schrijven en bij de andere winnaars in de inkomhal te leggen. Wie, vroeg hij Michel Wuyts, wie zou het merken? Wie zou ervan opkijken of eraan twijfelen?

De mooiste bekroning van een literaire loopbaan: dat na dertig jaar niemand eraan twijfelt dat je ooit in de grote prijzen bent gevallen.

Peter Terrin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content