Mijn hobby is ontworteld raken (Benno Barnard)

Benno Barnard houdt van de beladen term ‘ontwortelde kosmopoliet’ en legt uit waarom.

Polemiseren doe je het beste in de provincie. In een Antwerpse lijstenwinkel botste ik op Paul Goossens, die mij vriendelijk groette. We wisselden enige woorden, in een merkwaardige sfeer, die als het ware elektrisch gloeide door de herinnering aan de polemieken over de islam die hij en ik nog niet zo lang geleden in een landelijke krant naar elkaars hoofd hadden geslingerd. Nu ik weer terug ben in mijn heuvels, realiseer ik me dat je bij een lijfelijke confrontatie met iemand aan heel andere sociale regels bent gebonden dan bij een schriftelijke – en ik begrijp opeens hoe onvrij ik zou zijn als ik nog in Antwerpen woonde.

Maar aan deze gedachte ontsproten andere, over de verhouding tussen de stedelijke en de landelijke wereld, over mijn enigszins potsierlijke heimwee naar een erf, een goed dat je over de generaties heen geërfd hebt en tijdelijk mag beheren. En over tuinen en het genot van een uitzicht. Kortom, het was van een behaaglijke sentimentaliteit allemaal.

Ik heb mijn kinderjaren in een rustieke idylle doorgebracht; tegelijkertijd was de cultuur van mijn ouders – zelf stadsmensen – urbaan. Dat uitte zich niet alleen in vijfduizend boeken, smaakvol meubilair, kunstwerken, de tortuur van de pianoles en een abonnement op de beste krant van het land, maar ook in hun geamuseerde verbazing over de Saksische woorden die ik door mijn taal mengde. Bovendien overschreden we ’s zomers de landsgrenzen, in die tijd nog welhaast extravagant – en mijn ouders ontvingen regelmatig buitenlandse gasten, wonderlijke levensvormen, die talen en exotische snoepjes meebrachten. Ik ben gekweekt uit tegenstellingen, een dorpsjongen tegen een achtergrond van internationalisme, een provinciaal voorbestemd om een lichtjes ontwortelde kosmopoliet te worden. Daar komt mijn belangstelling voor de tegenstelling tussen het dorp en de stad dus vandaan.

Maar die belangstelling zadelt me met veel onbeantwoordbare vragen op. Bijvoorbeeld deze: hoe moet ik de onverschilligheid van de autochtonen in mijn dorp jegens het omringende landschap interpreteren? Of deze, nog aanzienlijk dramatischer: zou het succes van rechts-autocratische bewegingen in de voorbije honderd jaar niet mede het gevolg zijn geweest van de omstandigheid dat de geschiedenis sinds de industriële revolutie te snel is gegaan; dat veel mensen hun atavistische boersheid niet hebben weten te verzoenen met stedelijkheid en moderniteit?

Toen dacht ik aan het boek dat al tweeduizend jaar op mijn tafel ligt. Het begint in de Hof van Eden, een tuin dus. Het slot is gesitueerd in het Nieuwe Jeruzalem, een utopische stad. Er bestaat met andere woorden een oude notie in onze cultuur dat het platteland zich dient te ontwikkelen – of zich fataal ontwikkelt – tot stedelijkheid. Dat klopt natuurlijk wel met de moderne demografische werkelijkheid, al is het imaginaire Jeruzalem uit het boek der Openbaringen heel wat romantischer.

Ondertussen is er een reëel bestaand Jeruzalem, de ‘stad van de vrede’ (salem is hetzelfde woord als sjaloom). Voorwaar een heel geschikte naam voor de belangrijkste historische stad op die kruithoop. Zou de fantasie van Johannes – nooit meer oorlog! – zich misschien met de etymologie hebben gevoed?

Als de irritaties in mijn dorp tussen autochtonen en inwijkelingen ook een religieuze en ideologische component kenden, vloeide er ongetwijfeld bloed. Misschien kun je die redenering in omgekeerde zin ook op de omgeving van Jeruzalem toepassen. Zou daar onder de religieus-politieke onverzoenlijkheid niet ook een soort mentaliteitsconflict woeden? Zou die kanker niet mede ongeneeslijk zijn doordat een urbane cultuur er botst op tribale gewoonten en het hoeden van geiten?

Intussen was ‘ontwortelde kosmopoliet’ een van de standaardscheldwoorden voor Jood uit de Assimilcursus Nazi-Duits, dus ik moet uitkijken. Maar toch houd ik van die term, als eretitel welteverstaan. Maar om te kunnen ontwortelen moet je eerst wortels hebben. In het algemeen denk ik dat een zeker provincialisme heilzaam is voor mensen; en ik hoop dat mijn kinderen op hun achttiende enthousiast naar de stad zullen graviteren – want op die leeftijd is de stad als vanzelf een utopie – om aldaar ter bevestiging van mijn theorie een beetje te ontwortelen. (Als ik een tekening van Zak was, zou ik zeggen: ‘Mijn hobby is ontworteld raken.’)

Zelf belandde ik vanuit mijn Saksische dorp in Brussel. Dat was een stugge hospita voor een jongeman die Balzac had gelezen, maar nauwelijks Frans kende. Dankzij Brussel ben ik gaan houden van ingewikkelde steden als Lemberg, Bialystok, Czernowitz, die velerlei heersers en bevolkingsgroepen hebben gekend. Ja, dat zijn mijn favoriete steden, waarvan er door de twintigste eeuw nogal wat zijn achtergelaten in Midden-Europa, gestript van hun taltaligheid door de genocide op de Joden en de stalinistische volksverplaatsingen, zodat ze nogal wat vergen van de verbeeldingskracht, want hun utopie ligt in een verleden dat even ontoegankelijk is geworden als de paradijstuin. Er heerste nu eenmaal geen vrede in deze Jeruzalems.

Helaas – en schandalig genoeg – denkt de ontwortelde kosmopoliet in mij nu aan de oude waarheid over het eeuwenlange bloedvergieten in Italië en de eeuwenlange vrede in Zwitserland, namelijk dat de ene omstandigheid de renaissance heeft opgeleverd en de andere het bankgeheim.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content